De Amerikaanse landbouwpolitiek H 136 ZEEÜWSCH LANDBOUWBLAD VERKORT VERSLAG VAN DE REDE, DIE Ir D. S. TUYNMAN HIELD OP DE ALGEMÉNE VERGA DERING VAN DE NOORD-BRABANTSCHE MAATSCHAPPIJ VAN LANDBOUW. ET kan niet ontkend worden, dat de Amerikaanse landbouwpolitiek, in het bijzonder de laat ste maanden, niet alleen in ons land, maar in feite in de gehele wereld sterk de aandacht heeft getrokken. Deze belangstelling is volkomen terecht, omdat twee aspecten van de Amerikaanse landbouw politiek ook voor ons land van grote betekenis zijn. Eén van de grondslagen van de Amerikaanse landbouwpolitiek is om de prijzen op een voor de boeren redelijk niveau te houden. In principe be tekent dit dus, dat hierdoor voor marktbederf gewaakt wordt. Dit steunprijsbeleid heeft er, jammer genoeg, mede toe geleid, dat er in Amerika enorme voor raden liggen opgeslagen, welke niet langs de normale handelskanalen bestemming kunnen vinden. Als Nederlandse boeren mogen wij er dankbaar voor zijn, dat het de Nederlandse Minister van Landbouw is geweest, die op hartstochtelijke wijze gepleit heeft voor een overleg op wereldniveau. Inderdaad is het zó, dat het hier in feite niet meer om een Amerikaanse, maar om een wereld vraagstuk gaat, waarbij eigenlijk alle agrarische exportlanden betrokken zijn. Zouden de Ameri kaanse voorraden op de wereldmarkt losgelaten worden, dan zou spoedig blijken, dat wij in een positie zouden verkeren, die niet zoveel verschil zal maken met de toestand, zoals die bestond aan de vooravond van de fatale crisis der dertiger jaren. Een daling in de landbouwprijzen aldus Minister Mansholt in Rome zou niet alleen de rede lijke levensstandaard voor de landbouwers, waar naar wij streven, in gevaar brengen, maar die daling zou ook e,atastrophale gevolgen kunnen hebben voor de wereld. BOERENSTAND HEEFT GROTE INVLOED. Het is opvallend, dat niettegenstaande het feit, dat de Amerikaanse landbouwbevolking slechts 16 uit maakt van de totale bevolking, de landbouw in dit land met het grootste industriële potentieel ter wereld, een zeer vooraanstaande plaats inneemt. Dit is niet alleen een direct gevolg van de economische positie van de Amerikaanse landbouw. Amerika is een betrekkelijk jong land, dat in een kort tijdsbestek tot een bijna ongelooflijk economische ontplooiing is gekomen. In 1850 telde de bevolking 23.000.000 zielen. In 1900 telde de bevolking 75.000.000 ?ielen. In 1950 telde de bevolking 150.000.000 zielen. In 1900 leefden op een totaal van 75.000.000 zielen 52.000.000 of 70 op het platteland. In 1910 35 In 1930 25 In 1951 15 Deze enorme verschuiving van landbouw naar in dustrie en andere bedrijfstakken heeft evenwel de belangstelling van de gemiddelde Amerikaan voor zijn landbouw, betrekkelijk weinig beroerd. Vele Amerikanen ook hebben in hun binnenste een onbestemd verlangen naar het leven en werken in de landbouw. Via en vanuit de landbouw is Amerika geïndustria liseerd, de landbouw maakte de aanleg van de ..spoor wegen mogelijk en daarmede de ontsluiting van grote delen van het land voor niet agrarische doeleinden. In zoverre is de ontwikkeling van Amerika tegen gesteld geweest aan die in ons land. In ons land heeft de boer zich na moeizame en vaak verbeten strijd aan de greep van en de miskenning door andere volksgroepen weten te ontworstelen, in Amerika nam hij reeds direct een sterke positie in. In politiek opzicht neemt de boer een sterke positie in. Tot op zekere hoogte is dit een gevolg van de om standigheid, dat elk van de 48 Amerikaanse staten 2 Senatoren afvaardigen. In de typische landbouwstaten zijn dit doorgaans mannen, die de landbouw zeer welgezind zijn. Verspeelt de Regering de gunst der boeren, dan is het zeer waarschijnlijk, dat dit tot het eind van het Republikeinse bewind zal leiden. Het feit, dat het Landbouwbloc in Senaat en Huis van Afgevaardigden aanzienlijk sterker is dan met de numerieke sterkte van de boerenstand overeenkomt, heeft dan ook vérstrekkende gevolgen gehad voor de positie van de boer. Hierdoor is de levensstandaard van de Amerikaanse landbouw tot dusverre niet alleen gunstig geweest, maar bovendien heeft de Amerikaanse regering een enorm groot apparaat opgebouwd dat tot taak heeft om de boer op practisch alle denkbare wijzen ter zijde te staan. MAATREGELEN OM TEKORTEN OP TE KUNNEN VANGEN. Hoe vreemd het ook moge klinkenreeds nu nemen de Ver. Staten maatregelen om een tekort aan levensmiddelen te voorkonden. De huidige productie in de Ver. Staten, welke zo'n enorm overschot aan landbouwproducten heeft opge leverd, zal volgens de Amerikanen bij de huidige groei van het Amerikaanse volk over 20—25 jaar gemak kelijk door het land zelf kunnen worden opgenomen. Men beschouwt de huidige .moeilijkheden met de overschotten dan ook als van voorbijgaande aard. Spreker is de mening toegedaan, dat het productie potentieel van de Amerikaanse landbouw aanzienlijk groter is dan men naar de huidige productie wel ge neigd is af te leiden. Door ingebruikneming van meer productieve rassen en door betere cul'tuurmaatrege- len, zal men ongetwijfeld de productie per ha nog verder kunnen opvoeren. De gemiddelde ha-productie van het bouwland, welke in 1950 reeds 25 boven de productie van 1935—1939 lag, hoopt men omstreeks 1970 nogmaals met 25 te hebben verhoogd. Ook de veeteeltpro ductie, welke momenteel 15 boven de vóóroorlogse ligt, denkt men omstreeks 1970 nogmaals met 15 verhoogd te hebben. 1940 1950 Paarden en muilezels 14.500.000 6.300.000 Combines 225.000 890.000 Melkmachines 210.000 690.000 Aantal paarden na 1945 37 Aantal trekkers na 1945 50 Aantal manuren 17 Kunstmest 230 Bestrijdingsmiddelen -f 260 Electr. stroom 750 Hybride mais 660 Nergens ter wereld wordt een dergelijk hoogwaar dig levensmiddelenpakket geconsumeerd als in de Ver. Staten, ook het totale boereninkomen is nog al tijd enorm hoog. In 1952 bedroeg dit 14.200.000.000, of 9.800.000.000,meer dan in 1940, De koopkracht van dit inkomen was uiteraard aan zienlijk lager; omgerekend op de koopkracht van 1935/1939 was het inkomen in 1952 slechts 6.450.000.000,— of nog geen 10 hoger dan in 1940. Terloops merk ik op, dat het inkomen in 1953 lager geschat wordt, n.l. op 12.5 millioen. Deze koopkracht speelt echter een zeer belangrijke rol bij de ten uitvoerlegging van de Ver. Staten-poli- tiek. Het huidige stelsel vindt zijn oorsprong in de crisis jaren, waaronder de Amerikaanse boeren bijna even zwaar geleden hebben als onze boeren. In 1938 n.l. werd de Commodity Credit Corporation opgericht de C.C.C. een orgaan, dat nog heden een belangrijke rol speelt bij de realisering van de landbouwpolitiek. Bij dit in. en verkoopbureau kan de Amerikaanse boer, indien de marktprijzen beneden de garantieprij zen liggen, zijn producten belenen, terwijl meer ver derfelijke producten direct aan dit bureau kunnen worden verkocht. Vooral tijdens de oorlog is aan dit stelsel een grote uitbreiding gegeven. Na de oorlog had men aan de C. C. C. zeer in het bijzonder de taak van buffer toegedacht, bij over schakeling van oorlogs- naar vredes-economie, maar door de enorme vraag uit het door de oorlog getrof fen Europa, kwam de noodzakelijkheid van dit buf fersysteem weinig sprekend naar voren. Op het moment, dat de eerste verschijnselen in deze richting zich voordeden, brak het Koreanse conflict uit, waar door de behoefte aan dit stelsel wederom met enige jaren werd verschoven. Men kan zich afvragen of de regering niet zal streven om van dit stelsel af te komen. Hier nu komen de politieke omstandigheden om de hoek kijken. De huidige republikeinse regering heeft van de democratische regering Truman een erfenis meegekregen, waarmede ze, politiek gezien, niet voor uit of achteruit kan. De Republikeinen zien zeer wel in, dat zij door een inkrimping van het huidige steunstelsel de boeren tegen zich in het harnas zullen jagen, hetgeen bij de eerstvolgende verkiezingen wel eens een democrati sche overwinning zou kunnen betekenen. HOE WERKT HET PROGRAMMA Uitgangspunten voor dit programma zijn de vol gende overwegingen. Er is een ingrijpend verschil tussen de omstandig heden, waaronder de landbouw en de industrie moe ten produceren, waardoor speciale steunmaatregelen te rechtvaardigen zijn. De steunmaatregelen zijn niet alleen gericht op de belangen van de boeren, maar evenzeer op die van de andere bevolkingsgroepen, vooral omdat deze een geweldige afzet in de landbouw hebben. Dit blijkt wel uit de volgende gegevens: De landbouw verbruikt per jaar: 7.000.000 ton staal in de vorm* van eindproducten (dat is meer dan nodig is voor de gehele Amerikaan se automobielproductie; 50 millioen ton chemicaliën (5X 1935); 62.500.000 ton ruwe olie (dat is meer dan welke Amerikaanse industrie ook verbruikt!); 150.000 ton ruwe rubber (genoeg om 6.000.000 auto's van banden te voorzien); 15 milliard Kwh stroom (voldoende om 4 wereld steden van stroom te voorzien). Bij de steunmaatregelen voor de boer is behoud van koopkracht van de boer uitgangspunt geweest. Men spreekt in Amerika over de parity, pariteit. In dit woord zit het begrip gelijkheid, in dit verband gelijkheid van koopkracht. In grote lijnen komt het hier op neer, dat men streeft naar het behoud van de koopkracht van een bepaald product. Men heeft hier uiteraard een vergelijkingsbasis voor nodig en hiervoor heeft men, althans voor het nu nog in hoofdzaak gevolgde stelsel de laatste nor male periode in de Amerikaanse economische ge schiedenis voor gekozen, nl. 19101914. Dé betekenis van deze prijs is nu, dat deze toege past op een bepaald product, voor dit product een zodanige koopkracht moet opleveren, dat deze gelijk is aan de koopkracht in dë gekozen basisperiode. Nu is men bij de practische toepassing uiteraard niet zover gegaan, dat men de boeren nu maar voor elk denkbaar product de volle 100 pariteit heeft gegarandeerd. Men kent drie groepen. A) Producten, die men als basis-producten heeft aangemerkt en waarvoor momenteel de steun prijzen in elk geval op 90 van de pariteit lig gen: maïs, tarwe, grondnoten, katoen en tabak. B) Producten, waarvoor in elk geval meer dan 60 maar maximaal 90 van parity moet worden toegekend: wol, honig, tundnotcn, melk- cn botervet (75 C) Alle andere producten waarvoor de staatssecre taris het nodig acht steunprijzen vast te stellen, b.v. rogge, gerst en haver 85 lijnzaad 70 enz. De wijze, waarop deze steunprijzen worden geëffec tueerd, is als volgt. Op houdbare producten die de boer zelf of door anderen goed kan laten opslaan, kan de boer een lening aangaan tot het vastgestelde percentage van de pariteitsprijs. Niet houdbare pro ducten, zoals zuivelproducten en eieren kan hij direct aan de C. C. C. verkopen. Als voorbeeld kiezen we de tarwe. De pariteitsprijs van tarwe bedraagt 8 2,45 per bushel (27,2 kg) (ƒ34,25). 90 daarvan is dus 8 2,21. Wanneer dus de prijs op de vrije markt be neden deze 8 2,21 (ƒ30,80) gaat dalen, dan begint het zo langzamerhand aantrekkelijk voor een boer te worden om zijn tarwe bij de regering te belenen. In de practijk zal hij in het algemeen nog enigszins be neden genoemde effectieve garantieprijs tot belening besluiten, omdat hij voor deze lening rente moet be talen en als hij zelf niet over geschikte opslagmoge lijkheden beschikt nog huur van elevator of silo. In de na-oorlogse tijden met grote tekorten was dat niet zo'n enorm probleem, maar nu langzamer hand de landen zich zelf beter kunnen gaan voor zien en bovendien ook andere landen als exporteur van betekenis gaan optreden, weet Amerika niet goed hoe het zijn voorraden kwijt moet. DE OPLOSSING LIGT NIET VOOR DE HAND. Dit is niet eenvoudig, omdat volgens de huidige landbouwwet de C. C. C. slechts mag verkopen tegen de garantieprijs 5 Nu zijn er wel enige mid delen, die de Regering in staat stellen de productie te beperken. Indien n.l. de normale voorraad van een product met een zeker percentage overschreden wordt of ge.durende een bepaalde periode op vrije marktprijs beneden een zeker niveau heeft gelegen, dan kan de Regering in de eerste plaats het Congres voorstelen het areaal in te krimpen. Zij heeft dit vorig jaar gedaan. Het tarwe-areaal was 31.000.000 ha. De Regering stelde voor dit tot 22.000.000 in te krimpen. Het Congres besloot tot 25.000.000 ha. Maar nu moesten de boeren er nog over stemmen of zij die inkrimping wilden of niet. Het is bekend, dat 87 van de boeren zich vóór inkrimping uitsprak. Nu ging dat niet zo van harte als men wellicht zou ver moeden, omdat bij verwerping van de inkrimping de garantieprijs in plaats van op 90 op 50 van de basisprijs zou komen te liggen. Of deze inkrimping een oplossing is, is zeer de vraag omdat voor die tarwe wel andere granen in de plaats zullen komen. Op iets andere wijze is het maïs-areaal beperkt, maar het staat wel vast, dat daarvoor een goed deel soyabonen in de plaats zullen komen. Door het a.h.w. handhaven van een binnenlandse prijs die in feite van betekenis boven de z.g. wereld marktprijs ligt, is er een opeenhoping ontstaan waar geen afzet voor is te vinden. Overschot tarwe: ca. 20.000.000 ton, hiervan heeft alleen de C.C.C. 12.620.000 ton onder zijn berusting! Maïs: 23.000.000 ton. Boter: 135.000 ton. Kaas: 122.000 ton. Condenzpoeder: 190.000 ton. Het verlies op voorraden van de C. C. C. bedroeg in het jaar 1 Juli 1952—1 Juli 1953 ca. 232.300.000,—; (Zie verder pag. 137 le kolom onderaan.)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1954 | | pagina 4