Bedrijfseconomie
Stemmen uit de praktijk
TUINBOUW
de kosten van grond- en hulpstoffen.
in de kleine fruitsector is nog
veel te verbeteren.
behoefte aan gezond plantmatekiaal.
behandel de vruchten met zachtheid.
veilingen let of uw zaak.
de consument eet graag lekker.
BOERDERIJBRANDEN
IN 1953
20.000 schade per dag
(X.)
ZEE UWSCH LANDBOUWBLAD 143
(Vervolg.)
Aan het slot der 9e schets hebben we geschreven
dat we ditmaal eens enkele opmerkingen zouden
maken over het speculatieve element en enkele
andere aspecten der voorraadvorming.
Laten we daarbij als voorbeeld eens uitgaan van
een fruitkweker die een hoeveelheid Koper Bayer
opslaat of tegen latere levertijd koopt.
De motieven hiertoe kunnen tweeledig zijn.
Onze fruitkweker kan van mening zijn, dat de
prijzen van dit artikel momenteel zodanig zijn, dat
vermoedelijk een prijsstijging te wachten staat.
Hij is overtuigd, dat de fruitpositie zodanig is dat
een lage kostprijs van zijn fruit een levensbelang
voor zijn onderneming is en op grond van deze
overweging koopt hij een flinke voorraad in. Laten
we aannemen voldoende voor twee jaren. (Over
een eventuele foutieve gedachtegang t.a.v. de toe
komstige kostprijs wil ik nu niet spreken.) Onze
fruitkweker heeft geen andere bedoeling dan de
voorziening van de behoeften van zijn productie
proces zo economisch mogelijk te dekken. Hij
overweegt dat de kosten van zijn grotere techni
sche voorraad, b.v. opslag- en rentekosten, meer
dan goedgemaakt zullen worden door de uitscha
keling van het risico van prijsstijging. Stijgt de
prijs dan is de transactie voordelig, daalt de prijs
dan is ze nadelig.
Ónze fruitkweker denkt hierbij alleen aan de
goede gang van zaken in zijn productieproces.
Het is echter ook zeer goed mogelijk dat geheel
andere overwegingen een rol spelen. De man kan
zeer wel van mening zijn, dat tengevolge van be
paalde oorzaken, de prijs der Koper Bayer bijzon
der laag is, en naar hij meent, vermoedelijk weer
wel stijgen zal. Hij koopt nu een flinke partij, met
het doel deze als de prijs inderdaad aantrekt met
winst te verkopen. Met de goede gang van zaken
in zijn productieproces heeft dit niets te maken.
Onze fruitkweker is nu grondstoffenspeeulant.
We keren nu terug naar ons eerste voorbeeld
en willen eens nagaan welke consequenties het
houden van een voorraad, zonder speculatief doel,
voor de kostprijs heeft.
We hebben reeds opgemerkt dat het houden van
voorraden geld kost (opslagkosten, rente).
Dit feit zal bij de ondernemers de tendenz in het
leven roepen hun voorraden zo klein mogelijk te
houden.
Voorzover dus voorraadvorming plaats heeft,
gebeurt dit met het motief, dat de kosten van het
houden van voorraden tenminste worden goedge
maakt door de voordelen.
De voornaamste van de voordelen zijn:
a. uitschakeling van het risico van prijsstijging;
b. regelmatige voorziening in de bedrijfsbehoefte.
Het onder a. genoemde voordeel wordt wel eens
omschreven met „uitschakeling van het prijs-
risico".
Dit is op z'n hoogst een halve waarheid, daar
voorraad-vorming juist weer risico van prijsdaling
in zich sluit.
De producent zal er steeds naar streven zijn
prijsrisico's zo klein mogelijk te doen zijn. Vol
ledige uitschakeling is practisch onmogelijk. Om
dit te bereiken zou de economische voorraad door
lopend nihil moeten zijn. (Zie voor het begrip eco
nomische voorraad schets IX; Landbouwblad
30/V54.)
Uitschakeling van dit prijsrisico noopt er dus toe
de voorraden zo klein mogelijk te houden. Het
onder b. hierboven genoemde punt der regelmatige
voorziening in de bedrijfsbehoefte vormt hier de
benedengrens.
Deze voorraad wordt in de bedrijfseconomische
literatuur veelal aangeduid als de ..ijzeren voor
raad". Aan de vele vraagstukken, die met betrek
king tot deze ijzeren voorraad kunnen rijzen, gaan
we in deze schets stilzwijgend voorbij.
Mogelijk dat we later bij het onderwerp Winst
bepaling hierop wel eens terug komen.
Het prijsrisico is voor de ondernemer een voort
durend gevaar. Gunstige gelijktijdige prijsverschil
len bij in- en verkoop kunnen door volgtijdelijko
prijswijzigingen in een verlies worden omgezet.
De vaktermen van deze zin vragen enige toe
lichting.
Een onderneming heeft een voorraad van 100 ton
grondstof. Prijs bij aankoop 100,-- per ton. Mo
mentele prijs 110,per ton. Het voordelig prijs-
verschihop deze voorraad is dus 100 X ƒ10.
1000,Dit is het gelijktijdige prijsverschil.
Deze voorraad wordt voor 20 (/c direct aange
wend in het productieproces, de overige 80
later. Daar het met deze 20 te vervaardigen pro
duct ook reeds verkocht is, is de winst op deze 20
ton grondstoffen ook verzekerd en bedraagt dus
200,
Nu daalt echter de grondstoffenprijs gedurende
de periode dat de overige 80 ton in het productie
proces verdwijnen tot gemiddeld 95,— per ton.
Dit betekent nadeel van 80 X 5,400,
Dit is de volgtijdelijke prijswijziging. Het totale
nadeel der prijswijzigingen van de voorraad is dus
400 200 200.
Nu wij over de verschillende zacht-fruitsoorten
een korte beschouwing hebben gegeven is het mis
schien, alvorens wij hiervan afstappen, toch nog
goed een algemene conclusie te trekken.
Wij menen te moeten vaststellen, dat al het
klein-fruit, zelfs de kers en de pruim thuis horen
in het intensieve kleine of goed geleide middel
matige bedrijf. Brengt men het over naar grote
fruitteeltbedrijven of landbouwbedrijven, dan gaat
het meestal mis. Men voelt daar alleen wat voor
het telen van zacht fruit wanneer er meer mee
valt te verdienen. Elke teler kweekt tenslotte om
te kunnen bestaan, maar een beroeps-klein-fruit-
teler denkt niet allereerst aan meer geld maar buit
al zijn vakkennis en de omstandigheden uit om
een prima oogst van uitmuntende kwaliteit aan
de markt te brengen en is er dan van verzekerd,
dat het dubbel meer geld opbrengt, uitzonderingen
daargelaten. Dit is het grote verschil tussen een
gelegenheidsteler en de doorgewinterde vakman.
Men moet we] over een enorm organisatiever
mogen en veelzijdige vakkennis beschikken wil
men als grote fruitteler met succés de klein-fruit-
teelt beoefenen.
Als wij dan aannemen, dat het kleinfruit thuis
hoort in het intensieve bedrijf, liefst met veel eigen
arbeidskrachten, welke taak ligt er dan voor hen?
Zoals we reeds meermalen betoogd hebben; in de
eerste plaats zorge men voor kwaliteits-verbete-
ring en ziekte-vrij plantmateriaal. We moeten bij
het laatste beginnen en dit is de grootste moeilijk
heid in de klein-fruitteelt sector.
Ziekte-vrije planten. Hebben we die niet dan zal
onze hoge arbeids-investering niet beloond worden.
Misschien is hier door samenwerking veel te be
reiken, al kost die ons wat geld. Zonder gezonde
planten komen we nooit aan kwaliteitsverbetering.
Gezonde rassen die zich aanpassen aan de con
sumptie-vraag. Want het publiek moet ons product
eten en het moet naar meer smaken. Zo komen
we bij de consumptie-problemen, die wij meer
malen hebben aangestipt.
Het lijkt ons goed hier nog eens de aandacht op
te vestigen. Want de aanbieding aan de consument
begint reeds bij de pluk. Zelfs nog wel vroeger,
omdat b.v. fraitibozen met wormpjes niet smake
lijk worden door ze in een mooi doosje te doen.
Laten we echter aannemen, dat de vruchten van
prima kwaliteit zijn, dan begint toch de aanbieding
aan de consument bij de pluk. Die pluk juist laat
bij sommigen heel wat te wensen over. Iedereen
wordt er op losgelaten in de pluktijd. Schoolkinde
ren van de lagere school tot studenten van één of
andere universiteit. Vacantiegangers, die eerst nog
wat willen verdienen om dan verder te reizen enz.
Kortom allemaal aardige jongens en meisjes maar
geen vakmensen. Het gaat bij hen zuiver om de
dubbeltjes. Dit komt het met zorg gekweekte pro
duct niet ten goede. Het verschil op de veiling van
een product, dat aan de struik of plant, hetzelfde
aanzien had, is dan ook hemelsbreed. Weer een be
wijs te meer, dat de teelt het meest rendabel zal
zijn voor hen, die hun oogst niet alleen goed kwe
ken maar ook goed kunnen oogsten.
Wordt er dan al veel met de pluk aan schoon
heid en aantrekkelijkheid geschonden, toch is dit
niet het enige. Als men ziet in welk materiaal die
tere producten soms terecht komen, dan is het
geen wonder dat het publiek vies wordt. Veel te
weinig wordt er rekening gehouden met de ge
wijzigde levensomstandigheden. Al onze slagers-
en kruidenierswinkels zijn keurig schoon en zinde
lijk. Alles is bijna verpakt en afgesloten. Moet dit
met onze aardbeien, kersen, frambozen, bessen en
bramen ook niet zo zijn? Een vuile gore chip
(misschien wel overwinterd) of een mandje ker
sen waar de overgebleven restanten van de bessen
van het vorig jaar nog aanzitten, is geen étalage
materiaal. Nog minder aantrekkelijk voor de win-
Elke afwijking tussen de uitgaafprijs en de ver-
vangingsprijs doet dus verschillen ontstaan en elk
ongunstig verschil betekent een verlies indien
men de kostprijs bepalen wil op basis van de ver-
vangingsprijs.
In de practijk van het grote zakenleven worden
de bovengeschetste prijsrisico's veelvuldig uitge
schakeld door het afsluiten van termijnaffaires.
Daar deze in de agrarische sector niet zulk een
betekenende rol spelen, zien we van de behandeling
hiervan af.
M.
kelende dames die gewoon zijn aan een keurige
bediening.
De winkelier kan hard fruit nog herscholen
maar met zacht fruit gaat dit niet; het moet zo
in de etalage zoals de teler het aflevert. Vandaar
dat het hard nodig is, dat wij het fustvraagstuk
bezien. Het publiek vraagt geen grote kwantums,
maar kleine hoeveelheden, die er aantrekkelijk uit
zien en een sieraad voor de keurig gedekte tafels.
Als wij voor onze fijne kwaliteit zacht fruit betaald
willen worden, moeten wij ze via de handel aanbie
den in gevraagde hoeveelheden en verpakking. Zo
als in de groente-sector de kool, rapen en peen op
de achtergrond raken, zo is het ook in de fruit
sector. Men wil geen slik-aardbeien, wormpjes
frambozen, beschimmelde kersen of bramen die
meer op jam lijken dan op een afzonderlijk product.
Of we willen of niet, we zullen naar een betere
verpakking toe moeten. De veilingsklok zal het
ons wel vertellen. En laat ons niet ongerust zijn
dat er nog niet genoeg over zal blijven voor de jam
enz. Aan ondereinden hebben we meestal geen ge
brek. Maar laat ons eerst proberen zoveel moge
lijk af te romen zodat we binnen zijn; de rest
is dan nog toegift.
Om dit doel na te streven zal de teler, zijn eigen
afzetorgaan n.l. de veiling en de handel moeten
samenwerken om alzo de consument in zijn eigen
land en daarbuiten een product aan te bieden dat
alle concurrentie aan kan. Hier ligt nog een grote
taak die snel dient te worden aangepakt, omdat we
nu eenmaal snel leven en onze concurrent zeker
niet stil zit. Ook hier is de eerste klap een daalder
waard. We gaan er nu van afstappen want vele
mogelijkheden zouden hier nog naar voren kun
nen worden gebracht. Misschien dat deze eenvou
dige stukjes over de klein fruit-cultuur ons eens
aan het nadenken brengen en het geschrevene aan
critiek onderwerpen. Mogelijk dat er dan nog iets
goeds uit voortkomt. Door gedachtenwisseling en
critiek komt men soms tot verheldering. De klein-
fruitsector is van te groot belang om ze te ver
waarlozen. In de landbouw is alles er op ingesteld
om te mechaniseren en alzo de kostprijs te ver
lagen. In het kleinfruit liggen nog toekomst
mogelijkheden om meer luxe kwaliteit te telen
waarvoor betaald kan worden.
Luxe fruit kan evengoed betaald worden als het
fijnste banket in de eerste klas zaken. Maar dan
moeten wij zorgen dat er ook materiaal is, dat in
die stand thuishoort. Ook dienen wij er voor te
zorgen, dat de gewone Nederlander een fatsoen
lijke aardbei, bes, kers of braam kan eten voor een
redelijke prijs. Laten we beginnen met de binnen
landse consument als vaste afnemer te krijgen
voor een product waar men niet vies van is. Het
kan veel Zeeuwen werk verschaffen en de ontvol
king van het platteland afremmen. Hier liggen
nog vele problemen die we niet verder aansnijden.
Voor ditmaal weer genoeg. Tot de volgende keer
JAAP UIT 't BOGERDJE.
Alleen reeds door brand heeft de landbouw in
1953 een schade geleden van meer dan 20.000 per
dag.
Als men immers de cijfers bij elkaar optelt, wel
ke ons elke maand worden verstrekt door het bu
reau Brandweerwezen van het ministerie van Bin
nenlandse Zaken, dan blijkt dat in 1953 229 boerde-
rijbranden zijn voorgekomen, waarbij de boerderij
totaal werd vernield of zwaar werd beschadigd. Bij
deze ruim 20.000 per dag zijn dus nog niet geteld
de gevallen van lichte branden, die uiteraard ook
schade hebben veroorzaakt. De totale schade van de
grote branden bedroeg in het afgelopen jaar bijna
7.500.000.
Een aanzienlijk gedeelte van deze branden had
waarschijnlijk voorkomen kunnen worden als de
bewoner van de boerderij meer oplettendheid had
betracht. Er zijn 32 branden ontstaan door spelen
met vuur; 20 door electrische leidingen, 26 door on
voorzichtigheid of onnadenkendheid; 19 door hooi-
of korenbroei en 25 door blikseminslag. Het ligt
voor de hand dat een gedeelte van deze 122 branden
voorkomen had kunnen worden door een grotere
oplettendheid of nauwkeurigheid.
Een 30-tal branden is ontstaan door verschillende
oorzaken, zoals het neerstorten van een vliegtuig,
brandstichting, overslaan van brand, en dergelijke.
In 77 gevallen is de oorzaak van de brand onbekend
gebleven.
In het afgelopen jaar zijn bij deze branden 149
stuks rundvee, 202 varkens, 4 paarden en 1027
stuks pluimvee omgekomen.