MOEILIJKHEDEN VOOR ONS PLATTELAND. 103 telers in een al te sterke prijsval tegemoet te komen. Bestuur. In de samenstelling van Hoofdbestuur en Dag. Bestuur kwam in het afgelopen jaar geen wijziging. Het Dag. Bestuur kwam 13 maal en het Hoofdbestuur tweemaal in vergadering bijeen. De Hoofdbestuursvergadering van 2 April was daarbij geheel gewijd aan de problemen rondom de waters nood. Voorts werd op 22 Juni te Fijnaart een vergadering in kring verband gehouden, waarbij de heer A. J. van Nieuwenhuijzen van Ooltgensplaat als voorzitter van de Landelijke Herstelcommissie het Wetsontwrp Watersnoodschade behandelde. Op 27 Januari werd een algemene ledenvergade ring te Breda gehouden met als sprekers de heren Mr Kuijlman, secretaris van het K.N.L.C. over „Landbouw en P.B.O." en de heer P. M. Sneep over „De landbouwcoöperaties in de Ver. Staten van Amerika". Op 30 Juni werd te Valkenswaard een algemene vergadering gehouden met als spreker Prof. Horring, Directeur van het L.E.I. over: „Bedrijfseconomisch onderzoek ten bate van de landbouw". Aan deze vergadering was een excur sie verbonden naar de Viskwekerijen van de Ned. Heide Mij, te Valkenswaard en een bezoek aan het landgoed van baron Van Tuyl van Serooskerke te Heeze. Naast de vele werkzaamheden i.v.m. de waters nood vroegen ook vele andere vraagstukken de aandacht, waarbij waar nodig het ingenomen stand punt ter kennis van het K.N.L.C. werd gebracht. In verschillende vergaderingen is van gedachten gewisseld over het in de toekomst te voeren land bouwbeleid, waarbij bezwaren naar voren kwamen tegen de door de Minister voorgestane wijziging van het beleid door verschuiving van de garantie per product naar die per bedrijf. Het is voor de landbouw niet mogelijk direct van het ene product op het andere over te schakelen. Deze omschakeling kost tijd en zal vaak met verliezen gepaard gaan. Meer dan tot nu toe zal de landbouw op langere termijn dienen te weten waar zij aan toe is, opdat de gehele bedrijfsvoering daarop tijdig kan worden ingesteld. Het streven naar bestaanszekerheid voor onze boeren en tuinders is wel een van de voornaamste doeleinden van onze landbouworga nisaties. Naast verschillende huishoudelijke punten wer den in het Hoofdbestuur o.a. behandeld het Wets ontwerp op de Watersnoodschade, de samenstelling van de rampschadecommissies, de vorming van een Prov. Raad voor de Landbouwvoorlichting, de areaalheffing van het consumptie-aardappelfonds, het pachtprijspeil. de te nemen maatregelen voor de roggetelers enz. Ook in het Dagelijks Bestuur kwamen uiteraard vele vraagstukken aan de orde, waarvan we o.a. noemen de vereenvoudiging van de loonadministra tie, de prijsbeheersing van landbouwgronden, de opheffing van de koppelingsregeling tarwe-voer- granen, de uitgifte van de Zuiderzeegronden, de rundertuberculosebestrijding, de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie voor de landbouw, fondsvorming voor de landbouw, de nieuwe kwekerswet enz. De beknopte vorm van dit verslag laat niet toe, op al deze vraagstukken nader in te gaan. In het landbouwblad werd regelmatig verslag uitgebracht van deze vergaderingen. Vermeld dient nog, dat onze ere-voorzitter de heer G. J. van Poppel, in het afgelopen jaar op 16 November j.l. de leeftijd van 90 jaar mocht berei ken. De heer Van Poppel heeft van 1901 tot 1916 het voorzitterschap van onze organisatie op zeer verdienstelijke wijze vervuld. Door overlijden ont viel ons op 6 Maart 1953 de heer P. Buijs te Ge monde, die vooral in Oost- en Midden-Brabant voor onze organisatie veel verdienstelijk werk heeft verricht. Op het terrein van de werkgeversbelangen had een wijziging plaats, wegens bedanken van de heer M. P. van Nieuwenhuijzen als voorzitter van de commissie werkgeversbelangen en vertegenwoor diger in de prov. sociale sectie en de afd. Werk geversbelangen van het K.N.L.C. In zijn plaats werd de heer G. N. de Lint te Willemstad benoemd. Deze commissie kwam verschillende malen in vergadering bijeen ter bespreking van de ontwerp- C.A.O.'s, de vereenvoudiging van de loonadmini stratie, de uitvoering van de W. en W.-wet, de werk- classificatie, de arbeidsvoorziening enz. Vooral de arbeidsvoorziening baarde na de ramp van 1 Februari vele zorgen met als gevolg loon- opdrijving tot vaak ver boven de in de C.A.O. gel dende lonen. Daarnaast bleef ook het probleem van de verhouding D.U.W.-lonen-landbouwlonen, waarbij de practijk leerde, dat de aantrekkings kracht van de D.U.W. voor vele landarbeiders groot is. Op de weg naar vereenvoudiging van de loon administratie is per 1 Januari j.l. een eerste stap gezet, die echter nog door verschillende verder gaande vereenvoudigingen zal moeten worden ge volgd. De afdelingen. Het aantal afdelingen zowel als het aantal leden bleef constant. De contributie regeling bleef ongewijzigd gehandhaafd op een contributie van 1,10 per ha. Het bezoek op de afdelingsvergaderingen was over 't algemeen wel bevredigend, hoewel dit in de ene afdeling veel beter is dan in de andere. Tijdig voorbereiden van een actueel en interessant winterprogramma is hierbij wel van groot belang. Ook in kringverband werden verschillende vergaderingen gehouden. De kring Oost-Brabant en Midden-Brabant behandelde o.a. de mogelijkheden van de grondverbetering door cultuurtechnische werken en de opstelling van het bouwplan, terwijl in de kring Westhoek vnl. de Wet op de Watersnoodschade in de diverse schade regelingen alsmede de arbeidsvoorziening onder werp van bespreking uitmaakten. Het Onderwijs. De landbouwhuishoudscholen te SprangCape 11e en Zevenbergen ondervinden een toenemende belangstelling. Ook het aantal leer lingen van de Chr. Lagere Landbouwschool te SprangCapelle nam toe. Niettemin zou toch nog in meerdere mate van deze voor het platteland zo belangrijke onderwijsinstellingen gebruik ge maakt kunnen worden. In samenwerking met an dere belanghebbende organisaties werd te Dussen een Chr. Lagere Tuinbouwschool opgericht. Met het onderwijs aan deze school, wier werkgebied het Land van Heusden en Altena, de Biesbosch en de Langstraat omvat, kon per 1 April 1952 worden begonnen. Na enige tijd lokaliteit te hebben ver kregen in het kasteel te Dussen, kon in November j.l. een eigen schoolgebouw worden betrokken. Ver wacht mag worden, dat deze school voor dit gebied in een behoefte zal blijken te voorzien. De verzekeringen. Voor de Onderlinge Hagel- verzekering was 1953 een gunstig jaar. Slechts bij een lid kwam hagelschade voor. De financiële po sitie van de Onderlinge kon hierdoor weer worden versterkt. De premies werden ongewijzigd ge handhaafd. Wat de verdere verzekeringen betreft kon even eens 'n toenemende belangstelling worden geconsta teerd voor de brand- en variaverzekeringen. De verzekering van roerende goederen tegen brand schade, ondergebracht bij de Meergelijkmatige On derlinge Brandwaarborg mij nam toe met een ver zekerde waarde van ƒ318.425; de verzekering van vaste goederen (voornamelijk boerderijen) tegen brandschade nam toe met een verzekerde waarde van 63.775. Voor de Onderlinge Verzekeringsmij voor Motor voertuigen, waarin Z. L. M. en N. B. M. L. samen werken, bracht de overstromingsramp grote moei lijkheden teweeg. De watersnoodschade aan bij de Onderlinge verzekerde auto's en tractoren ten be drage van ruim 130.000 in totaal, werd volledig voor rekening van de verzekering genomen en uit gekeerd. Deze schade maakte een extra-omslag noodzakelijk, terwijl ook de normale premies wat werden verhoogd. Niettemin steken deze premies nog steeds zeer gunstig af. Het aantal deelnemers nam dan ook in het afgelopen jaar belangrijk toe. In ons gewest nam het aantal verzekerde voertui gen toe met 33 auto's en 27 tractoren. Voor de paarden- en veeverzekering (Pavee) wa ren de resultaten gunstiger dan in het voorgaande jaar. Er was een normaal aantal sterftegevallen, welke alle tot volle tevredenheid werden vergoed Gezien de billijke premies en soepele uitkerings regeling is het aantal deelnemers nog voor uitbrei ding vatbaar. De samenwerking met het O.B.F., op het gebied van levens- en pensioenverzekeringen werd op dezelfde voet voortgezet. Hoewel de resultaten hiervan eerst op langere termijn naar waarde kun nen worden geschat, mag toch geconstateerd wor den, dat het O.B.F. in ons gewest als instelling van en voor de boer het vertrouwen van onze leden ten volle verdient. Aan het eind van ons verslag gekomen willen wij nog melding maken van de goede samenwer king, welke ook in het afgelopen jaar werd voort gezet met de Bond van Plattelandsvrouwen en de Jongerenorganisatie. Vooral het werk van onze jonge boeren verdient onze volle aandacht en hun activiteit op vereni- gingsgebied is ook voor ons een stimulans om op de ingeslagen weg voort te gaan, bij het behartigen van de belangen van het platteland. Om deze samenwerking een betere vorm te geven werd intussen besloten een Agrarische Bond te vormen, waarin Bond van Plattelandsvrouwen, Jon geren-organisatie en N.B.M.L. vertegenwoordigd zijn. Met de wens, dat in het jaar 1954 onder Gods zegen veel zal kunnen worden bereikt in het be lang van onze land- en tuinbouw in het algemeen én van onze leden in het bijzonder, willen wij dit [jaarverslag beëindigen. De heer C. de Zeeuw, voorzitter van de kring Oost-Brabant der N.B.M.L., hield op 2 Februari j.l. voor de rubriek „Voor ons platteland" een radio-causerie, welke wij onderstaand laten volgen: Wanneer wij het maatschappelijk leven der laat ste jaren in ons land bezien, dan komen we onwille keurig tot de conclusie, dat zich grote veranderin gen aan het voltrekken zijn. Is dit enerzijds een gevolg van de voortschrijding der wetenschap op bijna ieder terrein, anderzijds is het ook een gevolg van de noodzaak, de harde noodzaak van ons volksbestaan. Immers een land, dat in een betrekkelijk klein aantal jaren zijn bevolking ziet verdubbeld, is wel gedwongen van alle njiddelen die geboden worden gebruik te maken om zijn be volking te voeden en te onderhouden. Dat ook tnede hierdoor de industrialisatie in ons land grote vorderingen heeft gemaakt, behoeft geen betoog. Bijna alle steden maken geweldige uitbreidingen als gevolg van het vestigen van nieuwe of het ver groten der bestaande industrieën. Dat dit ook dik wijls gaat ten koste van veel en prima landbouw grond ligt voor de hand. Hoeveel boeren hebben de laatste jaren hun bedrijf niet moeten verlaten om deze reden? Men kan dit bejammeren, maar zal tevens moeten erkennen, dat het geboren is uit harde noodzaak, een noodzaak waarvoor men het hoofd moet buigen, ook al is dit voor veel boereip heel erg; ja soms zó erg, dat er wel eens te licfrt over wordt gedacht en gehandeld. Natuurlijk, men wordt voor zijn grond schadeloos gesteld. Men krijgt geld in ruil voor zijn gronden, maar men vergeet zo dikwijls, dat geld niet alle» kan vergoeden en dat een bedrijf, waar soms jarenlang dezelfde families hebben gewoond en gewerkt, een stuk leven voor deze mensen is gé worden, waar men mee samengegroeid is. De sterke uitbreiding van de steden brengt ook een toeneming van de bevolking mee en tegelijk ook een trek van het platteland naar de stad. Dat dit mede door de gemakkelijke en snelle wijze van vervoer is toegenomen spreekt haast als vanzelf. Was jaren terug het platteland veelal geïsoleerd, op het ogenblik is het zo, dat een net van autobus diensten de bevolking ieder moment op snelle wijze brengt waar men wezen moet. Dat daardoor stad en platteland elkander dichter zijn genaderd is mede hiervan een gevolg. Kwam het jaren terug voor, dat vele plattelanders hoogstens éénmaal per jaar in de stad kwamen, nu zijn er massa's die wekelijks de stad bezoeken. De stad trekt. Vooral op jonge mensen heeft zij grote invloed. De stad; daar is het rusteloze; het steeds weer nieuwe; de wereld van de onbegrensde mogelijkheden. Hoe dichter nu de stad het platteland nadert, hoe groter haar invloed op het platteland zal blijken te zijn. Een invloed die twee kanten uit kan gaan; of ten goede, of ten kwade. Immers stad en platteland zijn twee werelden, die beide een eigen stijl hebben en die ook behouden moeten. Het is op dit gevaar n.l. „het verliezen van de eigen stijl", waar~ik in deze korte causerie op wil wijzen. Als wij eens nagaan hoevele gebruiken de laatste jaren uitsterven op het platteland. Gebruiken, waar onze ouders en voorouders trots op waren, gebrui ken die do eeuwen hebben getrotseerd, dan kunnen we dat erg jammer vinden dat dit zo is, maar tege lijk zullen we moeten erkennen, dat we machteloos slaan tegen de voortschrijdende tijd met zijn an dere ideeën, waarin wij leven. Veel mooie dingen die een zek^r cachet gaven aan het platteland, ze zijn verdwenen. Ik wijs b.v. op de verschillende klederdrachten in onze provin ciën. Wie van de plattelands jeugd draagt die nog? De gebruiken bij trouwfeesten, begrafenissen, feestdagen enz., enz., ze zijn practisch allemaal af geschaft. Hier en daar hoort 'of leest men als curio siteit van enkele gebruiken die nog in ere zijn. Welk een verscheidenheid bood ons platteland, iri ver schillende streken van ons land, waar iedere pro vincie als het ware zijn eigen cachet had. Wij zullen er voor moeten waken, dat het platte land zijn eigen stijl zoveel mogelijk behoudt. Wij kunnen daar natuurlijk de aantrekkingskracht van de stad de schuld van geven, maar daar zijn fve er niet mee. Wij moeten mijns inziens beginnen met ons zelf en de liefde voor het platteland ook aan wakkeren bij onze kinderen. Wij zullen moeten zorgen voor voldoende ontspanning voor de óp- groeiende jeugd van het platteland, zodat ze geen behoefte gevoelt die ontspanning in de stad te zoe ken. We zullen het minderwaardigheidsgevoel, dat er soms bij de plattelander bestaat, moeten uitban nen en hem doen verstaan, dat elke arbeid op het land of in de stad, op de boerderij of in de fabriek gelijkwaardig is. Hier wordt gelukkig aan gewerkt en hiermee zal moeten worden doorgegaan, omdat dit mee zal lei den tot een arbeidsorde die een menswaardig be staan ook voor de werknemer op het platteland verzekert. Wij zullen er ook voor moeten waken om de schoonheid van het leven op het platteland te be houden. Elke vereniging die daaraan meewerkt moet onze steun hebben. Maak desnoods van iedere boerderij, van ieder huis een kleine tuin. Het is mij bij mijn bezoek aan Denemarken, een land dat een overwegend plattelandsbevolking heeft, opgevallen hoe keurig vaak de omgeving van de boerderijen was verzorgd. Overal keurig aangelegde gazons, met een weelde van bloemen en planten daar om heen. Al te veel wordt dit nog door ons verwaar loosd. Geef daar maar gerust wat geld aan uit. het behoeft heus niet zoveel te kosten, maar maak daardoor van je woning iets waar je zelf en je ge zin in genieten kunnen. Dat is iets, wat de levens vreugde en de levensblijheid kunnen opvoeren. Ook aan de verzorging van onze dorpen zal de nodige aandacht moeten worden besteed. Het is heus geen luxe als in een dorp één of meer keurig aangelegde grotere of kleinere parken zijn. Wij kunnen de tijd niet tegen houden. Wij kunnen wel met de tijd meegaan, maar dan zó dat het platte land bij alle wisselingen, haar eigen stijl behoudt. Dan wordt het leven op het platteland geen na- aperij van de stad, maar een volkomen zich zelf zijn; een welbewust overnemen van de dingen die haar passen en een afwijzen van datgene wat in haar wereld niet thuis hoort. Dan kunnen stad en platteland elkander aanvullen. Moge zo ook het platteland, bij de jeugd door studie en onderzoek, bij de ouderen door wijsheid en voorzichtigheid, maar ook door bewust handelen, haar moeilijk heden overwinnen en haar taak verstaan voor zich zelf en het nageslacht en tot heil van ons gehele volksbestaan.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1954 | | pagina 15