REGELINGEN OORLOGSSCHADE. Financiering oorlogsschade boerderijen. ZEEUWSCH LANDBOUWBLAD 59 ALGEMEEN UITGANGSPUNT. Het is de bedoeling van de wet, dat met betrek king tot de herbouw en het herstel van boerderijen een zodanige overheidsbijdrage wordt gegeven, dat een rendabele bedrijfsvoering mogelijk blijft. Voor waarde is hierbij, dat het herstel en herbouw sober zijn, en dat niet méér besteed wordt dan strikt no dig is. Het is dus zeer belangrijk te weten, wat de overheid als nodig beschouwt. Hierover zijn richt- lijnen uitgegeven, welke in het kort op het volgen de neerkomen: De overheid bepaalt het bedrag, dat nodig is om te komen tot een boerderij van dezelfde gebruikswaarde als de verwoeste of beschadigde. Hierbij wordt rekening gehouden met bepaalde mi nimum-eisen. De richtlijnen, die op dit punt gegolden hebben tussen de bevrijding en nu, vertoonden op de ver schillende tijdstippen aanzienlijke verschillen. Wel ke overheidsmaatstaven echter ook gegolden mogen hebben ten tijde van de bouw, door de definitieve regelingen worden deze thans allemaal bekrach tigd. WELKE BIJDRAGE KAN DE BOER KRIJGEN? Als de boer méér heeft besteed of besteedt dan volgens de maatstaven, noodzakelijk wordt geacht, moet hij dit meerdere geheel zelf betalen. DE UITSLAG VAN DE WINTERPRIJSVRAAG. Het grote aantal inzendingen heeft wel aan getoond, dat de winterprijsvraag in goede aarde gevallen is bij onze lezers. Van het totaal aantal inzendingen waren 620 oplossin gen goed, zodat om de prijzen geloot moest worden. Dit vond plaats op de laatste ver gadering van het Dagelijks Bestuur De oplossing was als volgt:: lc prijs. Een fraai uitgevoerde werk- tuigenkast met 32 stuks ge reedschap, de heer Abr. Wisse, Brouwerij D 38a- Domburg. 2c prijs. Twintig liter Nolachiet C, de heer Jac. J. van Liere, Hansweert. 3e prijs. Een solide regenmeter, de heer J. Mesu te Goes. 4e prijs. Drie pakken turfstrooisel, mejuffrouw C. Dieleman, Oostweg 6, Vlake (post Hansweert). 5e prijs. Een Fordson miniatuur trekker, de heer W. Dekker, Q 23, Axel- 6e prijs. Een Farmall miniatuur trek ker- de heer A. Bliekde Blaeij, Tuinstraat 8, Bier vliet. 7e prijs. Boeken „Rundvee", de heer K. Kik, Torenlaan 3, Haam stede; de heer M. J. Kloet, Rijksstraatweg D 549b, Zie rikzee; de heer J- J. van Maldegem, Waarde; de heer A. M. Kostense, Hansweert. 11e Urn 15e prijs. Een oliekan, de heer M. J. Bienefelt, Weststraat' Zierikzee; de heer J. P. de Regt—Steendijk, Biervliet, de heer Jac. Pieper, Kerk- weg, B 108, Waarde; de heer M. Noorthoek, Emmastraat 12, St. Philipsland; de heer M- M. Hanse, 't Vrije A 237, Zierikzee. IN de loop van de laatste maanden zijn enkele uitvoeringsbeschikkingen van de wet op de mate riële oorlogsschaden gepubliceerd. De regelingen zijn daardoor in een zodanig stadium gekomen, dat men het geheel min of meer kan overzien. Hieronder volgen enkele regelingen, uiteraard in beknopte vorm. Deze beknoptheid heeft enerijds- het voordeel, dat men een inzicht krijgt in de alge mene lijn, anderzijds echter het nadeel, dat deze uiteenzetting niet kan dienen als leidraad bij de behandeling der vaak ingewikkelde détails van de afzonderlijke gevallen. Daarom zal men er goed aan doen over de behandeling van zijn geval zo spoedig mogelijk inlichtingen te vragen bij het ad viesorgaan van de georganiseerde landbouw. De zitdagen van dit adviesorgaan worden regelmatig in ons blad bekend gemaakt. Overigens zij men er op berekend, dat men nog het nodige geduld moet beoefenen vóór de ver schillende gevallen geregeld zullen zijn. Als de boer steedt wat hij mag besteden volgens de maatstaven, dan geldt als uitgangspunt, dat hij moet betalen, datgene, wat de rentabiliteit van zijn bedrijf toelaat. Om dit te bepalen zijn de bedrijven naar grootte, grondsoort en aard, benevens naar de onderhoudstoestand en de ouderdom van de ge bouwen, ingedeeld in een aantal groepen. Deze bepaling van de rentabiliteit wordt dus niet geschat van géval tot geval. Voor de verschillende groe pen kan uit een wettelijk vastgelegde tabel worden afgelezen welk percentage van de toegestane bouw som de getroffene tenminste moet betalen. Deze percentages variëren van 14,5 tot 25,5 voor akkerbouwbedrijven op klei en veen bij een gemid delde onderhoudstoestand en ouderdom van de oude gebouwen. Voor de veebedrijven op klei en veen variëren de percentages van 11.5 tot 22,5 en voor de gemengde bedrijven op zand van 8,5 tot 22,5 Voor de boerderijen, welke herbouwd zijn vóór 20 Mei 1952, zijn alle percentages V2 lager. De uiteenzetting van de bepalingen, welke gel den voor de bijdrage van de overheid, kan het best geschieden aan de hand van een voorbeeld. Stel, dat de bouwsom of herstelsom voor een ge mengd bedrijf op het zand van 17 ha bedraagt 50.000,Hiervan moet de boer tenminste be talen 12 V2 c/c, ofwel 6.250,—. Het resterende be drag is dus 43.750,—. De overheid geeft op de eerste plaats hiervoor een bijdrage op basis van de waarde in 1940. We nemen aan, dat deze bijdrage is 8.750,- Resteert nog ƒ35.000, De getroffene kan nu ofwel onmiddellijk afwer ken met de overheid, ofwel een credietovereen- komst aangaan. In het eerste geval ontvangt hij boven de bijdrage op prijsbasis 1940 90 van 35.0000,Daarmede is de zaak afgewerkt. Als hij een credietovereenkomst aangaat, is de overheid bereid hem 35.000,renteloos te lenen, indien hij dit bedrag niet van anderen kan lenen. Als hij dit bedrag wél van anderen kan lenen, zal de overheid hem jaarlijks de rente vergoeden. Uiterlijk binnen tien jaar zal de overheid vast- stellen, welk bedrag als uitgestelde bijdrage zal worden verleend. Dat bedrag zal dan gelijkgesteld worden aan het dan nog onrendabele gedeelte van de bouwkosten. Dit wordt dan beoordeeld naar de algemene situatie in de landbouw. In een aantal gevallen is de overheid overeenge komen een premie te stellen op het besteden van minder geld dan volgens de maatstaven geoorloofd is. De helft van dit minder bestede bedrag komt dan extra ten goede aan de getroffene. In principe is het óók mogelijk, dat de getroffene, die voor de vermogensheffing ineens buiten de bij drage een vermogen had van minder dan 20.000,—, vergoeding ontvangt op basis van de vervangings waarde. Het is daarom altijd verstandig de over heid te Iverzoeken om toepassing van de meest gun stige financieringswijze. Het verdient aanbeveling deze aanvragen zo spoedig mogelijk in te dienen, hoewel nog geen uiterste termijn is vastgesteld. In het algemeen moet iemand, die een verzoek indient voor financiering van de herbouw of het herstel van de boerderij, dit doen binnen een half jaar na het gereedkomen van het herstel of de her bouw. Indien de bouw reeds voltooid was vóór 21 Mei 1952, moet het verzoek worden ingediend vóór 21 Mei 1954. Deze aanvragen moeten worden in gediend bij Wederopbouw. De hier beschreven regeling geldt alleen voor verwoeste boerderijen of voor beschadigde boerde rijen, waarvan het herstel bijzondere kennnis ver eist op boerderijbouwkundig gebied. Voor de ande re beschadigde boerderijen geldt dezelfde regeling als voor schadigde burgerlijke gebouwen. Oorlogsschade aan iuinbouwopsiallen De tuinders, die oorlogsschade hebben geleden aan hun kassen, warenhuizen, platglas of witlof opstanden, hebben wel heel lang moeten wachten voor alle wettelijke bepalingen gereed zijn geko men, welke nodig zijn voor de regeling van hun schade. Maar thans is het eindelijk ongeveer zo ver. De verschillende mogelijkheden overziende, heeft men thans de volgende financieringsrege lingen: 1. de regeling voor schade aan gebouwd onroe rend goed beneden 3000, 2. financieringsregeling oorlogsschade tuinbouw- opstallen; 3. de regeling voor schade geleden door minver mogenden. HOE WERKEN DEZE REGELINGEN VOOR DE GETROFFEN TUINDER? 1. Voor de tuinder, wiens herstelkosten niet hoger zijn dan 3000,die in het jaar 1943 niet in de vermogensbelasting was aangesla gen, en (jie in dat zelfde jaar minder dan dan 300,inkomstenbelasting heeft betaald, zijn de vooruitzichten het gunstigste; voor hem ligt de zaak vrij eenvoudig. Hij krijgt na melijk de noodzakelijke herstelkosten volledig vergoed. Een tuinder, die wel in de vermogens belasting was aangeslagen of die wel meer dan 300,inkomstenbelasting betaalde, krijgt 75 van de herstelkosten vergoed. 2. Als de schade hoger is dan 3000,— geldt voor de eerste ƒ3000,dezelfde regeling als hierboven is genoemd. Voor dat deel van de schade, dat boven 3000,ligt, geldt een an dere regeling. Er is reeds een bijdrage ver leend op basis van de waarde in Mei 1940. In sommige gevallen is deze bijdrage groter ge weest dan 3000,in andere gevallen is ze daaronder gebleven. In het eerste geval krijgt de tuinder 60 van het verschil tussen deze bijdrage en de werkelijke herstelkosten. In het tweede geval dus als de bijdrage beneden 3000,is gebleven krijgt de tuinder 60 van het verschil tussen de werkelijke herstel kosten en datgene, wat hij ontvangt krachtens de regeling, welke onder 1 genoemd is. 3. De regeling voor schade aan gebouwd onroe rend goed, geleden door minvermogenden, geldt naar de mening van de Stichting voor de Landbouw evenzeer voor tuinderskassen. Zij, die buiten de bijdrage niet beschikken over een zuiver vermogen van ƒ20.000,gerekend naar de maatstaven van de Vermogensheffing ineens, moeten dus op verzoek ook in aanmer king kunnen komen voor een bijdrage op basis van vervangingswaarde. Van overheidszijde is men het met deze op vatting evenwel nog niet eens. Het resultaat van de bemoeiingen van de Stichting voor de Landbouw zal te zijner tijd bekend gemaakt worden. WAT MOET DE TUINDER DOEN? Vanzelfsprekend is een voorwaarde, dat de tuinder de bijdrage moet besteden voor verant woorde herbouw of herstel van de tuindersopstal len. Hij moet voorts de wederopbouw in-zijn pro vincie verzoeken om toepassing van de voor hem meest gunstige regeling. Het verzoek moet wor den ingediend binnen 'n half jaar, nadat de bouw of het herstel voltooid is. Was dit reeds het geval op 4 Januari van dit jaar, dan heeft de tuinder tijd met het indienen van het verzoek tot 4 Januari 1935. Eventuele credieten, die de tuinder reeds heeft ontvangen, zullen worden verrekend met deze uit keringen. Aanvullende bijdrage schade bed rijf suifrusiing Onder de bedrijfsuitrusting- worden verstaan de inventaris en dat gedeelte van de veestapel, dat als bedrijv suit rusting is aan te merken. Zoals bekend, heeft dit betrekking op de helft van het verloren gegane vee. De eerste bijdrage is gegeven op basis van de waarde van Mei 194Ö. Bij herstelbare schade aan de inventaris werden de herstelkosten op deze zelfde basis vergoed. De wet heeft recht op een aanvullende bij drage. Over dit recht is tussen de minister van Financiën en het bedrijfsleven heftig gestreden. Deze aangelegenheid is nu geregeld en men kan zeggen, dat het bedrijfsleven hier uiterst belang rijke voordelen heeft behaald. Uitgangspunt is, dat op verzoek van de getrof fene op de eerste bijdrage een toeslag wordt ge geven, indien: a. de bijdrage op basis 1940 tenminste vijfhonderd gulden bedraagt; b. het herstel na 5 Mei 1945 heeft plaats gehad en c. het belaste vermogen volgens de aangifte 1947 voor de belastingen niet hoger is dan 500.000. De maximale toeslag bedraagt, indien aan deze drie voorwaarden is voldaan: bij een vermogen tot ƒ25.000,2V2 maal de bij drage op basis 1940; bij een vermogen tussen ƒ25.000,en ƒ50.000, 2 maal de bijdrage op basis 1940; bij een vermogen van 50.000,IV2 maal de bij drage op basis 1940; bij een vermogen van ƒ500.000,L> maal de bij drage op basis 1940; bij een vermogen tussen 50.000,— en 500.000, krijgt men een toeslag, die ligt tussen IV2 en V2 maal de bijdrage op basis 1940. De toeslag daalt dan evenredig met de toename van het vermogen. Van de uitkomst van de boven aangegeven for mule wordt steeds 500,afgetrokken. Bij het verlenen van de aanvullende bijdrage gelden echter nog belangrijke beperkende bepalin- (Zie verder pagina 60 le kolom onderaan.)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1954 | | pagina 3