De nieuwe pacht- en koopprijzen voor landbouwgronden. 18 krygen, is afstemmen van het bouwplan op de vaste kern personeel een zeer dringende eis. Het verdient aanbeveling de te werken uren door paarden en trekkers eveneens per periode te bepalen. Er kan dan worden nagegaan of grote verschillen tussen beschikbare en benodigde trek kracht per maand bestaan. Is opname per periode niet mogelijk, dan dienen zeker de naar verwachting in totaal te werken uren te worden berekend. Dit vindt op het begrotings formulier plaats in de kolommen o en p. Ter controle van de totaal te werken paarde- uren kan worden opgemerkt, dat een paard in ons gebied gemiddeld 1000 uur per jaar werkt. Het dient immers zó te zijn, dat het werk op tijd klaar kan komen, maar toch moeten paarden en trekker volop werk hebben. Deze berekening kan dus aan tonen dat de aanwezige trekkracht onvoldoende wordt benut (de paarden werken dan geen 1000 uur) maar ook dat er te veel werk zal zijn om het voorgestelde bouwplan goed uit te kunnen voeren. Opstelling van een begroting van de waar schijnlijk benodigde arbeid en tractie moet daarom worden gezien als middel om: 1. het opgestelde bouwplan te toetsen op uitvoer baarheid: 2. na te gaan of de aanwezige krachten voldoende worden benut. Een bouwplan kan echter niet alleen worden beoordeeld aan de hand van deze punten. Ook de voor de gewassen te maken kosten en de te ver wachten opbrengsten spelen een belangrijke rol. Hierop zal in de volgende artikeltjes nader worden ingegaan. De Hoofdassistent v. h. Econ. Onderzoek, L. NIEUWENHUIJSE. Goes, 15 December 1953. VereenvGudigd loonbeek van kei L.E.I. De loonadministratie staat weer in het middel punt van de belangstelling nu met ingang van 1 Januari a.s. de coördinatiewetten in werking zullen treden. Hoe de loonberekening er dan uitziet, vindt U duidelijk aangegeven in het loonboek en de daarbij behorende handleiding van het Landbouw-Econo- misch Instituut. Zoals U wellicht reeds weet, stelt het L.E.I. reeds enige jaren gratis loonboeken beschikbaar, waarin de werkgever de gehele loonadministratie op een gemakkelijke en overzichtelijke wijze kan voeren. Tengevolge van de bereikte vereenvoudiging in de berekening, heeft het L.E.I. haar loonboek thans ook eenvoudiger en kleiner kunnen maken dan voorheen. De bedoeling van dit loonboek is tweeërlei. Het L.E.I. wenst een inzicht te krijgen in de werkelijk betaalde lonen in de landbouw en het wil daarnaast de werkgevers een zo gemakkelijk mogelijke manier van het bijhouden van de loonadministratie aan de hand doen. Mét éénmaal schrijven wordt de gehele loonadministratie gereed gemaakt, zowel voor de werkgever zelf, als voor de bedrijfsvereniging en tevens heeft hij, indien hij dat wenst, een loonbriefje voor de arbeider. De officieel voorgeschreven loon- staten behoeven bij gebruik van dit loonboek niet meer ingevuld te worden. Dit loonboek en ook de handleiding worden gratis ter beschikking gesteld, wanneer U bereid bent eens in de drie maanden één van de in het loonboek aanwezige doorslagen aan het L.E.I. op te zenden. Ook dit kost U niets, want de daarvoor benodigde enveloppen, welke U zonder postzegel kunt versturen, treft U bij het loonboek aan. Daar U van de nieuwe voorschriften op de hoogte moet zijn, raden wij U aan van dit loonboek gebruik te maken; desgewenst kunt U eerst nadere inlich tingen vragen. U kunt zich daarvoor tot het Land- bouw-Economisch Instituut, van Stolkweg 29, 's-Gravenhage, wenden. Dit blad verschijnt elke ZATERDAG. Overname van artikelen is slechts geoorloofd met duide lijke bronvermelding. Leden van de Z. L. M. en N.-Br. Mij van Landbouw ontvangen het blad gratis. ABONNEMENTSPRIJS voor niet-leden van deze organisatie bedraagt 10.— per jaar bij vooruit betaling. ADVERTENTIETARIEF: Per mm 15 cent; minimum per advertentie ƒ2,25. Incassokosten ƒ0,20. Regelabonnementen tegen speciaal tarief. Inzending van advertentiën uiterlijk Dinsdag avond aan de Uitgeefster N.V. v/h Firma P. J. VAN DE SANDE te Terneuzen. Redactie: Secretariaat der Z. L. M. Landbouwhuis Goes Tel. K UOO—234*. Tegelijk met de Wet op de Vervreemding van landbouwgronden die door de Consulent voor Grond- en Pachtzaken, Ir. W. H. Ubbink, behan deld werd in ons nummer van 24 December is een Koninklijk Besluit van kracht geworden, waar in de maximumprijzen van pacht en koop geregeld worden. liet uitgangspunt voor de koopprijs is de ge kapitaliseerde netto-pachtwaarde. Deze netto pachtwaarde is de bruto-pachtwaarde verminderd met de lasten. Daar de lasten en in het bijzon der de waterschapslasten in Zeeland sterk uit eenlopen, zal de netto-pachtwwaarde vrij grote ver schillen vertonen, die in de verkoopprijs hun uit werking vinden. Op haar beurt houdt deze bruto-pachtwaarde weer verband met het voortbrengend vermogen van de grond. Dit laatste kan uiteraard alleen vastgesteld worden aan de hand van bedrijfsuit- komsten over een reeks van jaren. Hier doemen de moeilijkheden op, omdat men hier niet over beschikt. Zodat „voorlopig" normen zijn aange nomen die niet afgeleid zijn van de productiviteit van de grond. Hiermee zijn dus tevens de bezwaren, die van de zijde der Z. L. M. bestonden tegen de invoering van het S. E. R. systeem, nog even buiten beschouwing gebleven. Deze betroffen het uitgangspunt van de 8. E. R. waarbij aan iedere ondernemer dezelfde belqning gegeven zou dienen te worden en het marginale bedrijf als uitgangspunt gekozen zou worden (zie ons biad van 3 en 10 October 1953). De keuze van het systeem is daardoor uitge steld, doch zal zeker zijn beslag moeten krijgen als men ernst wil gaan maken met pachtprijs bepaling aan de hand van de productiviteit van de grond. DE NIEUWE PACHTNORMEN. Het betreffende Koninklijk Besluit noemt de volgende getallen voor bouw- en grasland in de zeekleigebieden met akkerbouw en gemengd be drijf: I II a. goede klei- en zavelgronden 135,200, b. zware kleigronden 110,140, c. Zand tot zeer lichte zavel 90,120, Hierbij is kolom I bedoeld als de pachtprijs voor de „per categorie meest voorkomende objecten", terwijl in kolom II is aangegeven de maximaal aan te houden pachtwaarde. Dit is dus ongeveer te vergelijken met de tot nu toe gebruikelijke om- schriiving van gemiddelde en hoogste pachtwaar de. Uit deze normen zullen de Grondkamers hun normen af moeten leiden. Daar de meeste zeekleigronden wel onder de goede klei- en zavelgronden gerekend zullen mogen worden, lijkt het ons, dat voorlopig op dit gebied weinig verandering te wachten valt. In Maart 1952 werden voor het eerst door de Grondkamer voor Zeeland pachtnormen gepubliceerd. Al naar ge lang van de streek schommelde de gemiddelde pachtprijs toen tussen 130,en 140,per ha, terwijl de maximum-pachtprijs gelegen was tussen 160,en 170,per ha. Het was o.a. een poging om de pachtprijzen van de slechte en goede gron den uit elkaar te trekken. In de praktijk is men vooral t.a.v. de maximaal toegestane pachtprijs wel eens hoger gegaan dan de hier weergegeven maxima van 160,en 170, - per ha. KOOPPRIJZEN HOGER? Wanneer de Grondkamer voor Zeeland de nor men heeft vastgesteld, hopen we deze te kunnen publiceren. Hierbij zal ongetwijfeld meer muziek zitten in de normen die aangelegd worden voor de bepaling van de toelaatbare koopprijs, daar bij de kapitalisatie wel uitgegaan wordt van een rente percentage van 3, doch de Grondkamer tevens de bevoegdheid krijgt, om behoudens in bijzondere gevallen, te gaan van 2% tot 3% Dit betekent dat de netto-pachtwaarde in het ene geval vermenigvuldigd wordt met 31 en in het andere geval met 36. Normaal zou dus met 33 ver menigvuldigd moeten worden. Een verschil van 500,per ha is op deze wijze dus gemakkelijk mogelijk. Voor tuinland dat geen bloembollenland is, ligt de maximumpacht op ƒ490,per ha. De meeste tuinbouwbedrijven in Zeeland zullen wel te maken krijgen met de normen die zijn vastgesteld voor de tuinbouwgebieden od de goede klei- en zavelgron den. Deze zijn gelijk aan de normen voor bouw en grasland op dezelfde grond. Voor de kapitalisatie van tuinland wordt uitge gaan van een rentepercentage van 5, waarbij af wijkingen met Vz °fo naar boven en beneden ziin toegestaan. Doorgaans zal dus de netto-pacht waarde met 20 vermenigvuldigd worden; ver menigvuldiging met factoren tussen 18 en 22 is echter ook mogelijk. Voor de boomgaarden liggen deze zaken heel wat moeilijker, daar men hier niet kan volstaan met een kapitalisatie van de netto pachtwaarde. Men kan zich hiervoor de eerste jaren het best baseren op de waarde van de grond, verhoogd met de in vesteringskosten van de opstand. Om dan later, zodra de boomgaard in productie komt over te gaan op de verdiscontering van alle nog te ver wachten opbrengsten. Tijdens de volle productie blijft de pachtwaarde van de boomgaard vrij constant; de koopwaarde neemt echter vrij sterk af. Ook hier zullen de Grondkamers weer normen vast moeten stellen met in achtneming van de hier weergegeven beginselen. De overheid zal er dan zorg voor dragen dat er een redelijke samenhang tussen de normen van de verschillende Grondkamers tot stand komt. Bij verkoop van erven en daarop voorkomende be plantingen worden met de gebruikswaarde reke ning gehouden. NORMEN VOOR DE GEBOUWEN. In beginsel zou bij deze normen de algemene vervangingswaarde ten volle gerekend moeten worden. In de praktijk zou de toepassing hiervan door de sterk gestegen bouwkosten nu ongeveer vijf maal zo hoog als vóór de oorlog tot zeer hoge pachtwaarden leiden. Zodat uitgegaan wordt van een gedeelte van de vervangingswaarde. Tevens wordt in de pachtnorm verwerkt de afschrijving en de assurantie. Voor de gebouwen zijn nu de volgende normen opgesteld, die weer als algemeen raamwerk door de Grondkamers gehanteerd kunnen worden. Voor woningen bij bedrijven: I II kleiner dan 10 ha 225,300,- van 10—20 ha f 275,— ƒ375, van 20—50 ha 425,575,— groter dan 50 ha 450,600, Voor bedrijfsgebouwen tot 20 ha 40,/ha 55,/ha van 2050 ha 35,/ha 50,—/ha van 50 ha en groter ƒ30,—/ha ƒ40,/ha Hierbij geldt kolom I voor gebouwen met mid delmatige inrichting en kolom II voor nieuwbouw, die modern en doelmatig ingericht is. Aan de hand van deze pachtnormen wordt de waarde verkregen door kapitalisatie met factor 30 voor het woongedeelte als dit een maximale levens duur heeft en met factor 20 als het een gemiddel de levensduur betreft. Voor bedrijfsgebouwen is deze kapitalisatiefactor resp. 20 en 15. Voor land arbeiderswoningen gelden weer andere richtlijnen. Het wordt zo voor de taxateurs een hele reken som om tot een goede taxatie van een bedrijf te komen Het is voorbarig nu reeds een oordeel hier over uit te spreken. Behoudens de verzuchting, dat we, gezien de conjunctuur in de landbouw, eerder deze weg in hadden moeten slaan. Daar eventueel hieruit voortvloeiende verhogingen vooral voor de gebouwen op een psychologisch verkeerd moment komen. De taxateurs kunnen nu niet meer op hun in tuïtie afgaan, doch zullen met de normen van de Grondkamer rekening moeten houden. Er ontbreekt aan deze normen helaas nog het goede fundament van de bedrijfsuitkomsten. Hier in zal spoedig voorzien moeten worden teneinde de vaststelling van koop. en pachtprijzen zo goed en eenvoudig mogelijk te kunnen verrichten. BOS. DE LEDENWERFACTIE BEGINT EERST GOED. Het is al direct bij het begin van deze actie de bedoeling geweest, dat het zwaartepunten de maand Januari zou vallen. We moeten U echter nog steeds de resultaten van de twee laatste weken van December 21 Dec. t/m 2 Jan. mededelen wat we hierbij doen: Krabbendijke 6 Oudelande 5 St. Maartensdijk 3 Zierikzee 2 Poortvliet 2 Stavenisse 2 Biervliet 2 Scherpenisse 1 Tholen 1 Kamperland 1 Alg. leden W. Zuid-Beveland 1 's Heer Arendskerke 1 Kapelle 1 Rilland-Bath 1 Middelburg 1 Nieuw en St. Joosland 1 Oostkapelle 1 Schoondijke 1 Bij het begin van het nieuwe jaar hadden we daardoor de volgende koplopers: Waarde Krabbendijke Oudelande Stavenisse Borssele 25 7 6 6 5

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1954 | | pagina 2