DE BOERENJEUGD
ORGAAN VAN DE LANDBOUW JONGEREN GEMEENSCHAP ZEELAND
Kanttekeningen bij de situatie van de plattelandssamenleving
en het maatschappelijk en cultureel opbouwwerk in Zeeland
Rechtenen plichten
ZEEUWSCH LANDBOUWBLAD
Redactie: J. D. HaakDzn, A. C. Hanse, P. Hendrik se, M. Kosten, L. de Jager, Z. Poppe en
M. Poissonnier. Redactie-adres: Secretariaat L. J. G., Landbouwhuis, Goes.
Verslag van de rede van Drs LOUWERSE, gehouden op
de Algemene Vergadering der L. J. G.
Op de algemene vergadering hebben
we het weer eens duidelijk in onze oren
kunpen knopen: het bestuurslidmaat
schap van de L. J. G. wordt niet be
paald beschouwd als een erebaantje.
Daarvoor zijn de plichten—1£ veel en de
rechten te schaars aanwezig. Het be
tekent dat je veel critiek krijgt te
horen op het werk, zonder dat daar
eens wat anders tegenover staat.
Met die rechten is het treurig gesteld.
Als bestuurslid wordt van je verwacht
dat je zoveel mogelijk alle bijeenkom
sten in streek en provincie bijwoont.
Dat noemen ze een plicht. Daar staat
geen enkel recht tegenover, tenzij er
stemrecht aan de functie verbonden is.
Moeite en tijd worden niet vergoed en
aan de opleiding en instructie van de
bestuursleden wordt maar bitter wei
nig gedaan. Je moet het zelf maar zien
te klaren met de toegestuurde stencils
en zo nu en dan eens een contact met
Provinciale bestuursleden.
Zo kan een bestuurslid inderdaad re
deneren. Degenen die dit doen, zien
wél wat over 't hoofd. Ze miskennen
helemaal de waarde die in het vervul
len van functies is gelegen. Ook dat
de reizen die ze maken hun in contact
brengen met nieuwe gezichtspunten en
hun algemene ontwikkeling er door be
vorderd wordt. Dat ze leren verant
woordelijkheid te dragen. En ga zo
maar door. Er blijft in de verwijten
echter steeds een kern van waarheid
over. Er wordt te weinig gedaan aan
de opleiding van onze bestuursleden.
Het aantal vacante plaatsen van
voorzitter (presidente) is ontstellend,
vooral als men weet hoeveel van deze
personen er nog met planden om af te
treden rondlopen. De stafuten bepalen
dat bestuursleden een twée-jarige zit
tingsperiode hebben en met uitzonde
ring van de voorzitter (presidente), die
steeds herkozen kan worden, slechts
éénmaal herkiesbaar zijn.
Doch houdt daar de hand maar eens
aan, als de militaire dienstplicht
steeds maar weer roet in het eten
gooit. Als daar nog bijkomt dat ook
andere bestuursleden uit gemakzucht
er de brui aan geven, is het helemaal
mis. Dan helpt geen aftredingsrooster
ons uit de moeilijkheden.
Al moet er wisseling zijn, daar staat
tegenover dat er ook een vaste lijn in
het bestuursbeleid te bekennen zal
moeten zijn. We denken hierbij alleen
al aan het programma. Maar al te
veel vindt het samenstellen plaats op
de ledenvergaderingen, terwijl dit thuis
hoort op de bestuursvergaderingen, die
hier aan vooraf dienen te gaan. Dit
hoeven alleen maar gemoedelijke
samenkomsten bij één der bestuurs
leden aan huis te zijn. Als de bestuurs
leden maar beslagen ten ijs komen en
ook onderling van eikaars standpunt op
de hoogte zijn, is het voornaamste doel
al bereikt. Zo mogelijk moet het be
stuur één lijn trekken wanneer er voor
stellen gedaan moeten worden. Het
moet niet kunnen voorkomen dat de
ingekomen stukken niet door alle be
stuursleden zijn doorgelezen vóór de
vergadering.
Het gevolg is dat ze niet of slecht
worden behandeld en veelal alleen in
de pauze voor de leden ter inzage wor
den gelegd. Waar vanzelfsprekend
niets van terechtkomt.
Maatschappelijk en cultureel opbouw
werk is nodig-.
De ernst van de toestand waarin
ons gewest verkeert, is velen na de
ramp pas duidelijk geworden. Veel
problemen, die reeds lang bestonden,
zijn nu klemmend naar voren geko
men. Wij zien ons nu geplaatst voor
de opbouw van een Zeeuwse samen
leving, niet alleen van landerijen en
dorpen, maar ook van de dorpsge
meenschap. Sommigen vinden deze
gedachte wat vreemd, omdat ze me
nen, dat deze zichzelf wel zal vormen,
of omdat ze afkerig zijn van het ma
ken van nauwkeurig omschreven
plannen.
De plattelandssamenleving is modern.
Ze wordt bovendien nóg moderner,
omdat ze zich geregeld wijzigt in een
dusdanig snel tempo, dat de dorps
bewoner het niet meer bij kan hou
den. De oude dorpsgemeenschap had
bijna genoeg aan zichzelf en verander
de maar heel langzaam.
Plattelandsnodcn en -problemen.
Men spreekt van vervlakking, ver->
starring, verzakelijking, verharding,
oppervlakkigheid, banaal levensgenot
en geestelijke armoede. Zijn dit mo
derne verschijnselen of kwamen ze
vroeger ook voor? Er is niets nieuws
onder de zon, als we zien hoe de zeven*
tiende-eeuwse predikanten fulmineer
den tegen dezelfde zonden. Er is ech
ter verschil, omdat onze voorouders
afweken van de bestaande morele or
de, die in de samenleving verankerd
was. Hetzelfde is nu geworden tot
een uiting van een veranderde samen
leving, die geen normen meer heeft.
De bewoner van het platteland is
de steun van de dorpsgemeenschap
ontvallen en daarmee het richtsnoer
van zijn leven. Daarom heeft een ver
maan ook weinig zin meer. Op de
vraag welke levensbeschouwelijke
achtergronden hieraan ten grondslag
liggen, antwoordde spr. te geloven,
dat het Evangelie de belangrijkste
waarden bevat, die nodig zijn voor de
opbouw van de samenleving. Doch we
hebben verzuimd deze levend te hou
den.
De moderne samenleving bestrijdt
haar noden met het moderne middel
van de organisaties. Doch wanneer
men ziet hoeveel verenigingen er op
het gebied van de vrije tijds-besteding
langs elkaar heen werken, vraagt men
zich af of deze de ontwikkeling van
de dorpssamenleving niet eerder af
remmen.
De gezinsnood op het platteland.
Hierbij stelde schrijver vooral het
arbeidersgezin op de voorgrond, doch
meende tevens dat in bepaalde op
zichten zijn typering ook geldt voor
andere gezinnen. In het gezin heerst
vaak een gezagscrisis, omdat de kin
deren voor nieuwe aanpassingseisen
in conflict komen met traditionele
vormen, uit een tijd dat het leven nog
De verantwoordelijkheid voor de
goede gang van zaken kan soms zwaar
drukken op de schouders van de jonge
mensen, vooral als deze zelf maar moe
ten zien hoe ze zich op hun taak voor
bereiden. Welke afdeling stelt deze
winter één of meer bestuursleden nu
eens in staat een cursus te volgen die
hen deze verantwoordelijkheid gemak
kelijker zal "doèn dragen? - Wat alle
leden indirect ten goede zal komen.
B.
min of meer ongedeeld was. In deze
tijd wisten de gezinsleden zich veilig
en geborgen in het gezin en daarmee
- in de dorpsgemeenschap.
Het jeugdprobleem.
Oude verenigingen als C. J. V. F. en
C. J. M. V., hebben voor vele jongeren
geen aantrekkingskracht meer. Er
zijn jongeren met verschillend ge
richte belangstelling, doch ook jonge
ren, die geen enkele belangstelling
meer hebben. Zo zijn er ook jongens
en meisjes, die zich nog goed thuis
kunnen voelen in de gedachtenwereld
en levensstijl van hun ouders, en
jongeren, die hun plaats in deze maat
schappij niet kunnen vinden en zich
onzeker voelen.
De maatschappij is in toenemende
mate begaan met het lot van de jon
geren, wat winst is in vergelijking
met vroeger.
We moeten ons er voor hoeden het
jeugdprobleem te gaan beschouwen
als een op zichzelf staand probleem.
We moeten het plaatsen tegen de
achtergrond van het ontwikkelings
proces van de plattelandssamenleving
in het algemeen. Het is wel duidelijk,
dat de oude zekerheden en bindingen
voor een groot gedeelte overboord zijn
geworpen en dat de vrij geworden
mens in negen van de tien gevallen
datgene kiest wat het gemakkelijkst
is. Dat wil zeggen het geïllustreerde
tijdschrift boven het goede boek, de
bioscoop boven het toneel, het slen
teren boven het actief deelnemen, enz.
Maatschappelijk en cultureel
opbouwwerk.
Samenwerking is een eerste ver
eiste, omdat voorkomen moet worden
dat de positieve krachten elkaar over
lappen en tegenwerken. Daarom moet
de oprichting van een dorpscommissie
voor maatschappelijk en cultureel op
bouwwerk worden bepleit. Een der
gelijke commissie zou gedragen moe
ten worden door alle verenigingen en
maatschappelijke groeperingen, de
kerken daarbij niet uitgezonderd.
Het is de taak van deze commissie
behoeften na te gaan en te wekken
op het gebied van het maatschappe
lijk werk, de vrije tijdsbesteding, het
jeugdwerk en de sociale en culturele
vorming. Het werk zal bij voorkeur
moeten uitgaan van de daarbij be
trokken organisaties. Het is noodza
kelijk, dat men zich hierbij door be
roepskrachten laat voorlichten.
Dorpscommissie voor maatschappe
lijk- en cultureel opbouwwerk.
Deze zal langs democratische weg
de bevolking zelf moeten laten deel
nemen aan de ordening van het maat
schappelijke en culturele leven. Zij
zal er voor moeten zorgen, dat geen
geld en energie worden verspeeld en
zal moeten trachten het geestelijk
isolement te doorbreken. Veel loopt
in de praktijk vast op de tegenstel
ling van levensbeschouwelijke aard.
Dit is één van de grootste noden van
het dorpsleven. Hun, die het isole
ment verdedigên, dient met nadruk
te worden gevraagd of zij zich wel
bewust zijn dat zij door dit isolement
de ontplooiing van het platteland
vaak in de weg staan.
De levensbeschouwelijke groeperin
gen zijn mede verantwoordelijk voor
het geheel van de dorpssamenleving.
Wanneer men verder .de situatie be
ziet waarin de kerken verkeren, is er
veel reden voor pessimisme. De toe
komst van ons platteland ligt al
dus Drs. Louwerse in de handen
der kerken en zij zullen tot een vorm
van samenwerking moeten komen, of
er zal geen toekomst meer zijn.
Dorpshuiswerk.
Bij het opbouwwerk neemt het
dorpshuis een grote plaats in. Op tal
van plaatsen wordt aan de totstand
koming hiervan gewerkt. We zullen
er voor moeten zorgen, dat dit dorps
huiswerk een bijdrage levert aan de
problemen van de dorpssamenleving.
In verband met het voorafgaande
geeft spr. de volgende punten aan
le. In dorpen, waar men tot geza
menlijke exploitatie van zaal- en
vergaderruimte komt, zal men
niet moeten spreken van een
dorpshuis, doch van een vereni
gingsgebouw.
2e.. Het eigenlijke dorpshuiswerk be
gint pas wanneer het sociaal-cul
turele vormingswerk en het
maatschappelijk werk ter hand
worden genomen. Voor dit werk
is een grote taak weggelegd als
men ziet dat voor vele jongeren
het geloof zijn inhoud dreigt te
verliezen of reeds verloren neeft
en moet constateren dat materia
lisme een drijvende kracht in het
leven wordt. Met ontwikkeling
en ontspanning alleen komt men
er niet meer. Vroeger had men
op de dorpen avondscholen, waar
rekenen, taal en een aantal an
dere vakken werden opgefrist.
Deze cursussen zijn eigenlijk nog
steeds niet overbodig geworden.
Het is echter nog belangrijker,
dat we leren onze medemens te
ontmoeten.
3e. Het jeugdwerk zal harmonisch
verbonden moeten zijn met de
andere takken van dorpshuis
werk en niet apart gezet moeten
worden, omdat de band tussen de
jongeren en gezin dan nog losser
dreigt te worden.
4e. Hoewel de grote mate van sexu-
ele vrijheid een probleem is dat
moeilijk valt op te lossen, omdat
het terrein bij velen taboe is, zal
er toch wat aan gedaan moeten
worden. Met massale voorlichting
komt men niet ver. Resultaten
zijn alleen te verwachten van
persoonlijke contacten.
5e. Het dorpshuis zal aan de ene kant
een voorbeeld moeten zijn van
gezonde huiselijkheid en gezellig
heid, doch aan de andere kant zal
men er ook de geborgenheid moe
ten kunnen vinden, die tengevol
ge van de veranderingen in de
samenleving verloren geraakt is
Dit laatste staat of valt met de
persoon van de leider van het
werk. De kwestie van de finan
ciering is ook zeer belangrijk en
als zodanig denkt spreker aan
een predikant, die b.v. de helft
van de tijd voor dit werk beschik
baar heeft.
Het moet vaak uitgesloten wor
den geacht, dat de dorpssamen
leving zelf in staat is om dit ge
heel nieuwe werk aan te vatten
en te dragen. Vandaar, dat
streeksgewijze aanpak zekere
voordelen in zich heeft.
Er |al fantasie en durf nodig zijn
om de juiste oplossing te vinden
en tegenslagen zullen onvermij
delijk ons deel zijn. Maar wan
neer er werkelijk pit in onze ge
neratie zit, zullen we welgemoed
en vastberaden verder gaan.