VARKENSHOUDER IJ
„De zwerver ihuis"
DE LAGERE LANDBOUWSCHOOL TE OUDELANDE
OFFICIEEL GEOPEND
Pluimveehouderij
Uit een geheim weekboek van
Bram uit de Slikhoek
ZEEUWSCH LANDBOUWBLAD
Onder grote belangstelling werd Woensdagmid
dag de Lagere Landbouwschool der Z. L. M. door
de Alg. Voorzitter, Ir. M. A. Geuze, officieel ge
opend. Ir. Geuze schetste in zijn toespraak de
grote betekenis van deze school voor de zak van
Zuid-Beveland.
Het is goed vast te
stellen en te erken
nen dat deze streek
een met name na
1945 opgelopen
achterstand heeft in
te halen.
Ik ben hier niet ge
komen om onaange
naamheden te zeg
gen, aldus spreker,
maar ais een goede
vriend, die U op be
paalde dingen wil
wijzen.
Walcheren wakker
geschud door inunda
tie heeft deze streek
thans overvleugeld.
Nergens wordt b.v.
zo weinig vergaderd
als juist hier. Daar
waar men zelf acti
viteiten zou moeten
ontwikkelen, worden
deze veelal afgewen
teld op het landbouwcentrum Goes.
Welke oor 7 a' en hieraan verder ooi: ten grond
slag mogen liggen, zeker is da* de na vele zwerf
tochten eindelijk thuis gekomen zwerver -- de
lagere landbouwschool te Oudelande van uiter
mate groot belang kan z»n voor de bewoners van
de gehele streek.
Een grote en tevens verantwoordelijke taak ligt
dan ook in handen van het hoofd der school, de
heer W. Fase, die reeds getoond heeft over de juiste
eigenschappen te beschikken. Niet alleen om de
jongens een dosis technische kennis bij te bren
gen, maar tevens om hen op te voeden in Christe
lijke geest.
De school zal onder zijn leiding uit kunnen
groeien tot een centrum van voorzorg, maar ock
van nazorg.
Het heeft bij hem de overtuiging versterkt, dat het
lagere landbouwonderwijs één van de pijlers is,
waarop de landbouw in Nederland rust.
Spreker bood namens de Directie van de Land
bouw zijn gelukwensen aan.
Ook Ir. J. Versteeg deed dit in zijn hoedanigheid
van toezichthoudend Rijksambtenaar op de school.
Burgemeester W. van Liere sprak namens het
gemeentebestuur van Oudelande. Burgemeester D.
Thomassen namens de burgemeesters van de
buurtgemeenten, de heer J. M. Klompe, die zijn ge
lukwens vergezeld liet gaan van een enveloppe met
inhoud, als voorzitter van de Kring W. Z.-Beveland
der Z. L. M., de heer G. Minderhoud namens de
Afd. Oudelande der Z. L. M. en de heer H. Eckhart,
hoofd van de lagere landbouwschool te Scherpe-
nisse, namens de collega's van de heer Fase.
Tenslotte sprak de heer Fase, die nog een kort
overzicht gaf van de gang van zaken op deze
school, waarna het gebouw door de aanwezigen
werd bezichtigd.
Wanneer we de tellingen van het C.B.S. naslaan, wat betreft het aantal varkens in onze provincie,
dan blijkt daaruit, dat dit aantal de laatste jaren drastisch verminderd is. Hadden we in Mei '50 nog
een varkensstapel van 38487 stuks, in Dec. 1952 was dit aantal gedaald tot 31376 stuks. Wat het
aantal fokzeugen betreft zijn deze aantallen resp. 4684 en 3718. Per Mei 1949 was dit zelfs 5394.
Procentsgewijs is het aantal fokzeugen dus nog sterker verminderd dan de totale varkensstapel.
Uit het bovenstaande blijkt, dat de toch al matige belangstelling voor de varkenshouderij en
-fokkerij in onze provincie nog steeds minder wordt. Dit heeft tot gevolg, dat in Walcheren bijv.
een flink aantal varkens ingevoerd moet worden uit andere provincies, om de bevolking van vol
doende varkensvlees (en spek) te kunnen voorzien. Wij menen, dat dit ook in andere delen van de
provincie voorkomt, in 't bijzonder daar, waar weinig gefokt wordt.
Als geschenk bood de heer Geuze namens de
Z. L. M. een klok aan.
De bijeenkomst werd geopend door de voorzit
ter van de Commissie van Toezicht, de heer D. J.
Dees, die de geschiedenis van de school memoreer
de en o.m. een speciaal woord van welkom richtte
tot Ir. G. Veenstra, de inspecteur van het Land
bouwonderwijs.
De heer Veenstra zeide onder de indruk te zijn
gekomen van de woorden van de Alg. Voorzitter.
HOEVEEL KIPPEN MAG IK HOLDEN?
(In het artikel van de vorige week kwamen enkele
schrijffouten voor, zodat we het hier nog eens,
verbeterd, plaatsen.).
Besloten is de pluimveehouderij te richten naar
het kleinere landbouwbedrijf. Het aantal kippen,
dat men echter per 1 October 1953 op het bedrijf
had, zal men in het algemeen wel kunnen behou
den, ook al is dit meer dan volgens onderstaand
schema. Voorwaarde is dan, dat vóór 1 December
1953 een aanvrage ten kantore van de Plaatselijk
Bureauhouder wordt ingevuld, waarop later een
vergunning wordt verleend.
Het aantal kippen, dat mag worden aangehou
den zonder enige vergunning, is afhankelijk van de
oppervlakte cultuurgrond, die men exploiteert.
Cultuurgrond is bouwland grasland tuinland.
Een ieder mag 50 kippen aanhouden.
50 are 100 kippen maximum
75 are 150
100 are 200
125 are 250
150 are 300
175 are - 350
200 are 400
250 are 500
300 are 600
300 are t/m 20 ha is steeds hot maximum 600 kip
pen.
Bedrijven boven 20 ha mogen zonder vergunning
slechts ten hoogste 100 kippen aanhouden.
Hoewel in Zeeland de pluimveehouderij van on
dergeschikt belang is, zullen er wel bedrijven zijn,
die meer kippen aanhouden dan zonder vergun
ning is toegestaan.
Voor diegenen luidt het advies: Doe een aanvrage
bij de P. B. H. en wel vóór 1 December a.s.
Wat is de reden voor deze geringe animo? Wel
is waar zijn de prijzen van mestvarkens (zowel
bacon- als slagersvarkens) de laatste jaren vrij
scherp gesteld, doch niet zodanig, dat er geen rede
lijke winst of ondernemersloon viel te behalen.
Wanneer we dan ook de ontwikkeling in de overige
delen van ons land zien, en wel speciaal op de zand
gronden, dan constateren we een sterke uitbrei
ding van de varkensstapel. Naar wij menen is dit
beslist niet het gevolg geweest van een verlies
gevende fokkerij en mesterij. Veeleer zou dit aan
leiding kunnen zijn tot het concluderen van het
tegenovergestelde, hoewel hierbij ook naar voren
komt, dat speciaal op de kleinere zandbedrijven
de varkenshouderij een onmisbaar element vormt
in de bedrijfsvoering.
Zo goed men dus in overig Nederland kans zag
en ziet om de varkensfokkerij en -mesterij ren
dabel te voeren, moet dit ook hier mogelijk zijn,
al zullen dan de zandbedrijven waarschijnlijk door
hun grootte en bedrijfsvoering meer geschikt zijn
voor de varkenshouderij. Hier staat echter tegen
over, dat in een provincie als Zeeland, met de vele
bij- en afvalproducten van de akkerbouw, zeker
meerdere mogelijkheden liggen, in 't bijzonder wat
betreft de voeding van de varkens. Vooral op de
kleinere bedrijven zien we hier een mogelijkheid
om de rentabiliteit van het bedrijf op te voeren.
Verder denken we hier ook aan de grote bedrij
ven met een vaste arbeidskern, waarvoor in de win
ter meermalen moeilijk een nuttige bestemming
van de arbeidsuren valt te vinden. Wij zijn van
mening dat op het terrein van de varkensmesterij,
wanneer althans een voldoend aantal varkens
wordt opgezet, hier een nuttige arbeidsbesteding
voor zeker een man tijdens het winterseizoen kan
worden gevonden. Op de kleinere bedrijven zal het
17 November.
De laatste oogst van 't land, de suikerbieten, zijn
uitgekomen. In geen jaren (volgens een oude boer
moet het in 1910 precies zo'n najaar zijn geweest)
is het zo mooi gegaan. Ik geloof dat er maar 3 uur
regenverlet is geweest in de suikerbietenperiode
van 21 Sept.15 November. Dat is toch weinig,
elke dag was 't mooi weer, dag in dag uit. De sui
kerbieten zijn uit, maar nog niet weg. Ja, een boer
is een ongeduldig mens. Nu is alles zo goed ge
gaan met 't rooien en nu is hij nog ontevreden
dat de bieten zo lang moeten blijven liggen. Dat is
toch onredelijk, zei iemand, die met de suiker-
bietenafvoer is belast. Er zijn meer bieten omdat
de opbrengst zo goed is en de zoute bieten moeten
eerst afgvoerd worden. Dus wordt het wat later.
Hij heeft inderdaad gelijk en we zullen rustig onze
tijd moeten afwachten. Men kan nu eenmaal geen
ijzer met handen breken. De opbrengsten en 't sui
kergehalte zijn boven verwachting geweest. We
dachten dat het suikergehalte niet hoog zou zijn,
ook door de vele schieters. De erge zijn er wel uit
doch er waren toch ook mooie bicten bij die ook
al zaadstengels hebben gevormd. De suikerbieten,
die dit jaar zo vroeg gezaaid waren, waren van
't begin af al rijp; er is niet veel gewicht meer
bijgekomen. Je kunt soms hebben, dat het verschil
van eerste of laatste levering wel 5000 kg per ha
scheelde, doch dit was van 't jaar veel minder.
De tarwe, die van 't najaar is gezaaid, kwam
door de droogte slecht op, doch is nu al veel bijge
komen.
Vorige week Zaterdag met 't hele gezin naar de
„Floddermadam" geweest, 't Was erg gezellig daar
en vol. Willem en Plone waren ook geweest, ze
zaten precies van voren dus hadden alles goed ge
hoord. Zeg, zei Willem later tegen Plone, die amb-
tenaers èn 't nogal op der brood ekregen, dat was
raak. Maér, zei Plone, de boeren konden ter ok
meê doen, ik gelove dat de stand wel 11 was.
Maer, zei Willem, ze èn merakels best espeeld,
't was precies zo at ok wel is gebeurt, want ik
wasse ok a een-en-daartig jaer, eer ik in de beroo
mog kieken.
Ja, zei Plone, maer jie ei noe nog zelf een ékel
in je lief, at ik er in zit te kieken en ik bin nog
wè je vrouwe. Bel neent, zei Willem, dat is maer
om dat je olies zo van z'n plekke gooit, daerom
ek dat nie graag.
Die mevrouw HuismanGriep eit eel wat men
senkennis vin ik, zei Plone, en Willem knikte van
aehter z'n krante.
werk meestal door één van de gezinsleden kunnen
gebeuren. Tevens wordt op deze manier voor de
bij- en afvalproducten een waardevolle bestemming
gevonden, wat anders nog wel eens te wensen
overlaat.
Reeds eerder is door óns opgemerkt, dat de prij
zen van de mestvarkens vrij scherp gesteld zijn de
laatste jaren. Wij willen er dan ook nadrukkelijk
op wijzen, dat, wanneer men tot mesten van var
kens wil overgaan, het noodzakelijk is deze mes
terij goed op te zetten. Een eerste vereiste is
hierb|j wel, dat men goed uitgangsmateriaal heeft,
dus gezonde biggen van het gewenste type. We
kunnen dit beschouwen als het fundament van
de mesterij. Hoe beter men hierin slaagt, des te
beter resultaten mag men verwachten. Degenen
die ervaring hebben met het mesten van rundvee,
zullen dit volkomen kunnen beamen. Dieren die
qua type en conditie niet aan bepaalde eisen vol
doen, blijven de hele mestperiode door tegenvallen
en drukken uiteindelijk het nuttig rendement. Bij
varkens geldt dit in minstens even sterke mate.
Voor het kiezen van zijn uitgangsmateriaal mag
men niet vlug tevreden zijn. Slechts het beste is
goed genoeg. Ook hier geldt zeker: Een goed be
gin is het halve werk.
Wanneer men daarnaast een goede verzorging
toepast in een doelmatige stal en een goed rant
soen verstrekt, dan is de weg gebakend voor een
mesterij, die economisch zeker verantwoord is.
Tenslotte zouden wij nog willen opmerken, dat
enige interesse voor het werk, tenzij bij Uzelf of
het uitvoerend personeel, gewenst geacht moet
worden.
Rijksveeteeltconsulentschap voor Zeeland,
M. NIEUWENHUYSE, Hoofd-Ass.