Noord-Brabantsche Maatschappij van Landbouw ZITDAG BOEKHOUDBUREAU. ADVIESBUREAU WATERSNOODSCHADE. ADRESWIJZIGING. SUIKERBIETENOOGST 1944. BOERENPLICHT EN BOERENEER. ROGGE EN RUNDVEE. RONDOM DE BOERDERIJ. INDRUKKEN VAN EEN VERBLIJF IN DENEMARKEN. ZEEUWSCH LANDBOUWBLAD NIEUWENDIJK: Donderdag 19 November, 11—12 uur, Café v. d. Heuvel. Het adviesbureau van de Stichting voor de Land bouw zal ter voorlichting en advisering over ge- bouwen-, agrarische- en huiscaadschade voor ge troffen landbouwers zitdagen houden te: ALMKERK op Donderdag 19 November a.s. in Café Van Dijk, des voormiddags van 9.30 uur tot 12.30 uur. FIJNAART op Vrijdag 20 November a.s. in Hotel „Van Baaren", des voormiddags van 9.30 uur tot 13.uur. ZEVENBERGEN op Vrijdag 20 November a.s. in Hotel „Tholenaar", des namiddags van 14. uur tot 17.uur. Verder elke Dinsdag-voormiddag in het kantoor der Prov. Stichting voor de Landbouw te Tilburg, Spoorlaan 46. Voor een vlotte afwerking is het gewenst, dat de op de zaak betrekking hebbende bescheiden wor den meegebracht. Brand- en Var ia-verzekeringen. Het adres van onze adjunct-inspecteur voor brand- en variaverzekeringen de heer J. H. Hatsper is in verband met verhuizing veranderd en luidt thans: VAN BERGENSTRAAT 25 TE ZEVENBERGEN. Het telefoonnummer no 265 blijft ongewijzigd Zij, die inlichtingen of adviezen op dit terrein van verzekeringen wensen, kunnen zich steeds met de heer Hasper in verbinding stellen. Van tijd tot tijd wordt ons door belanghebbenden ge vraagd, hoe het nu eigenlijk wordt met de in uit zicht gestelde vergoeding voor suikerbieten van oogst 1944, welke door oorlogsomstandigheden verloren gingen, dan wel niet aan de suikerfabrie ken konden worden geleverd. Om deze reeds jaren hangende kwestie is al heel wat te doen geweest, daar hierbij vaak onverwachte moeilijkheden moes ten worden overwonnen. Dank zij de medewerking van de Stichting voor de Landbouw komt echter thans wat schot in deze zaak. Na verschillende besprekingen met de Mi nisters van Landbouw en Financiën blijkt laatst genoemde er mee accoord te gaan, dat bieten die niet gerooid zijn en bieten, die in de kuil zijn ver rot, worden vergoed. Voor de overige bieten is medewerking toegezegd om deze te doen vergoeden via Landbouwherstel. Hoe verheugend dit bericht, vooral voor belang hebbenden, op zichzelf is, we zouden nu toch wel graag, binnenkort dee zaak definitief geregeld en uitgekeerd willen zien. We hopen onze leden van het verdere verloop op de hoogte te houden. De voorzitter van de Geldersche Mij van Land bouw, de heer Van Leij, schrijft onder bovenstaand opschrift in het Geldersch Landbouwblad een artikel, dat geen nader commentaar behoeft, daar wij hiermee volledig kunnen instemmen. De heer Van Leij schrijft als volgt: „Wij leven in een tijd en in een samenleving, waarin het „verenigt U", veel meer is dan een leuze of een gevleugeld woord. Over de gehele wereld is dit voor vele millioenen ménsen iets van zelfsprekends geworden. Dit geldt eveneens voor Nederland. Van het, overgrote deel van de loontrekkenden kan men zonder overdrijving vaststellen, dat het lid zijn van een vakorganisatie voor hen even vanzelfsprekend is, als het nuttigen van een maaltijd. Het ledental van die grote centrale vakorganisaties in ons land, het N.V.V., het C.N.V. en de K.A.B. bedraagt meer dan een millioen. De kracht en de invloed van deze bonden moet echter niet uitsluitend verklaard worden uit het grote ledental. Van niet minder grote betekenis is de knappe wijze waarop ze be stuurd worden door de mensen, die hiervoor spe ciaal opgeleid zijn. Deze organisaties hebben eigen wetenschappe lijke bureau's met een staf van academisch ge vormde krachten, die de bestuursleden voorlichting geven over alle zaken waarin dezen dit voor hun werk nodig hebben. Dit is geen overbodige luxe. Deze methode van werken is noodzakelijk. De besturen van de diverse organisaties, die mee moe ten aanzitten aan conferentietafels, verkeren in dezelfde positie als frontsoldaten, die hun opdrach ten slechts dan kunnen uitvoeren, als een geregelde verzorging van benodigden van achter het front verzekerd is. Zonder goed geordend documenta tiemateriaal kan geen enkel bestuur van een orga nisatie van werkgevers of werknemers in of buiten de landbouw het meer stellen. De verzameling hiervan kost zo veel studie en tijd, dat het een speciale taak geworden is van mensen, die hiervoor speciaal bekwaamd zijn. De leden van de werknemersorganisatie met name, zijn zich dit zeer goed bewust en betalen een contributie, die de besturen in staat stelt om alles te doen wat men nuttig en nodig acht. Con tributie van 70 a 80 per jaar zijn voor mensen met een heel normaal salaris, waarvan niemand kromme sprongen maken kan, dan ook heus geen zeldzaamheid. Het is vanzelfsprekend, dat wat het aantal be treft, geen enkele volksgroep kan opbieden tegen de werknemersorganisaties. Wat echter het beleid, de besluitvorming en de hulpkrachten achter het front betreft, is dit heel goed mogelijk. Dit blijkt uit wat b.v. de werkgeversorganisaties van handel en industrie op dit terrein presteren. Ook die beschikken over een prima staf van weten schappelijk gevormde mensen, die zorgen dat het de mannen in de voorste gelederen aan niets ont breekt. Wie organisatorisch het zwakst staat, dat is die brede groep van onze bevolking, die veelal als mid denstand wordt aangediend. Het is dan ook geen toevallige omstandigheid, dat juist deze groep er zich over beklaagt, dat ze in de hoek wordt gedrongen. Hier heeft men te doen met de wetten van oorzaak en gevolg. Onze land- en tuinbouw hebben na de oorlog een geweldig stuk achterstand ingehaald. De zeer har de en pijnlijke lessen van de dertiger jaren zij*i niet vruchteloos geweest. Het is echter zorgwekkend om te moeten consta teren, dat juist in de laatste twee a drie jaar in meerdere provincies en streken het ledental van de landbouworganisaties afbrokkelt. En toch waren dit jaren, die als goede jaren mogen worden aangemerkt. Dit ledenverlies is in hoge mate pijnlijk. Het betekent, als dit proces voortvreet, verlies aan prestige, verlies aan invloed en verlies aan middelen om het werk, dat zo drin gend noodzakelijk is, te blijven verrichten. Als dit proces voortvreet moet worden gevreesd, dat de gehele boerenbevolking hiervan in de naaste toe komst zeer ernstige gevolgen zal ondervinden. •Nu de wintertijd nadert, stellen we deze zaak in het centrum van de belangstelling. Tengevolge van de huidige roggeprijs zullen vele boeren op de zandbedrijven in de verleiding komen de rogge aan het rundvee te vervoederen, temeer nu de eiwitrijke koeksoorten prijzig blij ven. Men dient zich echter zeer goed af te vragen of men werkelijk eiwitarme krachtvoeders (gra nen) in het rantsoen nodig heeft. In vele gevallen is er reeds sprake van een eiwittekort bij een zet- meelwaarde-overschot (veel bieten). Er moet zeer wel worden bedacht, dat de rogge via de diermaag minstens de marktprijs vermeerderd met de maal- kosten moet opbrengen! Bij goede overweging zal vaak blijken, dat men de rogge toch beter van de hand kan doen. Wil men beslist rogge voeren, dan zal men in nog sterkere mate dan thans aan gewezen zijn op het eiwitrijkste krachtvoer. De stelling, dat 2 kg roggemeel (p'l.m. 185 gram verteerbaar ruweiwit) ongeveer overeenkomt met 1 kg matig eiwitrijk meng voer (1819 verteer baar ruweiwit), is niet juist, omdat men in het eerste geval 1400 zetmeelwaarde aan het rant soen toevoegt en in het tweede geval pl.m. 680! Kan men doordat men beschikt over zeer goed ruwvoer (in behoorlijke hoeveelheden) en over niet te veel bieten e.d., bij zeer eitwitrijk mengvoer toch rogge gebruiken, dan geldt voor rundvee als maximum 2 kg per dier per dag. Voert ook de goedkope rogge met oordeel. An ders leidt het gebruik tot Uw nadeel. S. I. OOST-BRABANT. Met grote spanning heeft geheel Nederland het verloop gevolgd van het gigantische werk, dat op het eiland Schouwen en Duiveland werd verricht, n.l. het sluiten van het laatste gat bij Ouwerkerk. Immers nu deze laatste bres gesloten is, is een einde gekomen aan de spanning, of het eiland vóór de winter nog wel bewoonbaar zou zijn. Al blijft er voor onze collega's daar nog ontzaglijk veel te doen, toch, nu de zee weer bedwongen is, zal men heel wat geruster de zaak onder ogen zien dan eerst. Er zullen genoeg problemen zijn, die de volle aan dacht de eerste jaren vragen, als wederopbouw, ruilverkaveling, bemestingsproblemen, enz. Maar de Zeeuwse mentaliteit kennende kunnen wij ge rust zijn, dat dit wel in orde komt. Niet voor niets luidt hun zinspreuk: Luctor et Emergo: Ik worstel en ontzwem. Moge uit deze ramp ook dit eiland dat mede het zwaarste getroffen is, onder Gods Zegen schoner herrijzen. We hebben als collega's op de hoge zandgronden meegeleefd toen de ramp hun trof. Wij, waarvan velen geen begrip hebben van de ontzaglijke kracht van het water en de meesten onzer dit maar van horen zeggen weten. Toch kunnen wij ons ook wel enigszins voorstellen de blijdschap toen op Vrijdagnacht 6 November de radio ons be- rich'tte, dat de laatste moeilijkheden bij Ouwerkerk overwonnen waren. Ook de Dankdienst, die werd gehouden in Zierik- zee, waarbij alle gezindten vertegenwoordigd wa ren, geeft beloften voor de toekomst. Dikwijls moeten we door ramp of nood heen naar elkander toegedreven worden. We hebben dat ook gezien bij de laatste wereldoorlog. Jammer echter dat we dat zo gauw vergeten. En dit geldt niet alleen voor een volk of een streek, dit geldt ook voor een be paalde stand. Dit geldt ook de boer. Als alles goed gaat, als de oogst goed is en de prijzen behoorlijk, och dan hebben we niemand nodig, dan kunnen we het zelf immers wel af en dan vergeten we zo dikwijls dat we in een gemeen schap leven van mensen, die dezelfde belangen hebben als wij. Dit worden we dan pas gewaar als het niet goed gaat, als de prijzen minder worden en de pachten hoger. Als er dingen om ons heen gebeuren waar we alleen machteloos tegenover staan en waar we ge zamenlijk onder gebukt gaan. Dan gevoelen we ook, dat we elkaar niet kunnen missen, maar el- kaars steun nodig hebben, en dat twee sterker zijn dan één. Moge dit ook steeds meer tot uiting komen, vooral nu de winter weer nadert. Nu er weer eens tijd is om regelmatig te vergaderen in afdeling en kring. Laten we ook daar de gezamenlijke moei lijkheden en belangen bespreken, open en eerlijk. Wellicht kunnen we ook van elkaar leren hoe het moet en hoe het niet moet op onze bedrijven. Dan zal ook het organisatieleven kunnen gaan bloeien. En zal ieder voor zich zelf en voor zijn bedrijf daar de vruchten van kunnen plukken. (II. Slot.) Als tractie gebruikt men benzinetractoren, meest Fordson Major of Ferguson, daar de benzine voor landbouwtractoren niet duurder is dan petroleum, wegens teruggaaf der benzinebelasting. De slijtage aan benzinemotoren is bovéndiefi lager dan die aan petroleummotoren, terwijl nog iets meer kracht ontwikkeld wordt door de hogere compressie. Wel moet een kleine wegenbelasting betaald worden n.l. 36 per jaar. De prima onderhouden wegen zijn dit echter wel waard. De nieuwe num merplaten met 6 en 16 km waren daar reeds in gebruik. Men gebruikt rondgaande ploegen; wentelploe- gen vindt men alleen nog bij oud roest, daar deze niet bevielen. Men ploegt het hele perceel rondom op of af, dus niet in afzonderlijke akkers. Onder- grondwoelers heb ik nergens zien gebruiken, waar schijnlijk wegens de stenen in de ondergrond. Hoewel het land heuvelachtig is, is het toch om het afstromen van de bouwvoor te voorkomen ge draineerd op een diepte van 1 a 1.20 m en dan veelal ruitvormig met op ieder kruispunt een kruis- buis, dan verzameldrains en hoofdleidingen; deze laatste soms met een doorsnede van 50 cm1 en tot een diepte van 6 meter. Ze monden uit in beekjes. Dit ruitvormig draineren doet men omdat dan het water beter opgevangen wordt en bij eventuele verstopping van een gedeelte kan het water door een anderé leiding worden afgevoerd. De percelen zijn omgeven door smalle heggen. Deze dienen voor afscheiding en tevens voor wind scherm. Door deze windschermen schijnt de opbrengst der landbouwgewassen verhoogd te jvor- den; in sommige gevallen zelfs tot 10 Deper celen die geweid worden zijn bovendien nog afge rasterd met schrikdraad. De lonen zijn hoger dan hier, doch de sociale lasten aanmerkelijk lager, zodat het totaal niet veel verschilt met hier. Het loon en de verpich- tingen van een melkknecht is ongeveer als volgt: 25 a 30 koeien melken en voeren, varkens voeren, stallen schoonhouden en uitmesten, 1 x per week stalramen wassen, vee om de andere dag borste len, melkgereedschap zuiver houden, administratie omtrent melk en voer bijhouden. Het loon is: in de zomer 430 DK. is 264, in de winter 530 DK. of 290 per maand. 2 1 melk per dag, vrij wonen, vrij licht, water en brandhout. Voor helpen bij de oogst wordt 2 DK. per uur extra betaald. 1 Zondag per maand vrij. De arbeiders hebben geen vrije Zaterdagmiddag. Losse arbeiders zijn zeer moeilijk te krijgen, zodat in drukke perioden, ieder uit 't gezin, die enigszins

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1953 | | pagina 9