Schetsen van de Belgische landbouw
ONDERZOEKONDERWIJS
EN VOORLICHTING
ZEEUWSCH LANDBOUWBLAD
Onderzoek, voorlichting en onderwijs worden te
recht wel eens de pijlers van de Nederlandse land
bouw genoemd. De resultaten van het onderzoek
worden door de Voorlichtingsdienst voor de prak
tijk bruikbaar gemaakt en verspreid, terwijl de
jonge boeren op landbouwscholen er mee in ken
nis worden gebracht en door de ontvangen oplei
ding later ook in staat zijn de nieuwe gegevens in
hun bedrijf te verwerken.
Ook in België hebben we met deze drie onder
delen kennis gemaakt, al heeft men ons minder
op de samenhang gewezen.
Door al deze onderdelen loopt weer medogenloos
de grens der taalscheiding, die veel dubbel werk
veroorzaakt en in de praktijk veel moeilijkheden
schept, die wij ons niet goed voor kunnen stellen.
Beperken we ons alleen maar tot het Hoger land
bouwonderwijs dat straks de personen zal leve
ren, die de voorlichting en het onderzoek ter hand
moeten nemen dan zien we, dat dit in een klein
land als België verdeeld is over de Landbouwhoge
scholen in Gent en Gembloers en het landbouw
onderwijs aan de Universiteit in Leuven. Hierbij
mag Gent wel gezien worden als het bolwerk van
de Vlaamse landbouw en de mooie, ruime school
Vormt ook een waardige huisvesting voor de toe
komstige landbouwkundigen.
Met trots vertelde de rector Prof. v. d. Brande
ons, dat het aantal leerlingen van de eerste can-
didatuur in de periode na de oorlog verdubbeld was.
Dit is wel opmerkelijk, als we nagaan, dat we in
Nederland juist het omgekeerde verschijnsel ken
nen. Hieruit blijkt ook, dat de sociale taalgrens
zich iets aan het verplaatsen is. Naast de geogra
fische scheiding, die dwars door het land heen loopt,
vindt men ook nog de sociale taalgrens, die dwars
door de verschillende bevolkingsgroepen heen loopt.
Nog altijd worden b.v. de kinderen van de beter
gesitueerden in Vlaanderen bij voorkeur naar een
Franse kostschool gezonden.
Op zichzelf is het goed, dat deze kinderen goed
Frans spreken in hun twee-talig land, omdat ze
dan overal terecht kunnen. Wanneer ze echter op
deze kostscholen volledig doortrokkken worden met
een geest, die de Vlaamse taal en levensuitingen
niet wélgezind is, wordt dit doel volkomen voorbij
geschoten.
Naarmate het Vlaams meer en meer tot omgangs
taal wordt, loopt men wel het gevaar, dat de Vla
mingen zich niet meer op het Frans toeleggen,
waardoor ze hun veelzijdigheid inboeten.
GELIJKGERECHTIGHEID DER TAAL
GROEPEN IS AAN HET GROEIEN.
De toename van het aantal leerlingen op de land
bouwhogeschool te Gent is een bewijs, dat de ge-
lijkgerechtigheid der beide taalgroepen langzaam
aan het groeien is. Overigens komt men in de
praktijk nog voldoende voorbeelden tegen, die dit
doen betwijfelen.
- -w
De silo van de proefboerderij in Melle
XI.
ë---tic^aQoo^^oe
Als men een landbouwconsulent in de buurt van
de taalgrens met Vlaams en Frans sprekende
boeren alleen maar Frans hoort spreken en
merkt, dat hij zelfs geen moeite doet de Vlaamse
taal te verstaan, dan vraagt men zich toch wel
eens af wie zich nu aan moet passen, als men daar
naast verschillende van zijn Vlaamse collega's rad
Frans heeft horen spreken.
Evenals in Nederland vindt het onderzoek voor
een groot gedeelte plaats door de hoogleraren, be
last met het onderwijs. Zo spraken we met de rec
tor, tevens hoogleraar in dierkunde, die ons uit
voerig zijn werk toonde. Ons sprak het meest de
bestrijding van insecten door hun natuurlijke be
lagers, aan. We wisten b.v. niet, dat de heggeblad-
roller liefst 34 natuurlijks parasieten bezit, die hem
bij een eventuele onverwachte uitbreiding weer een
kopje kleiner maken. Zo wordt hier getracht om
op natuurlijke wijze het evenwicht weer aan te
brengen, dat we met onze bestrijdingsmiddelen
vaak plotseling verstoren.
Ook het aardappelcystenaaltje, dat in 1949 in
België ontdekt werd, en het probleem klavers een
goede zaadzetting te geven, had de volle aandacht
van deze hoogleraar.
Tegen het aardappelaaltje behoeft niet sterk op
getreden te worden; eerst als de aaltjes ontdekt
worden, gaat men over tot het nemen van maat
regelen en het voorschrijven van een vruchtwisse
ling. Met wekstoffen tracht men de aaltjes te van
gen. Zoals men waarschijnlijk weet, werken in
Nederland aan dit probleem alleen al een zevental
wetenschappelijke onderzoekers en het is dan ook
geenszins verwonderlijk, dat vooral de onderzoe
kers van Gent een Benelux op wetenschappelijk
gebied zouden toejuichen.
BENELUX OP ONDERZOEKGEBIED.
Overigens gebeurt er op dit gebied al het één en
ander, al is dit niet officieel. De onderzoekers van
een bepaald onderwerp komen dan beurtelings in
één der landen bijeen ter bespreking van de pro
blemen rondom het onderwerp. Ongetwijfeld is
een dergelijk contact vruchtdragend, al is het alleen
maar omdat men zodoende dubbel werk vermijdt.
Rondom de Landbouwhogeschool van Gent zijn
verschillende onderzoekingscentra gegroepeerd, die
gevestigd zijn rondom het 55 ha grote proefbedrijf
in Melle. Daar de directeur hoogleraar is in de
economie, valt het te begrijpen, dat op een derge
lijk bedrijf slechts 5 arbeiders waaronder 2 vee
verzorgers aanwezig zijn.
De 2 koeien worden met een melkmachine ge
molken en niet nagemolken. Daardoor kan er ge
werkt worden met 6 emmers. Verder wordt ge
werkt met 2 trekkers (18 en 26 p.k.) een maaidor
ser en een balenpers. Een voor onze begrippen
hoge silo kan 200.000 kg bevatten, meest gehak-
seld gras of maïs. Deze silo werd reeds in 1929
gebouwd en kostte toen ongeveer 250.000 fr.
Lucerne is er een geliefd gewas, omdat men er
in 3 a 4 sneden een 13.000 kg droge stof per ha kan
van afhalen, wat veel hoger is dan die van gras
sen. Het Instituut van Plantenveredeling werkt
overigens hard aan de verbetering van de grassen
en beproeft vele mengsels door het gehele land.
Men schijnt vrij ver gevorderd te zijn bij het vinden
van kropaar-selectios, die, naast goede opbrengst
en smakelijkheid, ook een gelijkmatiger groei ver
tonen in de droge zomermaanden.
Ook de bemesting en verdere verzorging van het
grasland heeft bij het onderzoek alle aandacht. Op
één der andere stations dat voor veevoeding -
onderzoekt men op grote schaal het inkuilen.
Do Hardeland-methode is zowel de beste als de
goedkoopste, mede waarschijnlijk omdat het in te
kuilen materiaal in de regel minder eiwitrijk is
dan het onze.
Op het gebied van het stikstofgebruik dat de
eitwitrijkdom sterk beïnvloedt. vindt men scher
pe tegenstelling tussen Vlaandefen waar giften
van 240 kg N per ha voorkomen en Wallonië
waar sommige kunstmesthandelaren geen stikstof-
omzet van betekenis hebben. Het station voor de
veevoeding leek ons te vergelijken met Instituten
als ,,De Schothorst" en het proefstation in Hoorn.
Zo zouden we U nog meer kunnen vertellen over
andere proefstations, die gegroepeerd zijn rondom
de Landbouwhogeschool.
Daar de meeste van jonge datum zijn, is hier
een geweldig stuk onderzoek in opbouw, omdat
deze instellingen voorzien zijn van jonge energieke
3 'V,.
Waar de tarwe tot onder de ramen groeit
Instituut voor Plantenveredeling in Leuven
landbouwkundigen. Jammer genoeg vormt het
geld hier een grote rem; naar het ons voorkomt
meer dan in Nederland. Want terwijl de Hoge
school zelve ressorteert onder het Ministerie van
Onderwijs, hebben de Instituten, wat hun financiën
betreft, te maken met het Ministerie van Land
bouw.
In de regel is een instituut verbonden aan de
Hogeschool, doordat de hoogleraar tevens direc
teur is; een systeem waarvan men de laatste tijd
meer en meer is afgestapt. Helaas is de stichting
van deze instituten in hoge mate een zaak, die
samenhangt met de politieke relaties waarover
men weet te beschikken.
Daar het Ministerie van Landbouw niet veel geld
beschikbaar heeft voor het landbouwkundig onder
zoek, moeten andere bronnen worden aangeboord.
Als zodanig fungeert in hoofdzaak het I. R. S. I. A.,
oen instituut dat in hoofdzaak te vergelijken is met
T. N. O. in Nederland. Daar ook de industrie Voor
50 hierin deelneemt, is het steeds moeilijk gel
den toegewezen te krijgen voor onderzoek dat geen
vooruitzichten geeft aan de industrie. Tevens heeft
de industrie steeds belang bij een bepaalde uit
komst van het onderzoek, zodat de onderzoekers
wel eens in een moeilijke positie verkeren.
Naast de instituten kent men daarom ook de z.g.
secties voor het onderzoek (te vergelijken met de
z.g. werkgroepen in Nederland). Zo is één van deze
het Nationaal Centrum voor grasland en groen-
voederonderzoek, dat beschikt over 7 proefbedrij
ven en 5 landbouwkundigen van de Gentse Hoge
school.
Ook de hogeschool in Gembloers en de Universi
teit in Leuven ondervinden dezelfde bezwaren.
Toch staat het Proefstation voor Plantenverede
ling in Gembloers gebouwd met gelden, die de
Ministertarwe leverde in scherpe tegenstelling
tot de gebrekkige huisvesting van het Instituut
voor Plantenveredeling bij Leuven, waar ieder
hoekje benut moet worden om de gewassen te kun
nen vermeerderen.
In hoeverre het verdere landbouwonderwijs ver
gelijkbaar is met het Nederlandse, weten we niet.
We hebben wel de indruk gekregen, dat op dit ge
bied een grote verscheidenheid heerst.
SCHAARSE VOORLICHTING.
Als we de voorlichting bezien, vinden we maar
heel weinig overeenstemming met die in Neder
land, tenzij we een vergelijking willen maken met
de vóór-oorlogse periode. De landbouwconsulent
is een practisch alleenstaande figuur, die overal
van op de hoogte dient te zijn en een groot gebied
als ambtsgebied heeft
Toen we een landbouwconsulent, wiens ambts
gebied bestaat uit het grondgebied van 96 gemeen
ten, vroegen hoeveel ha's dit nu wel groot was,
antwoordde hij gevat: Dacht U, dat we nog tijd
hadden om statistiek te bedrijven".
Daarom mist naar ons gevoelen, de voorlichting
als schakel tussen onderzoek en praktijk wel erg
sterk. Het bezoek der consulenten beperkt zich in
hoofdzaak tot de voorbeeldbedrijven, die subsidies
krijgen voor het aanbrengen van verbeteringen.
Het valt dan ook niet te verwonderen, dat juist
deze bedrijven met kop en schouders boven de rest
uit gaan steken. Het treksysteem van voorlichting
vinden we hier sterk vertegenwoordigd en het
komt ons voor, dat een uitbreiding van deze dienst
noodzakelijk is, wil men de praktijk, tijdig en op
grote schaal, laten profiteren van datgene wat door
de landbouwwetenschap gevonden is.
B.