DE NIEUWE MELKPRIJS Radio Paard en paardensport Pluimveehouderij DE BESTRIJDING VAN DE WORMZIEKTE BIJ PAARDEN. ZEEUWSCH LANDBOUWBLAD Karakter van de melkprijs. Evenals vorige jaren heeft de hoofdafdeling Vee houderij van de Stichting voor de Landbouw ook nu geruime tijd ernstige aandacht besteed aan haar advies aan het hoofdbestuur inzake het melk- prijsbeleid voor het melkprijsjaar 1 November 1953 tot 31 October 1954. In zijn Octobervergadering heeft het hoofdbe stuur van de stichting het voorstel der hoofd afdeling overgenomen, hetwelk luidt, dat het ka rakter van het melkprijsbeleid in het melkprijsjaar 1 November 1953 tot 31 October 1954 in het alge meen ongewijzigd kan worden gehandhaafd. Dit beleid wordt gekenmerkt door de volgende drie elementen: a. een garantieprijs voor alle melk, welke aan fabrieken wordt afgeleverd, tot boerenkaas wordt verwerkt of welke in het vollemelk- gebied in consumptie wordt gebracht; b. een verrekenprijs voor de consumptiemelk; c. een zuivelfonds. Deze drie elementen vormen wezenlijke onder delen van het melkprijsbeleid en zijn onverbreke lijk aan elkaar verbonden. Zij heeft, bij het opstellen van haar advies om trent de garantieprijs, speciaal rekening gehouden met het belang van deze melkprijsgarantie voor de zandgronden. De stichting heeft op grond daarvan een prijs voorgesteld van ƒ20,75 per 100 kg melk met 3.7 vet. In het voorstel van deze garantieprijs heeft de stichting reeds rekening gehouden met de loons verhoging van 5 welke door de regering met ingang van 1 Januari a.s. bindend is voorgeschre ven. Wel heeft de stichting bij haar voorstel het voorbehoud gemaakt, dat veranderingen zullen worden doorberekend, zowel in de garantieprijs als in de verrekenprijs. Verrekenprijs consumptiemelk ƒ22,75. Als verrekenprijs voor de consumptiemelk^ stelt de Stichting voor de Landbouw voor 22,75 per 100 kg melk, eveneens met 3.7 vet. Deze ver rekenprijs een vaste norm voor het gehele jaar dient naar het oordeel van de stichting boven de garantieprijs nog een redelijke ondernemers winst te bevatten. Deze winst wil de stichting stel len op 10 Deze verrekenprijs is, zoals bekend, de norm voor het berekenen van de heffingen en toeslagen voor de melk, welke voor consumptiemelk wordt bestemd. Als de zuivelwaarde van de melk boven de verrekenprijs ligt, wordt uit het zuivelfonds een toeslag gegeven voor de melk, welke voor con sumptie bestemd wordt; ligt de zuivelwaarde onder De paardenstapel in Nederland. Zitdagen Boekhoudbureau der Z. L. M. Wij lazen voor U. Het verhandelen van geïmporteerde slachtpaarden. De staltijd voor het vee. Zitdagen Zeeuws Voorlichtingsinstituut op Verzeke- ringsgebied. (Z. V. V.) Zitdagen Zeeuws Voorlichtingsinstituut voor de Brandverzekering. (Z. V. B.) Zitdagen Adviesorgaan voor Oorlogs- en Rampschade. Zitdagen Contractteelt. Zitdagen Algemene Emigratie Centrale. Het Instituut voor Rationele Suikerproductie. Lonen en sociale voorzieningen: Naar de toepassing van de werkclassificatie? Let op de uitbreidingsplannen: Westdorpe. Boekennieuws. Urgentieprogramma voor het platteland. De Boerenjeugd. Van Boerderij en Organisatie. Korte wenken uit de praktijk. Schetsen van de Belgische landbouw. X. Verhoging overnameprijs voor baconvarkens. Boerderij bouw. De herdenking van het 60-jarig bestaan der Rijks- landbouwwinterschool te Goes. Uit de Herverkavelingsgebieden. Emigratie. De nieuwe melkprijs. Pluimveehouderij Regeling inzake het houden van pluimvee. Paard en Paardensport. Radio: De bestrijding van de wormziekte bij paarden. Tuinbouw: Stemmen uit de praktijk. Teeltvergunningen. Bram uit de Slikhoek. Korte Berichten. Voor de Plattelandsvrouw. Uit de Kringen en Afdelingen: Algl vergadering Kring Axel der Z. L. M. Alg. verg. Kring Noord-Beveland der Z. L. M. Kring Schouwen-Duiveland der Z. L. M.Lezing .Herstel en wederopbouw van Boerderijen." Alg. vergadering Kring Tholen en St. Philipsland der Z. L. M. Toneeluitvoering „De Floddermadam" te Tholen. Noord-Brabantsche Maatschappij van Landbouw. Marktberichten. de verrekenprijs, dan zal ten gunste van het zuivel fonds een heffing op deze melk worden gelegd. Het doel van de verrekenprijs is dus de schomme lingen in de zuivelwaarde der melk geen invloed te doen uitoefenen op de prijs, welke als uitgangs punt dient voor de berekening van de consu mentenprijs. Met betrekking tot de waardering van het boter- vet, dat vrijkomt bij standaardisatie, heeft de stich ting er op gewezen, dat dit gewaardeerd zou moe ten worden tegen de werkelijke marktwaarde zon der theoretisch minimum. Zuivelfonds. In het kader van de hierboven genoemde voor stellen nopens de garantieprijs en de verrekenprijs, heeft de Stichting voor de Landbouw geen aanlei ding gevonden wijziging te brengen in het beleid inzake een zuivelfonds, hetwelk dus ook voor het nieuwe melkprijsjaar kan worden ingesteld. Eén van de taken van het zuivelfonds zal dan wederom zijn het verrekenen van de heffingen en toéslagen op de melk, welke voor consumptie wordt bestemd. Daarnaast heeft het zuivelfonds de taak de ver liezen te dekken, voortvloeiende uit de afzet van zuivel- en melkproducten, welke bij het In- en Ver koopbureau voor Zuivel zijn ingeieverd. Op deze wijze wordt een bodem in de markt gelegd. Extra toeslagen uit het L. E. F. op consumptiemelk. Zoals bekend is bij de afschaffing van de maxi mum straatprijs voor consumptiemelk met ingang van 19 April 1953, een differentiatie toegepast in die zin, dat in de gebieden met een tekort aan con sumptiemelk een hogere subsidie uit het L. E. F. wordt verleend dan in de niet-tekortgebieden. Voor het grote tekortgebied in het Westen be draagt deze extra toeslag 1,5 cent; voor de kleine re tekortgebieden elders 0,75 cent per liter; voor overig Nederland wordt geen extra toeslag ge geven. De Stichting voor de Landbouw heeft in het ka der van het voor het melkprijsjaar 1 November 195331 October 1954 te voeren melkprijsbeleid, op voorstel van de hoofdafdeling veehouderij, het standpunt ingenomen, dat het gewenst is om met ingang van 19 April 1954 de verschillen in deze extra toeslagen te doen verdwijnen. REGELING INZAKE HET HOUDEN VAN PLUIMVEE. In het Voedselvoorzieningsblad nó. 55 dd. 30 Sep tember 1953 is een regeling van het Bedrijfschap voor Pluimvee en Eieren inzake het aanhouden van pluimvee na 1 October 1953 afgekondigd. Deze regeling houdt o.m. in, dat pluimveehou ders, die geen of niet meer dan Vi ha cultuurgrond in exploitatie hebben, van 1 October 1953 af ten hoogste 50 stuks Volwassen hennen mogen aan houden. Zij, die meer dan ha cultuurgrond ex ploiteren, mogen ten hoogste een aantal stuks vol wassen hennen aanhouden, dat overeenkomt met hot maximum-aantal, dat ten aanzien van hun be drijf hieronder is aangegeven. Boven ha tot en met 20 ha: 200 stuks voor iedere voile in exploitatie zijnde ha cultuurgrond, zomede voor ieder gedeelte van een ha cultuur grond, hetwelk (daarnevens) wordt geëxploiteerd, een zodanig percentage van 200 stuks als in even redigheid staat tot de oppervlakte van dit gedeelte, een en ander met dien verstande, dat het totale aantal nimmer meer dan 600 stuks mag bedragen. Boven 20 ha: 100 stuks. Onder cultuurgrond wordt verstaan: bouwland, grasland en tuinland, (met uitzondering van tuin voor eigen gebruik) d.w.z. alle grond, zoals is om schreven onder A. rubriek 4 van het formulier voor de Inventarisatie van Land- en Tuinbouw 1953. Een bij het bureau van een P.V.C. geregistreer de, die blijkens de gegevens van de Mei/Juni inven tarisatie 1953 75 are cultuurgrond exploiteert mag dus ten hoogste 500 stuks volwassen hennen aan houden. Alle geregistreerden, die 3 ha doch niet meer dan 20 ha cultuurgrond exploiteren, mogen ten hoogste 600 stuks volwassen hennen aanhou den, terwijl de geregistreerden die méér dan 20 ha cultuurgrond in exploitatie hebben ten hoogste 100 stuks mogen aanhouden. Uit een en ander blijkt een richten van de pluim veehouderij naar het kleinere landbouwbedrijf. Pluimveehouders, die op 1 October 1953 meer Volwassen hennen aanhielden dan overeenkomt met het ingevolge bovenvermelde regeling te hun nen aanzien aangegeven maximum, kan worden toegestaan een groter aantal hennen voorhanden te hebben. Zij dienen hiertoe een verzoek te richten aan de Plaatselijke Bureauhouder op een speciaal daar voor bestemd bij hem verkrijgbaar formulier. Dit formulier moet vóór 1 December a.s. bij de Plaatselijke Bureauhouder zijn ingeleverd. Formu lieren, die na deze datum binnenkomen, zullen in het algemeen niet meer in behandeling kunnen worden genomen. Op de ontwikkelingsdag tec* gelegenheid van het 60-jarig bestaan van de Rijkslandbouwwinterschool te Goes hield de heer S. de Regt een rede over: „Waarom mechaniseren wij ons bedrijf?" De heer De Regt bracht naar voren, dat de vooruitgang van de techniek in de laatste halve eeuw ook de land bouw dwingt gebruik te maken van machines. Ver der betoogde hij, dat het landbouwwerk aantrekke lijk gemaakt moet worden om in de toekomst ar beiders te kunnen krijgen. De gebruiksmogelijk heden van de trekker, die toch de kern van de me chanisatie is, zijn zó groot geworden, dat de trek ker het paard over het gehele jaar kan vervangen, terwijl, door nieuwe technische vindingen, de ge bruiksmogelijkheden van de trekker in de toekomst nog groter worden. Die van het paard kunnen echter niet veel meer veranderen. De voorsprong van de trekker op het paard zal dus steeds groter worden, temeer daar het gebruik van de trekker economisch verantwoord is. Als klap op de vuurpeil rekende hij ons voor, dat over 20 jaar het paard door de trekker geheel verdreven zal zijn. Immers bij een jaarlijkse trek ker-import van 3500 stuks kunnen jaarlijks 10.000 paarden vervangen worden. De werkpaardenstapel 200.000. Dus over 20 jaar: adieu, paard! De heer Ir. Sanders bracht hiertegen in, dat me chanisatie en motorisatie niet geheel het zelfde is. De paardentractie kan nog sterk gemechaniseerd en geïntensiveerd worden. Verschillende arbeids- gangen kunnen bij de trekker wel gecombineerd worden; dit is evengoed mogelijk bij paardentrac tie. Hieraan is nog weinig gedaan. Dit gemis moet door de meest belanghebbenden van de paarden tractie: de paardenstamboeken, aangevuld worden. Waarom kan een trekkerchauffeur meer verdie nen en zittend zijn werk doen, terwijl de paarden knecht minder verdient en alles lopend moet doen? Wanneer paardentractie aantrekkelijker gemaakt wordt, en bovendien geïntensiveerd wordt, kan er meer betaald worden aan de paardenknecht, want hij doet nu meer per uur en omdat het aangenamer is geworden, zullen er zeker goede jongeren zich als paardenknecht aanmelden. Verder deelde Ir. Sanders mede, dat in het ver slag van de Rijkslandbouwvoorlichtingsdienst in Overijssel te vinden is, dat motorisatie niet altijd economisch is. De gegevens zijn verkregen van een onderzoek naar de resultaten op boerderijen in de Overijsselse Veenkoloniën. Zes bedrijven van verschillende grootte, werden uitsluitend met paar dentractie gedreven en zes met paarden- en motor - tractie. Uiteindelijk was het netto overschot/ha op de paardenbedrijven aanzienlijk groter dan op de andere bedrijven. De boeren op deze bedrijven zullen voorlopig heus niet zo gek zijn om te gaan motoriseren. De lezers en de hoorders zal het opgevallen zijn, dat deze gegevens afkomstig, zijn van.de Landbouw- voorlichtingsdienst, welke dienst algemeen door de paardenmensen als een grote boosdoener ten aanzien van de mechanisatie wordt beschouwd. Maar het blijkt, dat een reëel standpunt wordt in genomen. Mechanisatie en verantwoorde motorisatie is een eis van de tijd. Volkomen begrijpelijk, dat dit ge propageerd wordt. Maar er wordt ook gezegd: overdreven motorisatie is nadelig. Dit wordt vaak niet meer gehoord. Als we boos zijn op iemand, luisteren we niet meer naar hem, ook al heeft hij gelijk. De heer De Regt antwoordde, dat 15 jaar geleden door de heer Zwagerman al gewezen is op de nood zaak om de paardentractie te mechaniseren en in tensiveren. Wat is er in die 15 jaar gebeurd? Niets! En de heer De Regt verwacht, dat. er in de toekomst ook niets gebeuren zal. Wij zijn heel erg bang, dat hij daar wel een beetje gelijk in heeft. Enige tijd geleden hebben we nog kunnen lezen, dat mechanisatie van de paarden tractie niet opportuun is! En als er niet gebeurt, zijn alle paardenmensen in stamboekverbanderzelf de schuld van, dat de' trekker steeds groter voor sprong neemt. En als ik ooit met de heer De Regt bij het graf van het laatste paard sta, zal ik de heer De Regt niet verwijtend aankijken, maar al diegenen, die zeiden dat ze het wèl meenden met het paard. Hun handen vonden niets om te doen. TOONTREDER. De heer G. Grootenhuis, lid van de Commissie Werkgroep Gezondheidszorg, Voeding en Ver pleging van het Centrum Paardenbelangen, zal in een radiocauserie op Maandag 9 November a.s., des avonds van 19.4520.00 uur over de zender Hilversum II, spreken over: „De bestrijding van de wormziekte bij paarden".

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1953 | | pagina 10