Vogelschade en haar bestrijding in land- en tuinbouw ZEEUWSCH LANDBOUWBLAD ii. Familie van de lijster. In Zeeland treft men ze sommige jaren in zeer grote aantallen aan. Het zijn er soms duizenden bij elkaar. Grote groepen zien we meer dan eens neerstrijken in de boomgaarden, waar ze zich wat te buitengaan aan de appels en peren, die nog aan de bomen hangen. Ze kunnen dus schadelijk zijn in de fruitteelt; de landbouw ondervindt van deze vogels geen last. Ik zou deze vogels niet direct tot de schadelijke vogels willen rekenen. Ik wil deze vogels aan de opgenoemde lijst toevoegen om te bevestigen, het geen ik al eerder beweerde, dat geen enkele vogel totaal schadelijk of onschadelijk is. Standvogels en trekvogels. Nu moeten we nagaan op welke manier de schade, die door de vogels in het algemeen wordt aangericht, kan worden voorkomen. Om hiervoor maatregelen te kunnen nemen, moe ten we eerst de vogels onderverdelen in twee groe pen. Dat zijn de standvogels en de trekvogels. De eerste zijn hier te lande inheems; ze leven en broeden hier en blijven winter en zomer in hun eigen omgeving. De tweede zijn een gedeelte van het jaar in andere streken. Ze trekken in het najaar naar zuidelijker gelegen gebieden om in het voorjaar weer onze polders, dorpen en steden te bevolken. Sommige soorten komen tijdens hun trek over ons land heen en bewonen noordelijker gelegen landen, waar ze nestelen en broeden. Het zal iedere lezer duidelijk zijn, dat de bestrij ding van standvogels veel gemakkelijker is uit te voeren dan die van trekvogels. Bij trekvogels heeft men iedere dag te maken met nieuwe aanvoer. Het bestrijden van vogels is nog steeds een on opgelost probleem. Er is nog niemand geweest, die hiervoor een volmaakte methode heeft weten te vinden. Dit vindt haar oorzaak in diverse fac toren. Ie. Vogels zijn dieren, die zich gemakkelijk kun nen verplaatsen. Men ziet ze 'op een perceel bezig, vliegen op en enkele ogenblikken later zijn ze en kele kilometers verder bezig om een ander perceel met een bezoek te vereren. 2e. Vogels hebben een goed geheugen. Wanneer men éénmaal heeft geschoten, dan kan men zich niet meer met een geweer op het veld vertonen.- Zodra ze een mens zien, zijn ze reeds vertrokken. Er wordt wel beweerd, dat kraaien en roeken zó'n goed herinneringsvermogen hebben, dat ze een jaar nadien nog de plaatsen mijden, waar ze het vorige seizoen regelmatig werden beschoten. 3e. De grote aantallen vogels, die in ons land soms maar enkele weken in een jaar voorkomen, bemoeilijken in grote maté de bestrijding. Door standvogels te bestrijden kan het aantal afnemen, hetgeen uiteindelijk 'n vermindering van de schade tot gevolg moet hebben. Anders wordt dit, wanneer trekvogels de schade veroorzaken. In zo'n geval heeft het geen zin om de inheemse vogels te bestrijden. Neem aan, dat men er kans toe zou zien om de inheemse vogels in zijn geheel te vernietigen, dan zou toch de scha de blijven bestaan. De vreemde vogels, die op trek zijn wisselen van dag tot dag, zodat de schade even groot blijft. Een voorbeeld hiervan zijn de spreeuwen. Vanaf Juni komen er reeds vreemde spreeuwen ons land binnen. Hun aantallen zijn over het algemeen enorm. Hun broedgebied treft men aan in de lan den rondom de Oostzee. Dit gebied is ongeveer 30 40 maal zo groot als Nederland, dun bevolkt en bedekt met oneindige oppervlakten bos. Wan neer deze vogels gaan tcekken, passeren ze ons land en een groot gedeelte blijft hier dan enige tijd hangen. Wie kent de spreeuwenwolken niet? Het is een interessant gezicht deze wolken boven de polder te zien manoeuvreren. Er zijn spreeuwenwolken, welke geschat kunnen worden op een half millioen vogels. De laatste van deze vreemde spreeuwen verlaten op hun trek terug naar het Noorden, ongeveer Mei ons land. Er blijven dus ongeveer 2 maanden in het jaar over, waarin we met onze eigen spreeuwen te maken hebben, dus de z.g. standspreeuwen. Het is geen moeilijk rekensommetje om te kun nen beoordelen, dat de trekspreeuwen vele malen het aantal standspreeuwen overtreft. Het getal van de laatstgenoemde is over het algemeen zeer klein. Gaat het eens na in uw eigen buurt. Men komt dan In het eerste deel van dit artikel werd ver meld, dat de gegevens ontleend waren aan het artikel van Dr. E. van Koersveld in het blad „Groenten en Fruit." Het is ons echter gebleken, dat dit blad het betreffende artikel met bronvermelding overnam uit het blad „Kali" van de N. V. Nederlandsche Kali-im port Maatschappij. RED. tot de conclusie, dat er, over het algemeen, zeer weinig spreeuwen zijn. De schade, welke door deze vogels wordt aan gericht, is dan ook toe te schrijven aan de spreeu wen, die uit den vreemde afkomstig zijn. De spreeu wen, die in de zomer de last veroorzaken in de kersenboomgaarden zijn dus, voor het allergroot ste deel, trekvogels. Wanneer men dus plannen heeft om de spreeu- wenplaag tegen te gaan, heeft het geen zin om dat enkele nest van een standsprreeuw te vernie tigen. Het heeft echter ook geen zin om die grote hoe veelheden trekvogels te gaan bestrijden. Bestaat er een mogelijkheid om een dergelijke grote groep spreeuwen te naderen en zodanige verliezen toe te brengen, dat dit gewicht in de schaal legt? Indien men er in zou slagen enkele honderden vogels te doden, dan zou dit aan de schade niet zijn te merken. Een volgende dag zou het aantal vogels weer zijn aangevuld door nieuw aangeko men trekkers. Een dergelijk vraagstuk doet zich o.a. bij de meeuwen voor. In Zeeland zijn deze vogels geen probleem. Wanneer ze het land inkomen, dan zoe ken ze doorgaans de versgeploegde akkers op en voeden zich daar met wormen en andere insecten. Op het eiland Texel staat deze ?aak geheel an ders. Daar is ieder jaar meer schade waar te nemen aan de ingezaaide percelen graan door de meeuwen. Van de zijde der landbouwers werd meermalen aangedrongen op scherpe maatregelen. Dit betrof dan vooral de zilver- en kokmeeuwen. De vogelbeschermers wilden dit even graag, doch slaagden niet. Veel onderzoekingen werden ver richt en wat bleek nu? Door middel van het rin gen der vogels kwam vast te staan, dat de z.g. eigen meeuwen, ten tijde dat de schade werd aan gericht, voor 70 a 80 in 't buitenland vertoefden, Het zijn dus ook hier weer de vogels, die uit den vreemde afkomstig zijn. Bij de duiven is dit precies hetzelfde. Tijdens de trek, die in hoofdzaak 's nachts plaats vindt, maken enkele tientallen vogels zich uit de grote groepen los en komen naar omlaag. Daarentegen zullen enkele tientallen van de grond opstijgen en zich voegen bij de trekkende troep. Er heeft zodoende een wisseling plaats. Het gevolg hiervan is, dat men steeds te maken heeft met andere vogels. VOORTPLANTING. Een vogelsoort kan b.v. zó snel uitbreiden, dat elke bestrijding wordt teniet gedaan. 'Neemt b.v. de huismus, welke bij gunstige omstandigheden meerdere broedsels per jaar geven. Wanneer de voortplanting zeer laag is, heeft het geen zin om tot bestrijding over te gaan. Het is een bekend feit, dat roeken en kraaien een klein nakomelingschap vormen. Nu stelt men natuurlijk de vraag hoe komen cr dan jaarlijks in de vaste kolonies zoveel dieren bij? Dit is niet anders te verklaren, dan dat deze vogels een hoge leeftijd kunnen bereiken. Ondervindt men dus in een zekere streek werke lijk schade van roeken en kraaien, dan is het eigen lijk onzin om de nesten te verstoren. Veel meer nut heeft het dan om de oude vogels 'op te ruimen. De meeste vogels, die hier als standvogel bekend staan, komen het jaar daarop weer even sterk te voorschijn als ze geweest zijn. Wanneer b.v. twee vogels 10 nakomelingen hebben en in het daarop volgende seizoen er 10 sterven, dan begint de voortplanting weer met twee. Men is dus de oude knecht gebleven! In de nazomer en herfst sterven de meeste vo gels. In deze periode is het dan ook onzin om een bestrijdingsactie te beginnen, omdat daardoor een gedeelte van de natuurlijke sterfte wordt overge nomen. Wanneer een bestrijdingsactie zodanig slaagt, dat werkelijk vermindering van het aantal vogels kan worden waargenomen, dan ziet men dikwijls, dat de natuur gunstige voorwaarden schept om het soort vlug te doen herstellen. Waar schijnlijk doordat de overgebleven exemplaren grotere legsels gaan vormen of dermate zijn uit gesorteerd, dat er minder sterfte is. Uit deze gegevens is af te leiden, waarom een op het oog goed geslaagde bestrijdingsactie soms geen vermindering van de schade teweegbracht. BESTRIJDINGSMETHODEN. In tegenstelling met andere schadelijke dieren of in.'hcten, die men in ons land met alle ten dienste staande middelen mag vernietigen, is de bestrijding van vogels beperkt. Het bestrijden van vogels is vastgelegd in de Vogel, en Jachtwet. De?.e wetten geven de vogels een zekere bescherming. Nu is er een aantal vogels, bij de wet met name genoemd, als de kraaiachtigen, de houtduiven en de huismussen, die niet zijn beschermd. Deze onbeschermde vogels mogen echter alleen worden gedood met wettige middelen, d.w.z. met middelen, welke in de wet zijn toegestaan. Ie. Het geweer. In de praktijk wordt dit veel gebruikt. Door hun aantal zijn b.v. spreeuwen en mussen met het ge weer niet effectief te bestrijden. Zelfs grotere vo gels zijn, meestal vanwege hun aantal, met het geweer zeer moeilijk in aantal te verminderen. Daarbij komt, dat het geweer een zeer duur mid del is. Elk schot is geen vogel! Wil men enigsins succes hebben, dan kost dat met het geweer veel tijd en dus... geld. Er is echter nog een methode, waarvan ik zelf in de praktijk wel gunstige resultaten heb gezien. Dit is n.l. het ophangen van geschoten exemplaren boven het betreffende perceel. Bij de kraaiachtigen heeft dit beslist wel succes. 2e Vogelverschrikkers. Eén der meest practische methoden voor de be strijding van vogelschade is wel het afweren der vogels. Gezien de vele bezwaren en moeilijkheden, welke hierboven duidelijk zijn omschreven, is het mijn vaste overtuiging, dat we in de toekomst onze aan dacht meer moeten gaan bepalen bij het afweren of afschrikken der vogels. De vogelverschrikker is reeds een oud gebruikt middel. Het principe er van bestaat uit afschrik wekkende gedaanten, het maken van lawaai, enz. Het is echter een kunst om een goede vogelver schrikker op het juiste moment op het veld te plaatsen. De kritieke periode, dat is dus de tijd, wanneer het gewas voor de vogels het meest aan trekkelijk is, is meestal van korte duur. Juist in deze tijd moet de vogelverschrikker worden neer gezet en regelmatig van plaats worden veran derd. Dit om te voorkomen, dat de vogels er aan gaan wennen. Aan goede vogelverschrikkers wordt in het al gemeen te weinig tijd besteed. Ze mogen niet veel kosten. Het maken van een goede vogelverschrik ker kost moeite en tijd. Het vereist inzicht en handigheid. Kraaien en spreeuwen reageren op vogelver schrikkers; huismussen en houtduiven reageren veel minder en soms in het geheel niet. De oorzaak hiervan moet worden gezocht in het feit, dat de eerstgenoemden veel intelligenter zijn. De vogelverschrikkers blijven veel te lang op het veld staan. Hierdoor komen de vogels tot de ontdekking, dat een dergelijk apparaat zeer on schuldig is. Bij een juiste toepassing kan door middel van een goede vogelverschrikker veel schade worden voorkomen. 3e. Chemische middelen. De chemische middelen, welke worden gebruikt voor de afweer van de vogels, hebben tot doel dat ze door het verwekken van een slechte smaak of een onaangename geur de vogels afschrikken. Het is bekend, dat vogels over het algemeen geen fijn proevers zijn. Hun smaak is zeer slecht ontwikkeld en ook de reukorganen zijn niet fijn afgestemd. Dit zijn dan ook wel de redenon, waarom de che mische afweermiddelen niet altijd aan de gestelde verwachtingen voldoen. Toch zal in de toekomst de bestrijding van vogel schade zich meer gaan bewegen in de richting van afweer door middeel van chemische stoffen. Het was in het jaar 1949 dat Dr E. van Koers veld ontdekte, dat sommige soorten vogels vrij ge makkelijk tot braken te brengen zijn. Dit bracht hem op het idee om van een chemische stof een middel samen te stellen, dat, wanneer de vogel dit nuttigde, braakneigingen kreeg en niet stierf. Wanneer dit probleem zou kunnen worden op gelost, dan was door middel van een onschuldig preparaat wellicht heel wat te bereiken. Zover is het echter nog niet, hoewel er perspec tieven zijn ontstaan, welke voor de toekomst hoop gevend zijn. Tenslotte nog iets over liet gebruik van vergif. Voor het gebruik van vergif is een speciale ver gunning nodig en dat is zeer gelukkig te noemen. Het gebruik van vergif in het veld is zeer gevaar lijk. Vergif werkt niet selectief en elk dier, dat er van eet, gaat er aan ten gronde. Het maakt geen onderscheid tussen nuttig of schadelijk. Door een ondeskundig gebruik van vergif, waar bij men bepaalde vogels wilde doden, zijn al veel ongelukken gebeurd, omdat juist de vogels, die men wilde sparen, gedood werden. Vergif is oncontroleerbaar en daardoor is het ge bruik er van beslist verwerpelijk. Een bestrijdingsactie door middel van vergif mag beslist niet worden uitgevoerd zonder medewer king van zeer deskundige mensen. Meestal bereikt men er weinig succes mee. Een geslaagde actie door middel van vergif behoort tot de zeldzaam heden. CONCLUSIE. In deze artikelen hebben we nagegaan welke moeilijkheden ér zijn bij de bestrijding van vogel schade. We kunnen gerust vaststellen, dat het niet zo eenvoudig is, als het lijkt. Naar wij hopen is met

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1953 | | pagina 10