pachtprijsbepaling Opzoek naar een nieuw systeem van ZEEUW SCH LANDBOUWBLAD II. (Slot.) Samenvattend komen onze bezwaren tegen het S.E.R.-systeem dus neer op eigende uitgangs punten: 1°. Dat gelijke ondernemersprestaties op gelijke wijze bloond dienen te worden^; 2°. Dat het marginale bedrijf dienst moet doen als de basis van het pachtprijssysteem, waardoor de prijzen der landbouwproducten aanzienlijk zou den moeten stijgen. Bij deze bezwaren iblijft over eenstemming bestaan over enkele uitgangspunten te weten: 1°. Dat de pachtprijsvorming niet gebaseerd moet zijn op een historisch niveau, doch uitsluitend op de rentabiliteit van het agrarisch bedrijf. 2". Dat voortzetting van®de pachtprijsbeheersing ter .bescherming van de pachter noodzakelijk is, zodat de Grondkamers toezicht moeten blijven houden op de maximaal toelaatbare pachtprijzen. Uitgaande van deze basis heeft een commissie, ingesteld door de Z. L. M., bestaande uit de heren J. B. Becu, G. M. F. Bom, M. A. Kostense, B. Meijers, Ir W. H. Ubbink en schrijver dezes, naar een oplossing van dit omvangrijke vraagstuk gezocht, die in landelijk verband toe te passen zou zijn. Vooral dank zij de hulp van de Consulent voor Grond- en Pachtzaken, is de commissie er in ge slaagd te komen tot een afgerond geheel, dat als vereenvoudigd en practisch systeem gepresenteerd kan worden. Dit systeem pretendeert niet de enige oplossing te Zijn. Wel zal het moeilijk zijn een ander systeem te vinden, dat naast de eenvoud van opzet, die voor een ieder te begrijpen valt, zoveel mogelijkheden in zich houdt van aanpassing aan de situatie van het ogenblik. De lezer oordele verder zelf aan de hand van de gegevens, die we grotendeels ontleend hebben aan het rapport, dat de commissie onlangs uitbracht. Als basis voor de op te stellen normen wordt niet het marginale bedrijf gekozen, doch een bedrijfs- type, dat in de streek waarvoor men normen wil vaststellen, als vertegenwoordiger op kan treden; d.w.z. veelvuldig voorkomt. Voor het Zuid-Westelijk zeekleigebied zou dus b.v. een akkerbouwbedrijf van omstreeks 30 ha gekozen kunnen worden. Heeft men behoefte aan een grotere verscheiden heid, dan worden meerdere bedrijf sty pen onder scheiden. Van deze bedrijfstypen zal men nu steeds na moeten gaan hoe groot de netto-opbrengst is. Zoals men zal weten wordt de netto-opbrengst van een bedrijf gevonden door de bruto-opbrengst te verminderen met alle kosten, waaronder ook de beloning voor de handenarbeid van de ondernemer en zijn gezin, doch niet de pacht. Van deze netto-opbrengst moet de pacht van het bedrijf dus nog betaald worden. Hierbij moet er vanzelfsprekend van worden uit gegaan, dat het bedrijf op een wijze gevoerd wordt die overeenkomt met het gemiddelde van de prak tijk in die omgeving. Op de wijze van berekening die hierbij wordt toe gepast, gaan we hier niet verder in. Nu zal deze netto-opbrengst, die in beginsel ver deeld moet worden tussen pachter en verpachter, voor de verschillende grondsoorten sterk uiteen lopen. Het kernpunt van de voorgestelde methode is, dat de toename van de netto-opbrengst op de gron den waar betere resultaten behaald Kunnen wor den, gedeeltelijk aan de pachter en gedeeltelijk aan verpachter ten goede moeten komen. Hierbij blijft een waardering van de onderne mersprestatie op de verschillende grondsoorten één der uitgangspunten van de S.E.R. geheel buiten beschouwing. Zou men immers de bruto-opbrengst als uit gangspunt nemen, dan is de ondernemersprestatie op de betere gronden het grootst; uitgaande van de toegevoegde waarde in de productie wint de ondernemer op een bedrijf met minder goede grond het echter. Men zal begrijpen, dat een beoordeling van de ondernemersprestatie op de verschillende bedrijfs- types b.v. veehouderijbedrijf, akkerbouwbedrijf en gemengd bedrijf tot de nodige touwtrekkerij aanleiding zou kunnen geven en ongewenste span ningen tussen de akkerbouw- e^ veehouderijsector zou kunnen veroorzaken. Voor een afwijkend bedrijfstype, dat voorkomt naast het overheersende type, bepaalt dus het overheersende type de pachtwaarde, al zal in het onderling overleg tussen pachter en verpachter hier rekening mee gehouden kunnen worden. Van de netto-opbrengst dient nu eerst de ver pachter een vergoeding te krijgen voor alle lasten die voor hem drukken op grond, gebouwen en kunstwerken. Dit zijn dezelfde lasten die de S.E.R. in haar rapport opnoemt. Het overblijvende kan verdeeld worden tussen pachter en verpachter in een nader vast te stellen verhouding. Ongetwijfeld zullen in de practijk rondom deze verhouding vele moeilijk heden ontstaan, daar beide partijen aan hun trek ken zullen willen komen. Deze verdelingsbasis zal verband moeten houden met het risico dat de pachter loopt. Wat weer valt af te leiden uit de op dat moment gevoerde prijspolitiek t.a.v. de landbouwproducten. Het Dagelijks Bestuur der Z. L. M. meent, dat de pachter nog een dusdanig risico loopt, dat hij in ieder geval de helft van het te verdelen over schot moet ontvangen. Aan de andere kant wilde het bestuur de ver pachter toch ook minstens 25 van dit overschot toekennen. Zodat de conclusie getrokken werd, dat de verdeling zou moeten schommelen tussen de percentages 50 50 en 75 25. Om in cijfers aan te tonen wat dit ongeveer in houdt, hebben we hieronder een aantal voorbeel den uit het rapport overgenomen. Vanzelfspre kend zijn hierin nogal wat veronderstellingen ver vat. Er werden een drietal grondsoorten gekozen, waarbij men zou kunnen denken aan goede grond in jonge polders, wat oudere slempige grond in oudere polders en de zandgronden zoals we die in de provincie Zeeland vinden langs de Belgische grens. Vanzelfsprekend kunnen deze voorbeelden ook worden opgesteld voor andere streken van ons land, waarbij echter andere getallen voor bedrijfs- uitkomsten en lasten gebruikt zullen moeten worden. Doch ook in de hier gegeven voorbeelden zijn nog vele onvolkomenheden gebleven tengevolge van een aantal schattingen. Het gaat er echter vooral om een indruk te geven van de gevolgen van het vereenvoudigde systeem. Waarvoor deze voorbeel den aanknopingspunten voldoende geven. Behuisd land. pacht pacht volgens Z. L. M. volgens principe netto huidige voorlopig bij bij bij bedrijfs- pachc S.E.R. verdeling verdeling verdelicg uitkomst principe 50/50 40/60 25/75 ƒ500 ƒ200 400 305 ƒ266 207.50 „250 „150 150 180 156 145 0 120 110 110 110 110 Bij de verdeling volgens het S.E.R.-principe zijn we er van uitgegaan, dat "de ondernemersprestatie op alle grondsoorten op geffjke wijze steeds met 100 per ha beloond dient te werden. Op de slechtste grond is deze •beloning voorlopig, tengevolge van de te lage prijzen der landbouw producten, niet mogelijk. Zoals we in het eerste artikel reeds schreven, is*net voor ons de vraag of het belonen van de ondernerrier op deze marginale bedrijven ooit mogelijk zal worden. Ter verdere toelichting van bovenstaande cijfers kan nog het volgende dienen. De lasten die voor de verpachter rusten op grond en gebouwen, zijn op ƒ100 per ha gesteld, waarbij de gemiddelde polderlasten voor Zeeland over 1951 inbegrepen zijn. De minimumpacht wordt gesteld op 110 per ha, d.w.z. de vaste lonen voor de verpachter en een minimale grondrente, die in overeenstemming met de norm die door de S.E.ljt. werd aangenomen, op 10 per ha werd gesteld. Van het netto bedrijfsóverschot wordt bij het vereenvoudigde systeem dus eerst deze 110 mini mumpacht afgetrokken, waarna het overschot ver deeld werd volgens het aangenomen percentage. Vergelijkt men de uitkomsten van een bepaald bedrijfstype bij verschillende verdelingspercenta ges, dan ziet men, dat de te betalen pacht vrij sterk uiteenloopt. Dit geldt vooral voor de goede gronden, waar volgens de door het D. B. der Z. L. M. aangenomen geenzen de normen voor de pacht van de beste gronden dienen te schommelen tussen ƒ207,50 en 305 per ha. Voor de minder goede gronden ligt dit tusssen 180 en 145 per ha, terwijl voor de slechte gronden de verdeling geen invloed heeft, omdat er eigenlijk niets te ver delen valt. De aangenomen ibenedengrens bij een verdeling van 25/75 komt vrijwel overeen met de op dit mo ment voor behuisd land geldende normen. Zodat 't vereenvoudigde systeem de mogelijkheid biedt zich aan te sluiten bij de situatie van dat ogenblik. De hierboven weergegeven cijfers hebben betrek king op behuisd land. Hieruit kan de pachtwaarde van los land worden afgeleid, door de cijfers van het behuisde land te verminderen met de kosten verbonden aan de gebouwen. Enerzijds valt er dan waarschijnlijk een groter overschot te verdelen, doch hier staat anderzijds tegenover, dat de pachter graag genegen zal zijn met een geringer bedrag genoegen te nemen, als ihij zijn producten, werk tuigen en grondstoffen op doelmatige en gemakke lijke wijze zelf kan bewaren. En daardoor o.a. bevrijd is van vele markt-risico's. Pachter en verpachter hebben beiden bij dit systeem een regelmatig inkomen van het pacht- object, vooral wanneer ze de pachtprijs van het contract in onderling overleg vaststellen aan de hand van de normen. Bovendien kunnen pachter en verpachter dan nog desgewenst de pachtprijs wijzigen overeenkomstig deze gepubliceerde nor men. Ziet men de hoge pachtprijzen voor de beste gronden die uit het S.E.R.-systeem naar voren ko men, dan verwondert men zich ook niet meer, dat enkele leden van de S.E.R.- in navolging van de commissie Bodemegalisatiefonds geadviseerd hebben de toeneming ten opzichte van de vooroor logse situatie van het inkomen uit de eigendom van landbouwgronden en gebouwen van verpachters en eigenaars-exploitanten te belasten met een tarief van 75 De meerderheid van de Raad heeft dit gelukkig ontraden, daar dit zou betekenen dat de eigenaar toch nog weer de dupe zou zijn. Overigens blijft ondanks dit alles de te verwach ten grondrente voor de verpachter een onzekere grootheid. Eerst als de pachter een beloning heeft ontvangen die uitgaat boven de norm voor het maximum-ondernemersloon, kan de verpachter een hogere pachtprijs als grondrente ontvangen. Het uitzoeken van de bedrijven die dienst moeten doen voor de opstelling der normen is uiteraard 'n zaak van het grootste belang, zodat het nood zakelijk is, dat hieromtrent overleg wordt gepleegd met de georganiseerde landbouw. De Grondkamer zou dan uit de netto-opbrengstcijfers die op de aan gewezen bedrijven zijn verkregen de pachtnormen moeten afleiden, op basis van het verdelingsper centage, dat op dat moment door alle partijen aan vaardbaar wordt geacht. Tot nu toe is de tuinbouw niet ter sprake geko men. Ook hier kan het vereenvoudigde-systeem gebruikt worden, al zou er rekening mee gehouden moeten worden, dat de verhoudingen hier geheel anders liggen. Zodat nader onderzoek hier geboden is, voordat men zou overgaan tot het ontwerpen van pacht normen voor deze bedrijfstak op de hier voorge stelde wijze. Ziehier in het kort de inhoud van het rapport dat door de Z. L. M.-commissie werd uitgebracht. Helaas kan het niet bij rapporten blijven, omdat er spoedig een oplossing gevonden zal moeten worden voor het probleem der pacht- en koop prijzen. Wanneer de wet Vervreemding Landbouwgron den per 1 Januari 1954 in werking gaat treden, zal de Grondkamer de koopprijzen van de gronden moeten toetsen. Als uitgangspunt van deze koopprijs wordt ge kozen de netto-pachtwaarde. Afgezien dus van het rentepercentage, waartegen deze netto-pachtwaar de gekapitaliseerd dient te worden, komt 't er dus vooral op aan welk pachtprijssysteem als uitgangs punt gekozen zal worden. Afgezien nu van de verschillende uitgangspun ten der beide pachtprijssystemen, waarover het laatste woord nog niet gezegd is en de practische uitwerking waarbij de verpachter alleen in be paalde jaren wat meer pacht krijgt dan in nor male jaren bij toepassing van 't S.E.R.-systeem kan ook de directe uitvoerbaarheid van het prac tische systeem op de voorgrond werden gesteld. Voor de toepassing van het S.E.R.-systeem zijn nog vele berekeningen nodig, die jaren zullen ver gen. Naar onze bescheiden mening wordt het hoog tijd, dat de knoop spoedig wordt doorgehakt, niet alleen op grond van het feit, dat we steeds verder afgroeien van de historische basis van het huidige systeem, die reeds in 1940 werd gelegd, doch ook, omdat het systeem, dat straks gekozen zal worden, in hoge mate zal bepalen of die noodzakelijke Over heidscontrole op het gebruik en de vervreemding van landbouwgronden op een zodanige wijze plaats kan vinden, dat deze het meest juiste grondge bruik in ons land bevordert en de gegeoeide ver houdingen tussen pachter en verpachter zo min mogelijk geweld aandoet. Men kan daarom niet meer te lang blijven zoeken. Ir. J. BOS.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1953 | | pagina 3