DE BEWARING VAN UIEN
NU: ONTWATERING
VOOR OE
Plattelandsvrouw
SUBSIDIE-VERLENING IN NATURA
AAN BEGINNENDE IMKERS.
ZEEUWSCH LANDBOUWBLAD
Door de overstromingsramp, die op 1 Februari
1.1. het Zuid-Westelijk kleigebied getroffen heeft,
werd een groot gedeelte van de hierin gelegen uien-
gebieden tijdelijk voor de teelt van dit gewas uit
geschakeld. Het gevolg hiervan is geweest, dat de
teelt in gebieden waar zij tot nog toe weinig plaats
vond een belangrijke uitbreiding heeft ondergaan.
Ook in Zeeuws-Vlaanderen valt een aanzienlijke
uitbreiding van de teelt van zaai-uien te consta
teren.
Thans blijkt echter, dat men zich bij de uitzaai
niet altijd gerealiseerd heeft, dat zowel de teelt
als de bewaring van dit arbeidsintensieve gewas
het treffen van speciale voorzieningen noodzake
lijk maakt. Waarschijnlijk is het in vele gevallen
de bedoeling geweest de uien dadelijk na de oogst
te verkopen. De zeer geringe vraag is evenwel
oorzaak dat het product ter verdere bewaring zal
moeten worden opgeslagen. Het doel van dit arti
kel is dan ook niet een uiteenzetting te geven van
de meest geschikte bewaar-methode van uien,
doch veeleer het verstrekken van inlichtingen
waarmede de uientelers in Zeeuws-Vlaanderen bij
het treffen van voorbereidingen voor het opslaan
van hun uien wellicht hun voordeel kunnen doen.
Van de verschillende in de practijk gebruikelijke
bewaarsystemen verdient ongetwijfeld opslag in
luchtgekoelde bewaarplaatsen de meeste aanbe
veling. Evenals aardappelen kunnen uien hierin
zonder bezwaar losgestort bewaard worden. In
verband met de omstandigheid dat uien bij een
lagere temperatuur dan aardappelen bewaard
moeten worden, is het niet raadzaam beide pro
ducten in een ruimte op te slaan, die door een
zelfde kanaal geventileerd wordt. Voor ongunstige
smaakbeïnvloeding van de aardappelen bij geza
menlijke bewaring behoeft echter niet te worden
gevreesd.
Het nog niet beschikken over voldoende lucht
gekoelde gebouwen is oorzaak, dat van een ander
bewaarsysteem zal moeten worden gebruik ge
maakt.
Renbewaring zou eveneens toegepast kunnen
worden, doch hiervoor geldt hetzelfde als hier
boven met betrekking tot luchtgekoelde bewaar
plaatsen werd opgemerkt.
Hoewel de investeringskosten voor de bouw van
de ren uiteraard aanzienlijk lager zijn, heeft deze
methode het bezwaar, dat gedurende een vorst
periode de uien niet gemakkelijk vorstvrij te hou
den zijn.
Voor het merendeel der gevallen
zal men dan ook tot bewaring in de -
z.g. Flakkeese hoop moeten over
gaan. Met hoopbewaring zijn zeker
bevredigende resultaten .te verkrij
gen. Voor het bereiken hiervan
worden echter hoge eisen aan de
wijze van aanleg en het te gebrui
ken afdekmateriaal gesteld.
Vooropgesteld dient te worden
dat alvorens de uien in de hoop te
brengen het product volkomen
droog moet zijn. Het aan de hoop
brengen van vochtige uien zal on
vermijdelijk broei tengevolge heb
ben. Een gemakkelijke wijze om te
bepalen of de uien voldoende droog
zijn om in de hoop te worden op
geslagen is het tussen duim en wijs
vinger betasten van de hals. Zo
lang hierin nog vocht aanwezig is
kan nog niet met opslaan worden
begonnen.
Evenals bij de ren, dient de rich
ting van de hoop WO te worden
genomen. Bij het aanleggen van
een hoop gaat men uit van een
grondvlak met een breedte va
riërend van 22.25 m. De hier genoemde variatie
in de breedte van de bodem is afhankelijk van de
hoedanigheid van het geoogste product. Bij aan
houdend ongunstige weersomstandigheden zal het
noodzakelijk zijn de uien in een smallere hoop op
te slaan, teneinde broei te voorkomen. Daaren
tegen kan het bij zeer „scherp" oogstweer gewenst
zijn de bodembreedte van de hoop iets te vergroten,
omdat anders het in de juiste stand opzetten van
de hoop moeilijk uitvoerbaar is.
De bodem van de hoop wordt meestal gevormd
uit een 25 cm dikke laag stro; voor dit doel kan
ook gebruik gemaakt worden van riet of aard
appelloof, dat dan met een dun laagje stro bedekt
wordt. In de lengterichting van de bodem worden
aan de zijkanten bosjes stro van 16 cm dikte
gelegd. Uitgaande van een bodembreedte van
2.10 m blijft na aftrek van de ruimte die door do
bosjes wordt ingenomen 1.80 m over, waarbin
nen vervolgens de uien worden gestort. Ook op
de beide kopeinden worden dergelijke bosjes aan
gebracht.
De meest gebruikelijke hoogte van een uien-
hoop is 1.60 m. Indien uitgegaan wordt van de
hierboven genoemde afmetingen kan per strekken
de meter 12 a 13 mud geplaatst worden.
Na de gestorte uien zo steil mogelijk te hebben
opgezet, worden ze met stro dakpansgewijze be
dekt. Dit afdekken dient uitsluitend met win'ter-
tarwestro te geschieden. Zomertarwestro verdient
geen aanbeveling, daar een hiermede afgedekte
hoop meestal doorregent. Het is zonder meer dui
delijk dat alleen recht gebonden bosstro in aan
merking komt.
De eerste der drie aan te brengen lagen stro
wordt iets zwaarder genomen dan de beide vol
gende en wel 20 cm. Hierover komt een dub
bele kap. Deze wordt vastgelegd met een laagje
grond van 10 cm.
Het aanleggen van een goede uienhoop vereist
nauwkeurig werken. Bij niet nakomen van de
hierboven gegeven richtlijnen zullen teleurstellin
gen dan ook niet uitblijven.
Middelharnis
Goes
STICHTING NEDERLANDSE
UIENFEDERATIE.
Augustus 1953.
De Minister van Landbouw heeft thans voor
schriften vastgesteld, die voorzien in de mogelijk
heid aan beginnende imkers een tegemoetkoming
in de vorm van een subsidie te verstrekken.
Voor de subsidie-verlening komen in aanmer
king personen, die onder toezicht van het Rijks-
bijenteeltconsulentschap met goed gevolg een cur
sus bijenteelt voor beginners hebben gevolgd en
voorts zij, die een diploma van een fruitteeltvak
school verwerven of tenminste een daarmede ge
lijk te stellen vorm van bijenteeltonderwijs met
goed gevolg hebben doorgemaakt.
De bijdrage wordt verstrekt in natura, waarbij
wordt gedacht aan twee niet-bevolkte bijenkasten.
De aanvrage voor subsidie-verlening moet door
de belanghebbende worden ingediend bij de Rijks-
bijenteeltconsulent, uiteraard onder toevoeging
van de nodige gegevens.
„In water kunt ge niet boeren".
Een oud boerengezegde, waarvan de bedoeling
duidelijk is. Een teveel aan water wordt schadelijk
voor de groei en opbrengst van de landbouwge
wassen.
Een goede ontwatering is een van de voornaam
ste maatregelen, die kunnen leiden tot zekere en
hogere opbrengsten van goede kwaliteit.
Hierdoor immers:
Kan de grond droger worden bewerkt, waardoor
minder structuurbederf
kan vroeger worden gezaaid;
kan op de stikstof bemesting worden bezuinigd;
kan de onkruidontwikkeling en dus de onkruid-
bestrijding worden verminderd;
om van vele verdere voordelen maar niet te
spreken.
In de laatste jaren is er in sommige delen in
Zeeuwsch-Vlaanderen al veel verbeterd, terwijl
FLAKKEESE UIENHOOP
Foto: Stichting Nederlandse Uien-Federatie.
VOLKSHOGESCHOOL „ALLARDSOOG"
BAKKEVEEN (Fr.).
Daar hoe langer hoe meer de jongeren cursus
sen op de Volkshogeschool gaan bezoeken, willen
wij thans de aandacht vestigen op de „najaars-
cursus" voor plattelandsmeisjes van 2 November
tot 12 December a.s. en op de winterschool voor
jonge boeren van 11 Januari tot 6 Februari 1954.
Deze cursussen zijn toegankelijk voor een ieder
die 18 jaar of ouder is. Het is het vijfde jaar dat
deze cursussen, die tot nu toe een groot succes
hadden, zullen worden georganiseerd.
Wie meer inlichtingen over genoemde cursussen
wil hebben, richtte zich tot mejuffrouw Post of de
heer Mr. C. Stapel, p/a Volkshogeschool „Allards-
oog" Bakkeveen (Fr.) of tot het secretariaat van
de Bond van Plattelandsvrouwen, Afdeling Zeeland
p/a Landbouwhuis, Goes.
men in andere delen weinig of geen aandacht heeft
gehad voor de ontwatering.
Sinds de ramp van 1 Februari 1953 is er op het
gebied van de afwatering wat leven in de brouwerij
gekomen. Het is verheugend, dat ér verschillende
plannen voor een betere polderafwatering aanhan
gig zijn gemaakt. Als deze hun beslag hebben ge
kregen zal het nodig zijn, dat ook de perceelsont
watering wordt verbeterd.
Wat zien we thans in de practijk?
Meerdere malen worden we bij percelen geroe
pen, waar de gewassen het niet goed doen. „Het is
elk jaar op dezelfde plek en die plek wordt steeds
groter", is dan het betoog van de vraagsteller. In
negen van de tien gevallen komen we dan tot de
conclusie, dat de ontwatering niet in orde is.
Begin Augustus begonnen diverse, bietenpercelen
bleekgeel te worden. Andere daarentegen behiel
den hun normale groene kleur, uitgezonderd de
vergelingszieke plekken, die hier buiten beschou
wing worden gelaten. In de meeste gevallen bleken
de gele plekken slecht ontwaterd te zijn.
Dit jaar zijn mede door de langdurige hoge
waterstanden in de afgelopen herfst en winter
de voorbeelden van de invloed van een slechte
polder- en perceelsontwatcring voor het grijpen.
Vooreerst zullen de perceelssloten goed .schoongë-
maakt moeten worden. Vervolgens zullen vele per
celen gedraineerd dienen te worden en in meerdere
reeds gedraineerde percelen zal het buizensysteem
nagezien en eventueel schoongemaakt of hersteld
behoren te worden, zodat de percelen hun overtol
lig water vlotter kwijt kunnen.
Bij velen bestaat de vrees, dat hun grond de bete
re ontwatering niet zal kunnen verdragen, omdat
de ondergrond erg zandig is en dit eerder aanlei
ding zou geven tot verdrogen dan momenteel liet
geval is. Dit gevaar is in sommige gevallen zeker
aanwezig, doch niet zo vlug als men wel denkt.
Het is zelfs zo, dat een lichte zavelgrond met fijn-
zandige ondergrond bij wateroverlast erg zal ver
dichten en een slechte structuur gaat vertonen met
als gevolg: onvoldoende ontwikkeling van de plan
tenwortels en dan in een droge periode verdroging.
Voor deze gronden is het dus evenzeer nodig.
Een te diepe ontwatering kan wel voorkomen op
de zogenaamde plaatgronden. Dit zijn gronden met
een grofzandige ondergrond. Deze gaat dikwijls
gepaard met een erg lichte bovengrond. Polders
met grofzandige ondergrond zijn, wat het grond
waterpeil betreft, meestal vrij sterk afhankelijk van
het peil der aangrenzende polders. Het water
stroomt n.l. onder de dijken door. Gaat de aangren
zende polder nu zijn polderpeil verlagen-, dan wordt
in vele gevallen ook water onttrokken aan de na
burige plaatgrondpolder. Dit kan tot gevolg heb
ben, dat de gewassen schade lijden door verdroging.
In dergelijke gevallen zal een weloverwogen plan
tot waterbeheersing opgemaakt moeten worden,
waarbij men de loop van het water zoveel mogelijk
in de hand tracht te houden. Dat dit niet gemakke
lijk is, zal een ieder duidelijk zijn. Alleen door
nauwe samenwerking tussen de betreffende pol
ders en/of waterschappen kan op dit punt wellicht
iets bereikt worden.
Gelukkig beslaan dergelijke droogtegevoelige
gronden slechts een klein deel van de totale opper
vlakte cultuurgrond in Zeeuwsch-Vlaanderen. Het
grootste deel komt voor een doelmatige ontwate
ring in aanmerking. Thans is het weer de tijd om
drainagewerken te gaan uitvoeren. Als de oogst
aan de kant is en men heeft mensen beschikbaar,
dan is Augustus of September de beste tijd om te
draineren. De grond is dan droog, waardoor het
werk gemakkelijker, vlugger en tevens veelal beter
en goedkoper verloopt.
Velen komen met het bezwaar, dat de kosten zo
hoog zijn, doch bedenkt dat ook hier de cost voor
de baet uitgaat.
Augustus 1953.
R. L. V. D. Axel.
A. DE REGT.