Enkele aspecten van de groenvoederteelt Westerwolds raaigras M. S. G. Rooidata pootaardappelen GEBRs DE J0NGH - GOES ZEEUWSCH LANDBOUWBLAD Nederland zal met zijn intensieve veehouderij wel altijd afhankelijk blijven van de importmoge lijkheden van veevoeder uit andere delen van de wereld. Niet alleen wat in het buitenland beschik baar is bepaalt of deze mogelijkheden aanwezig zijn, ook onze financiële positie speelt hierbij een belangrijke rol. Het laatste is in de afgelopen jaren maar al te duidelijk gebleken, hetgeen er mede toe geleid heeft dat van regeringswege, de verbouw van veevoeder in eigen land sterk werd gestimuleerd. Dit streven is niet zonder resultaat gebleven ge tuige het feit dat momenteel gemiddeld 900.000 ton veevoeder wordt ingevoerd, tegenover 1 millioen ton voor de oorlog bij een ongeveer gelijke vee bezetting. Uiteraard is het bereiken van bovenstaand resultaat te danken aan verschillende facto ren. Zo krijgen veel weiden nu een betere behandeling dan vijftien a twintig jaar geleden, de ver bouw van voedergewassen is uitgebreid, van de gewonnen producten gaat minder verloren door betere conserveringsmethoden, terwijl tenslotte de voeding zelf ook rationeler geschiedt. Hoewel we niet graag één van deze factoren als de voornaamste zouden willen aanwijzen mogen we toch wel constateren, dat de uitbreiding van de voederbouw samen met de betere conserverings methoden in dit verband van grote betekenis zijn geweest. Typerend is vooral ook de snelle ont wikkeling die het kunstmatig drogen van gras en groen voeder heeft doorgemaakt, hetgeen duidelijk blijkt uit de geproduceerde hoeveelheden. Hoe het groeide. In 1938 het eerste jaar dat er in Nederland dro gerijen werkten, bedroeg de productie 900 ton, ter wijl ze in 1952 opgevoerd was tot 75.000 ton. Het aantal drogerijen steeg in die tijd van drie tot ruim 100, waarvan meer dan de helft T5p coöpe ratieve basis. Vooral de Noord-Oostpolder is met circa 20.000 ton per jaar een belangrijk productie gebied, maar Friesland staat met 25.000 ton toch op de eerste plaats. Uit het laatstgenoemde gebied komt echter practisch niets op de, markt, terwijl de N.O.P. daarentegen bijna alles moet afzetten. Dit is ook het geval in het Z. W.-kleigebied waar de drogerijen evenals in de N.O.P. van de laatste jaren dateren. Vanwege de uitgebreide lucerneteelt in de jaren 1946'47 ontstonden er arbeidsmoeilijk- heden in de hooitijd, terwijl het zeer grote aanbod van hooi een ongunstige invloed had op de prijzen. Op voorstel en met behulp van de Rijksdienst voor Landbouwherstel werden toen op Tholen, Walcheren, Schouwen-Duiveland en Voorne-Putten drogers gebouwd op coöperatieve grondslag, waar door de verbouw van groenvoeder in deze gebieden weer meer aantrekkelijk begon te worden. Dit werd nog in de hand gewerkt door de overheids maatregelen welke een vlotte afzet van het gerede product weliswaar niet garandeerden, maar toch sterk bevorderden. Het menggebod immers dat ten tijde van de veevoederdistributie bestond schreef in diverse mengsels ook het opnemen van gras- of groenvoedermeel voor hetgeen de afname gedeeltelijk veilig stelde. Nu behoort de veevoe derdistributie tot het verleden en een menggebod bestaat niet meer, waardoor ook dit onderdeel van de bedrijfsvoering wat de financiële uitkomsten betreft weer volledig afhankelijk is geworden van vraag en aanbod. Juist daarom kan het van be lang zijn de situatie met betrekking tot deze mate rie eens onder ogen te zien, vooral omdat de groen voederteelt in het Z. W.-kleigebied de laatste jaren nogal opgang heeft gemaakt, en tengevolge van de inundatie straks ongetwijfeld weer een uitbreiding zal ondergaan. Gunstige afzetmogelijkheden. Laten we dan in de eerste plaats opmerken, dat het afschaffen van het menggebod geenszins een nadelige invloed schijnt te hebben op het binnen landse verbruik. Er valt eerder een uitbreiding dan een teruggang te constateren, een bewijs dus dat de Nederlandse veehouder het gedroogde pro duct heeft leren waarderen. Dit is ook wel begrij pelijk als men weet dat b.v. 1 kg gedroogd gras in voederwaarde ongeveer gelijk te stellen valt met kg krachtvoeder, terwijl er verder evenals in gedroogde lucerne en klaver verschillende vita minen in voorkomen, waarvan het pro-vitamine A één van de belangrijkste is. Zolang dus het kracht- voeder prijzig is gezien de wereldsituatie zal dat nog- wel een tijdje duren heeft dit product van eigen bodem goede kansen. Niet alleen in het binnenland vindt de afzet echter plaats, ook wordt er een vrij aanzienlijk gedeelte geëxporteerd. Verwacht wordt dat er in 1953 ongeveer 40.000 ton gedroogd product voor de handel beschikbaar komt, waarvan thans reeds meer dan 30.000 ton verkocht is en wel circa 20.000 ton voor export. Men zou hieruit kunnen concluderen, dat er veel meer wordt uitgevoerd dan afgezet in eigen land, maar dit is niet geheel juist. Het buitenland koopt vroeg, terwijl de binnenlandse behoefte eerst later in het seizoen pleegt te worden gedekt. Het ziet er echter naar uit, dat het binnenland dit jaar gedeel telijk achter het net zal vissen, omdat de verkoop organisaties van coöperatieve en particuliere dro gerijen niet meer aan de vraag kunnen voldoen. Belangrijke posten moesten reeds worden gewei gerd, terwijl alleen aan de vaste gebruikers nog mondjesmaat kan Worden geleverd. Duitsland ié verreweg de grootste buitenlandse afnemer met een verwachte hoeveelheid van 14,000 ton. Maar ook België, Zwitserland, Zweden, Dene marken en Noorwegen importeren het Nederlandse product. Hieruit blijkt dus wel, dat de drogerijen er in geslaagd zijn om de mogelijkheden over de grenzen goed te benutten. Waarmee zij onze de- viezenpositie eigenlijk op tweeërlei wijze versterken. Enerzijds maken ze een verminderde uitgave van de zo schaarse dollars mogelijk, terwijl ze door export ook nog mee helpen deviezen te verdienen. Prijzen redelyk. Wij hebben reeds opgemerkt, dat het gebruik van gedroogd groenvoeder voor een belangrijk deel zal afhangen van de prijzen der krachtvoeders. Wanneer de laatste sterk dalen zal gras-, klaver-, en lucernemeel minder worden gebruikt, tenzij ook de prijzen hiervan in dezelfde mate naar beneden gaan. Onder de huidige omstandigheden is dit echter niet mogelijk, wil men althans van een rendabele productie kunnen spreken. In ieder geval is het prettig dat er behalve het krachtvoeder weinig an dere concurrentiebedreigingen zijn. Frankrijk is in West-Europa welhaast het enige land dat als exporteur van gedroogde groenvoeders optreedt. Verder komen de Amerikaanse landen aan de markt met Alfalfameel, maar momenteel is hiervan geen groot gevaar te duchten. Afgezien van de genoemde factoren Welke prij zen en afzetkansen van het gedroogde product be palen, mag het belangrijk worden genoemd dat de Nederlandse producenten tot prijsafspraken zijn gekomen. De coöperatieve handelsdrogerijen zijn verenigd in de C. V. G., terwijl de meeste particuliere drogers eveneens een verkooporganisatie hebben gesticht (S. G. K.). Samen hebben C. V. G. en S. G. K. nu 'n overeenkomst t.a.v. te bedingen prijzen getroffen, zowel voor de binnenlandse afzet als voor export. De monopoliepositie welke langs deze weg bereikt kan worden levert voor de afnemers in dit geval geen bezwaren op, omdat zij zo nodig hun toevlucht kunnen zoeken bij andere producten. Wel bewijzen de prijsafspraken tussen coöperaties en particulie re ondernemingen dat er ook op dit terrein samen werking mogelijk is, een symptoom waarover wij niet anders dan verheugd kunnen zijn. Wat de financiële uitkomsten betreft zij nog op gemerkt dat in de afgelopen jaren voor lucerne en rode klaver prijzen zijn betaald die variëren tussen 750 en 1000 per ha. Hoewel deze prijzen niet uitermate hoog liggen, moet men bedenke# dat de gewassen ook heel weinig arbeidsloon vragen, ter wijl stikstof bemestingmeestal achterwege kan blijven. in de meeste gevallen behoeft de boer alleen maar te maaien, waarna het product dikwijls me chanisch door de drogerij geladen en vervoerd wordt. Ook vlas- en stoppelklavers worden op deze wijze verwerkt tot een zeer waardevol product. Tenslotte is het van belang dat een perceel lucer ne of rode klaver hetwelk enkele jaren blijft liggen uitstekend past in de vruchtwisseling van elk boe renbedrijf. Door de voortschrijdende mechanisatie is het aantal paarden op vele bedrijven ingekrom pen waardoor lucerne en rode klaver uit het bouw plan dreigden te verdwijnen. De grote waarde van de drogerijen ligt nu mede hierin dat zij het de 'boer op betrekkelijk eenvoudige wijze mogelijk maken om deze van ouds bekende gewassen weer renda bel te verbouwen. J. HOF. SE&E 4 Juli 6 Juli 11 Juli 18 Juli 8 Juli 11 Juli 15 Juli 20 Juli 14 Juli 18 Juli 22 Juli 28 Juli 14 Juli 18 Juli 22 Juli 28 Juli Het Dagelijks Bestuur van de Keuringsdienst Zeeland van de N.A.K. heeft voor pootaardappelen vallende onder de onderstaande groepen de rooi data voor 1953 vastgesteld. Om voor de indeling in de hieronder vermelde klassen der genoemde rassen in aanmerking te komen, moet het looftrekken hebben plaats gehad vóór of op de onderstaande data. klasse S klasse klasse A klasse B Groep I (Eerstel, etc.) Groep II (Bintje etc.) Groep III (Alpha etc.) Groep IV (Rode Star eet.) De data voor Groep III kunnen door het Dage lijks Bestuur, zo dit nodig mocht zijn, vervroegd worden. De indeling der rassengroepen is als volgt: Groep I. Barima, Doré, Eersteling, Rode Eerste ling, Primula, Saskia, Sirtema en White Rose. Groep II. Allerfrüheste Gelbe, Arran Banner, Bintje, Eigenheimer, Blauwe Eigenheimer, Fla- va, Frümölle, Früperle, Ideaal, Katahdin, Koopman's Blauwe, Prinslander, Prudal en Urgenta. Groep III. Alpha, Ari, Bevelander, Erdgold, Fro- ma, Furore, Gineke, Lichte Industrie, Irene, Konsuragis, Libertas, Majestic, Matador, Meer- lander, Noordeling, Noordstar, Orion, Ostbote, Profijt, Record, Sientje, Souvenir, Thorma, Ultimus, Up to Date, Voran, Wilpo, Ysselster en Zeeburger. Groep IV. Ackersegen, Gloria, Donkere Industrie, Kotnov, Pimpernel, Populair en Rode Star. Voor Bintje E, SE, E A is uitsluitend looftrekken toegestaan. Voor Bintjes, welke zijn gerooid vóór de rooi- datum, worden geen certificaten verstrekt; deze partijen kunnen op eigen bedrijf worden uitgepoot ol mogen alleen op verklaring worden afgeleverd. De aardappelen moetan aljn r^rftold fot loofgo trokken) vóór of op de vastgestelde data. Het loftrekken dient zorgvuldig te geschieden zodat geen stengeldelen blijven staan. De aardappelen moeten minstens 10 dagen na het looftrekkken in de grond blijven alvorens te worden gerooid, daar anders de houdbaarheid der knollen onvoldoende is. Loof doodsproeien of loof afmaaien wordt niet met het rooien of looftrekken gelijkgesteld. Door de Directeur van de Keuringsdienst Zee land kan voor het looftrekken van de Bintje ont heffing worden verleend, indien uitsluitend voor £igen gebruik wordt gerooid, zulks op schriftelijke aanvrage van dèP verbouwer vóór de rooidata. Voorts wordt er de aandacht op gevestigd,' dat het pootgoed van de wendakker (vooreinden) niet bij het pootgoed van het perceel mag worden ge voegd. Teneinde moeilijkheden bij de plombering te voorkomen houde men met bovenstaande terdege rekening. De Directeur van de Keuringsdienst Zeeland, J. D. DORST. In bladrijkdom, ontwikkeling en nagroei overtreft deze uiterst productieve selectie alle andere van dit soort! 9 Oude oogst uitverkocht Nieuwe oogst half Augustus leverbaar •O t - Koopt Orig. Mommersteeg's Zaden bij POSTBUS 35

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1953 | | pagina 4