NOODZAKELIJK Veiligheid vóór alles behandeld door de afdelingen der Z. L. M. in de winter 1951'52. ZEEUWSCH LANDBOUWBLAD VRAAG 5. Kan dit doel eventueel Toereikt worden met de ondergrondse ploeg of zijn hier bezwaren aan verbonden? De ondergrondse ploeg of moorploeg kan in het algemeen hetzelfde resultaat geven als het dicp- ploegen, al wordt er ook wel eens op gewezen dat de opbrengst minder wordt door deze bewerking. Bij een zeer diepe kleilaag is de ondergrondsploeg minder gewenst (Afd. Wolfaartsdijk). Bovendien ziet men een dergelijke bewerking liever niet voor af gaan aan een bietengewas, waarbij de afdeling Wissenkerke nog opmerkt dat speciaal £et trans port van de bieten moeilijkheden kan geven. Ook moet er goed op gelet worden, dat de grond niet t e nat is bij de bewerking wegens het versmeren. Ook op lichte gronden met een dunne bouwvoor geeft het ondergronden moeilijkheden. Voor paar- denwerk leent zich het ondergronden minder goed; beter is het een trekker te gebruiken. VRAAG 6. In hoeverre kan het ploegen vervangen worden door bewerking met cultivator, schijveneg of schijvenploeg? Een 17-tal afdelingen is van mening, dat het ploegen niet te vervangen is door bewerking met cultivator, schijveneg of schijvenploeg. De andere afdelingen zijn van mening, dat het ploegen ge heel of gedeeltelijk vervangen kan worden door be werking met een ander werktuig. Vooral bij de stoppelbewerking kan hiervoor een cultivator of een schijfegge worden ingeschakeld. Behandelen we deze werktuigen even afzonderlijk dan zien we dat de cultivator wordt gebruikt op stoppelland en bietenland. Dit zijn doorgaans noodgevallen, om dat het niet meer mogelijk was de grond tijdig ge ploegd te krijgen in het najaar en de winter. Op land met de cultivator bewerkt komt tarwe wel mooi op, doch het volgend jaar valt de ontwikke ling tegen, zo weet de Afd. Tholen mede te delen. Ook op ondoorlatende percelen is wel wat te be reiken met een zware cultivator (Afd. Kloetinge). Vaak wordt de cultivator alleen gebruikt als een aanvulling, nadat de grond al geploegd is. Ook het al dan niet schoon zijn van het land speelt bij de beslissing om een cultivator te gebruiken een grote rol. De schijveneg komt in de rapporten enkele malen voor. Zo wordt door de Afd. Poort vliet opgemerkt, dat deze heel goed voldoet voor het onderwerken van maisstengels. De schijveneg komt slechts sporadisch voor en wordt dan soms een geschikt werktuig voor de lichte zavelgrond, al wordt anderzijds ook weer veel geklaagd over het teveel kapot maken van de grond. Zodoende komt dit werktuig meer en meer in discrediet. In de inundatiegebieden hebben deze werktuigen uiteraard een grotere betekenis vanwege de spe ciale eisen die hier aan de grondbewerking wor den gesteld. VRAAG 7. Bent U van mening dat de ploegdiepte in de naaste toekomst wijzigingen zal ondergaan en waar baseert U deze mening op? De meerderheid der afdelingen, ten getale van 36, verwachten niet dat er veranderingen op zullen gaan treden in de ploegdiepte. Onder degenen die wel veranderingen verwachten zijn 5 afdelingen die een grotere ploegdiepte verwachten en 5 afdelin gen die een geringere ploegdiepte verwachten. Het is vermeldenswaardig dat de afdelingen die een grotere ploegdiepte in de toekomst verwachten, gelegen zijn op Walcheren en Schouwen.' Door verschillende afdelingen wordt de wense lijkheid om op dit gebied proeven te nemen naar voren gebracht. Een waarschuwing om vooral niet te ondiep te gaan ploegen wordt naar voren gebracht door de Afd. Kortgene. De Afd. Brouwershaven meent dat door de grote ploegsnelheid de grond teveel dicht klapt waardoor de doorlatendheid achteruit gaat. SAMENVATTING. Gedurende de laatste tientallen jaren zijn de trekkrachtmogelijkheden veel groter geworden en als gevolg hiervan kan de ploegdiepte groter ge nomen worden. Dat dit niet steeds gebeurt heeft verschillende oorzaken. Men moet immers zien dat de grotere ploegdiepte een betere opbrengst geeft, voordat men de hogere kosten van het die per ploegen af zal wegen tegen de hogere baten die hiermee te verkrijgen zijn. Over het algemeen kan men deze hogere opbrengst zeker niet consta teren en komt men veeleer tot de conclusie dat op kleine bedrijven met minder trekkrachtmogelijk heden zeker zulke goede gewassen kunnen groeien. In de na de oorlog geïnundeerde gebieden is men noodgedwongen op een geringere ploegdiepte ^overgegaan. In deze gebieden mag wel verwacht worden dat de ploegdiepte niet weer op het oude peil terug zal komen, omdat men allerwege gecon stateerd heeft dat de opbrengsten op de niet diep bewerkte grond toch ook goed zijn. Bij de beslis sing over de te kiezen ploegdiepte, speelt een aan tal factoren een rol die zowel de ene als de andere kant op kan werken. Het dieper ploegen kan ver oorzaakt worden doordat: le. Een gewas verbouwd zal worden dat beter groeit in een diep bewerkte grond (aard appelen). 2e. De grond een hoog percentage afslibbaar be zit. Een uitzondering op deze regel vormen veelal de kalkhoudende zware gronden uit de nieuwere polders. Ook enige jaren na een inundatie worden de zwaardere gronden nog ondieper geploegd dan de lichtere. 3e. De grond kalkarm is, zodat gewaakt moet worden tegen dichtslempen. 4e. De ontwatering niet afdoende is geregeld, zo dat het diep ploegen mede de bedoeling heeft de bouwvoor droog te leggen of de afwatering via de drainreeksen te vergemakkelijken. 5e. De grond vrij nat is. 6e. Er wortelonkruiden bestreden moeten worden. 7e. De vorming van een plöegzool tegengegaan moet worden. Se. Men het doorvriezen in de winter wegens structuurverbetering op hoge prijs stelt. Anderzijds kan het ondiep ploegen veroorzaakt worden doordat: le. Er een gewas verbouwd zal worden dat niet goed groeit in een diepbewerkte grond (fijne zaden). 2e. De grond een gering percentage afslibbaar heeft. 3e. De grond een goed kalkgehalte heeft, zodat het gevaar van dichtslempen niet erg groot is. groot is. 4e. De ontwatering in orde is. 5e. De grond vrij droog is. 6e. Er een stoppelgewas of iets dergelijks ondiep ondergeploegd moet worden, met het oog op de vertering. 8e. Vroeg in het voorjaar wil zaaien. Een ondiep geploegde grond zal doorgaans eerder warm zijn. 9e. Zaadonkruiden tot kieming gebracht moeten worden of diep ploegen oliehoudende zaden als van klaproos tot ontwikkeling zou brengen. 10e. De ondergrond grofzandig is zodat minder waardige grond boven gebracht zou worden bij diep ploegen. Het periodiek toepassen van een diepere grond bewerking wordt verschillend beoordeeld. Men kent dit reeds enigszins bij een goede vruchtwisse ling. De ervaringen met de ondergrondsploeg zijn niet allemaal even goed, waarbij de vochttoestand van de grond een grote rol schijnt te spelen. Culti vator, schijvenploeg en schijveneg zijn werktuigen die in de regel als aanvulling op het ploegen wor den gebruikt. Alleen in noodgevallen wordt b.v. bietenland bewerkt met cultivator en/of schijfegge voor de inzaai van wintertarwe of een voorjaars gewas. Bij de cultivator bestaan bezwaren tegen het losbreken van de grond; bij de schijfegge speelt het structuurbederf door het te fijn maken van de grond een rol. De ploegdiepte zal in de naaste toekomst waarschijnlijk slechts weinig wijzigingen ondergaan. In de geïnundeerde streken heeft men ondieper leren ploegen en gezien dat dit geen opbrengstvermindering geeft; in-deze niet geïnun deerde streken heeft men aan deze ervaringen enerzijds wel aandacht geschonken, doch ander zijds ook gretig de betere trekkrachtmogelijk heden aangegrepen. Het ontbreken van voldoende opbrengstgegevens maakt het nemen van een beslissing buitengewoon moeilijk. In ieder geval heeft men onder overigens gelijkblijvende omstandigheden, direct al hogere kosten bij het diep ploegen van de grond. Vele afdelingen zijn van oordeel dat er van opbrengst- verschillen weinig of geen sprake is, zodat in ver band met de hogere kosten de voorkeur gegeven moet worden aan ondiep ploegen. Allerwege komt de wens naar voren om goed opgezette proeven over dit onderwerp op te zetten in de verschillende streken van Zeeland, opdat vooral bekeken kan worden in hoeverre het diep ploegen economisch verantwoord is. Wanneer iemand met een trekker rijdt, is het van het grootste belang dat hij baas over zijn machine is en blijft. Ontstaat door één of andere omstandigheid de kans dat de bestuurder de macht over zijn machine verliest, dan kan dit voor hem fatale gevolgen heb ben. Doch niet alleen de be stuurder loopt dan gevaar; ook iemand die totaal niets met trekker en berijder te maken heeft, kan de dupe worden van bovengenoemde machtloosheid. Bovendien loopt het kost bare materiaal grote kans om binnen enkele ogenblikken candidaat te zijn voor de schroothoop. Een eerste vereiste om de machine in „de hand" te kun nen houden is, er voor zor gen, dat alle bedieningsorga nen prima in orde zijn. Voor al de koppelings- en rempeda len moeten goed functioneren. Een zeer belangrijk punt is echter, dat de zithouding van de bestuurder op de trekker goed is. De bedie ningsorganen moeten vlot bereikbaar zijn en de bestuurder moet „vast'" op zijn machine zitten. Behalve een goed zadel is het dus ook nodig, dat de bestuurder een goed steunvlak voor zijn voeten heeft; daar mankeert het bij sommige trek kers nog wel eens aan. Een enkel voorbeeld van een ongeval, dat hier door werd veroorzaakt, moge hier worden ge noemd. Een trekkerbestuurder werkte met een trekker en aangekoppelde cultivator. De trekker reed met de rechterwielen door een lage plek in het land, waardoor de machine dus zijwaarts enigszins over helde. Bovendien was de grond nogal kluiterig, waardoor de gang van de trekker wat onrustig was. Hierdoor schoot de bestuurder met zijn rech tervoet van de voetensteun en raakte zijn even wicht kwijt. Slechte voetrusten kunnen fataal zijn. Zijn rechtervoet kwam tegen de achterband van de trekker en werd verder meegetrokken onder de band. Hij zag kans om de motor af te zetten, waardoor erger werd voorkomen. Zijn enkel werd echter zeer ernstig geblesseerd en het duurde weken voor de man weer aan het werk kon gaan. Hoe kan men dergelijke ongevallen voorkomen? Dat is tamelijk eenvoudig. Laat onder tegen de voetrust een geperforeerde plaat lassen van 2 a 3 mm dik. Deze plaat moet zo lang en breed moge lijk zijn met aan de voorkant een schuin opstaande rand van tenminste 5 cm hoog en opstaande zij kanten van 1 cm hoogte. De perforaties in een dergelijke voetenplank zijn nodig om klei en vuil door te laten en om de weer stand tussen de schoenzool en de plaat zo groot mogelijk te maken. Door het aanbrengen van deze voetenplanken kan de veiligheid van een groot aan tal trekkers belangrijk worden verbeterd.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1953 | | pagina 9