IS EEN DIEPE GRONDBEWERKING RAPPORT betreffende het vraagpunt ZEEUWSCH LANDBOUWBLAD Inleiding. De belangstelling voor dit vraagpunt was wel wat geringer dan voor het vraagpunt betreffende het Zeeuwsch Landbouwblad. Zodoende was het aantal ingezonden rapporten dan ook 10 c/c lager. Het beantwoordingsgetal is voor de verschillende streken als volgt: Schouwen Tholen en St. Philipsl. Noord-Beveland Oost Zuid-Beveland West Zuid-Beveland Walcheren West Z.-Vlaanderen Oost Zeeuws- Axel Vlaanderen f Hulst Totaal Toch ligt het beantwoordingsgetal van dit vraag punt nog boven dat van de vraagpunten van het vorige seizoen (57 en 61 Met uitzondering van de eerste vraag worden alle antwoorden ineens samengevat. Aantal Aantal Beantw. afd. rapp. getal 14 10 71 8 6 75 5 4 80 8 3 38 8 5 63 19 13 68 14 10 71 4 1 3 75 81 54 67 VRAAG 1. Hebt U de indruk dat de ploegdiepte in dc laatste tientallen jaren groter is geworden ten gevolge van de betere trekkracht-mogelijkheden, of spelen andere oorzaken ook nog een rol? Deze vraag wordt nogal verschillend beantwoord en teneinde een overzicht te krijgen over de ver schillende streken hebben we de beantwoording ge splitst naar de kringen. Schouwen: In de regel is de ploegdiepte niet veranderd; alleen de afdelingen Burgh en Oosterland geven aan dat de diepte iets groter is geworden. Daar tegenover staat het oordeel van de Afd. Ouwer- kerk en Zierikzee, die menen dat de ploegdiepte geringer geworden is. Tholen en St. Philipsland: Behoudens de afdeling Tholen vindt geen der afdelingen dat de ploegdiepte groter geworden is. De Afd. Oud-Vossemeer meent dat het resultaat van het dieper ploegen ongunstig genoemd moet worden. N oord-Beveland Alleen de Afd. Wissenkerke meent dat de ploeg diepte groter is geworden op de zwaardere gron den. Verder wordt de vraag ontkennend beant woord. O. Z.-Beveland: Door het geringe aantal antwoorden is het moei lijk zich een oordeel te vormen. De Afd. Bieze- linge beantwoordt deze vraag ontkennend, terwijl de Afd. Algemene Leden zelfs meent dat de ploeg diepte geringer is geworden. Die voor paarden- werk is hetzelfde gebleven, doch die voor trekker- werk is toegenomen, aldus de Afd. Waarde. VV. Z.-Beveland: In de regel is men hier van mening dat de ploeg diepte groter geworden is, vooral t.g.v. het inge- bruik nemen van trekkers. De Afd. Nisse geeft hier alleen een tegengesteld oordeel. Walcheren: Zeer algemeen wordt in de rapporten aange geven dat de ploegdiepte niet groter geworden is. Een uitzondering hierop vormen de afdelingen Nieuwiand en Arnemuiden, gelegen in de jongere polders en de Afd. Biggekerke die de grotere ploeg diepte toeschrijft aan de betere trekkracht. W. Z.-Vlaanderen: In de regel wordt hier wel wat dieper geploegd dan vroeger, met uitzondering van de Afd. Bres- kens. In de regel is de trekker hiervan de oorzaak. O. Z.-Vlaanderen: Door het geringe aantal antwoorden is het moei lijk zich een oordeel te vormen. Tegenover het oordeel van de afdelingen Axel en Terneuzen die menen dat de ploegdiepte niet groter is geworden, staat dat van de Afd. Hoek, die meent dat de trek ker hierbij een grote rol speelt. Algemeen: De ploegdiepte in Zeeland is globaal gezien zeker niet toegenomen gedurende de laatste tien tallen jaren, doch eerder afgenomen. Waar dit wel het geval is speelt de invoering van de trekker een grote rol, daar het hierdoor in vele gevallen moge lijk geworden is om dieper te ploegen. Dit houdt echter zeker niet in dat het ook in alle gevallen gebeurt. De Afd. Wolfaartsdijk schrijft de toename toe aan de noodzaak het onkruid te bestrijden; de Afd. IJzendijke aan de wentelploeg. VRAAG 2. Welke rol spelen de volgende factoren bij de beslissing omtrent de ploegdiepte? Gewas.0 Over het algemeen kan men zeggen dat de ploegdiepte voor hakvruchten, aardappelen en bie ten groter is dan voor granen en peulvruchten. Die voor aardappelen is het grootste en daarop volgt die van bieten, granen, peulvruchten, ter wijl die van fijnzadige gewassen het geringst is. De Afd. Oosterland wijst er op, dat de ontwikke ling van het wortelstelsel bij de verschillende ge wassen een grote rol speelt. Merkwaardig is in dit opzicht een opmerking van de Afd. Wissenkerke. Daar meent men dat voor bieten op lichte grond zeer ondiep geploegd moet worden op straffe van een lagere opbrengst. Gehalte afslibbaar. Het gehalte aan afslibbare delen speelt een vrij belangrijke rol, zodat dan ook slechts 7 afdelingen menen dat dit gehalte niet van invloed is op de ploegdiepte. Hoe dit gehalte van invloed is geven slechts een 15-tal afdelingen aan. Doorgaans wor den de zwaardere gronden dieper geploegd en de lichtere gronden ondieper. Toch geven de afdelin gen Axel en Nw. en St. Joosland een omgekeerde gang van zaken aan, t.o.v. de zwaardere gronden. Zo meent de Afd. Axel dat tengevolge van de meerdere benodigde trekkracht op deze gronden ondieper geploegd kan worden, terwijl de Afd. Nw. en St. Joosland meent dat het niet nodig is deze gronden diep te ploegen omdat ze door de kalk- houdendheid ook goed doorlatend zijn. Als de Afd. St. Maartensdijk aangeeft dat de lichte gronden dieper geploegd worden dan de zwaardere, vermoe den we dat hier sprake is van een nawerking der inundatie, daar de lichte gronden zich het eerst weer lenen voor een diepere grondbewerking. Veel hangt echter af van het al dan niet aanwezig zijn van voldoende kalk, zoals aanstonds zal blijken. Kalkgehalte. Een twaalftal afdelingen acht het kalkgehalte van geen of zeer geringe invloed; daarentegen ach ten vijftien afdelingen het wel van belang. De algemene lijn hierbij is wel dat de kalkarme gronden dieper geploegd moeten worden, mede omdat deze anders te veel dichtslempen. De Afd. Burgh meent dat op kalkarme lichte grond de nei ging bestaat om dieper te ploegen en op kalkarme zware grond juist de neiging om ondieper te gaan ploegen. Dit houdt verband met de neiging tot dichtslempen. Het eerste wordt bevestigd door de Afd. Gapinge; het tweede door de Afd. Poortvliet en wel omdat de bouwvoor ook vaak te dun is om diep te ploegen. De Afd. Brouwershaven merkt op, dat de bedoeling van het ploegen op slecht ont waterde gfond het droogleggen van de bouwvoor gedurende de winter is. Ontwatering en drainage. Slechts een viertal afdelingen acht deze factor niet van betekenis. Doorgaans is de slechte ont watering echter oorzaak van diep ploegen. In de Afd. Kats wijst men er op, dat men zodoende deze vorming van blauwe ijzerverbindingen tegen kan gaan. De Afd. Waarde meent daarentegen dat bij een slechte ontwatering diep ploegen past. Is de ontwatering goed in orde, dan kan men zoals de Afd. Dreischor terecht opmerkt, zowel diep als on diep ploegen en heeft men dus een grotere vrij heid. Inplaats van diep ploegen geeft de Afd. Nw. en St. Joosland de voorkeur aan diep moren. Door het dieper ploegen komt de drainage beter tot zijn recht, aldus de Afd. Schoondijke. Vochtgehalte. Het vochtgehalte speelt bij de ploegdiepte een grote rol; slechts vier afdelingen menen dat dit niet het geval is. Overigens zit er dezelfde lijn in als bij de ontwatering ter sprke is gekomen; vochtig land diep ploegen en droger land ondieper ploegen. Op lichte gronden is deze invloed wel min. der. Is de grond te nat, dan treedt versmering en structuurverlies op; ook het vochtverlies bij diep ploegen is niet onaanzienlijk, zo meent de Afd. Terneuzen. De Afd. Wolfaartsdijk brengt een aar dige ervaring naar voren. Op een perceel bouw land met 3035 afslibbaai komt op 30 cm reeds grof zand voor. Wanneer men nu 20 25 cm ploegt, heeft men hier geen last van verdroging, wel wanneer men de volle 30 cm ploegt. Ook de Afd. Burgh wijst op de verdrogingskansen wanneer in het voorjaar wordt geploegd. Stoppelgewassen. Hoewel de mening, dat stoppelgewasen ondiep onder geploegd moeten worden overheerst, komen hierop nog wel uitzonderingen voor. Door de Afd. Brouwershaven wordt naar voren gebracht, dat de ondergeploegde klavers de grond toch wel open houden. Alleen op de lichtere gron den is het gevaar niet denkbeeldig dat de grond dicht gaat staan, waardoor verkeerde omzettingen plaats hebben. Inundatie. Al naar gelang van het feit of al dan niet er varing opgedaan was is de vraag niet of bevesti gend beantwoord. Er bestaat in de afdelingen die na de oorlog er varing hebben opgedaan met inundatiegevolgen hier en daar de neiging om de ondergrondsploeg te gebruiken als aanvulling op het ploegen. De Afd. Waarde wijst er nog op, dat naast al deze factoren ook de dikte van de bouwvoor invloed heeft op de ploegdiepte. VRAAG 3. Heeft d<y diepte van de grondbewerking in vloed op: DE OPBRENGST. Van de 54 afdelingen die het vraagpunt hebben beantwoord, houden 6 zich onzijdig, terwijl 39 afde lingen menen dat de ploegdiepte invloed heeft op de opbrengst. Geeft dieper ploegen nu opbrengst stijging of opbrengstdaling. We durven op grond van de antworden geen conclusies te trekken, mede omdat deze vraag niet altijd duidelijk beantwoord is. De Afd. Nieuwerkerk meent dat diep ploegen een hogere opbrengst geeft van lucerne, bieten en aardappelen en ondiep ploegen juist geschikt is om,een hoge opbrengst te verkrijgen van vlas en uien. Het diep ploegen op lichte grond zou minder opbrengst aan suikerbieten geven, aldus de Afd. Wissenkerke en een hogere opbrengst aan aard appelen zo meent de Afd. Waarde. Het dieper ploe gen geeft eerder een opbrengstdaling dan een stij ging zo meent de Afd. Breskens. Als men zoals in IJzendijke en Nieuwerkerk kijkt naar de kleine boeren die vaak maar één paard bezitten, dan moet men wel tot de conclusie komen dat het niet nodig is om diep te ploegen, daar deze boeren ook goede opbrengsten hebben. De Afd. Algemene Iyeden O. Z.-Beveland brengt nog naar voren dat in de Kruiningerpolder ook op de drooggebleven percelen ondieper werd geploegd na de oorlog en dat dit geen opbrengstverlaging heeft gegeven. Zaaitijd in het voorjaar. Met uitzondering van een 16-tal afdelingen is de algemene mening wel dat de diep geploegde grond in het voorjaar vlugger droog is en geschikt voor het zaaien der gewassen. De Afd. Poortvliet brengt naar voren, dat op een diep geploegd perceel de grond tussen de koppen altijd tegenvalt wat be werkbaarheid betreft. Enkele afdelingen menen, dat de ondiep geploegde gronden juist eerder klaar zijn voor het zaaien. Zo haalt de Afd. Poortvliet de warmte van de grond aan, daar de ondiep ge ploegde grond eerder verwarmd is. Een gelijk luidend oordeel heeft de Afd. Nieuwiand, die schat dat men op ondiep geploegde percelen wel 1 2 dagen eerder kan zaaien. Doorvriezen in de winter. Overwegend wordt het diepploegen wel van in vloed geacht op het doorvriezen in de winter, om dat de vorst er beter in de grond kan komen. Anderzijds kan op diepgeploegd land de tarwe ook weer gemakkelijk doodvriezen (Afd. Cadzand). Onkruid. Een diepere grondbewerking komt de bestrijding van zaadonkruiden ten goede, terwijl een ondiepe grondbewerking reeds voldoende is om de zaad kruiden te bestrijden. Ook herhaalde lichte be werkingen kunnen de wortelonkruiden tegengaan. Op den duur bevalt het spuiten beter zo meent de Afd. Breskens. Het plotseling dieper ploegen heeft wel het nadeel, dat zomerkruiden en speciaal olie houdende zaden, zoals van klaprozen, in groten ge tale na het ploegen gaan ontkiemen. De zaden zijn dan vroeger ondergebracht bij een diepere bewer king. VRAAG 4. In hoeverre is het gewenst periodiek (b.v. om de vijf jaar) een diepere grondbewerking toe te passen b.vom de vorming van een ploegzool tegen te gaan? Vele afdelingen achten een diepere grondbewer king periodiek gewenst of noodzakelijk, vooral op de z.g. slempige gronden om de ontwatering in orde te houden. Tegenover de 37 afdelingen, die deze bewerking voorstaan, staan slechts 5 afdelin gen die dit niet noodzakelijk of zelfs ongewenst achten, 'omdat er b.v. te veel ondergrond boven komt, die b.v. grofzandig kan zijn. Verder acht een afdeling dat aardappelen al een dergelijk effect op de grond hebben en daardoor een diepere bewerking uitsluiten, terwijl de Afd. Brouwershaven naar voren brengt dat toch perio diek al dieper wordt geploegd, doordat het ploegen aangepast wordt aan de vruchtwisseling.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1953 | | pagina 8