Bedrijfseconomie De bodemkartering van Walcheren VOOR OE Plattelandsvrouw A. SLABBEKOORN ZEEUWSCH LANDBOUWBLAD VI. De kostprijs. In onze vorige schets merkten we reeds op, dat iedere productie met kosten gepaard gaat. Het is voor de ondernemer van het allergrootste belang om nauwkeurig op de hoogte te zijn van de grootte van de kosten en van hun samenstelling. Immers alleen als hij hiervan grondig kennis draagt, zal hij in staat zijn te beoordelen of zijn pro- ductie doelmatig is. Kennis van de kostprijs is dus voor de onder nemer onmisbaar. Nu is een kenmerk van de pro ductie in onze tegenwoordige maatschappij dat de mens, de ondernemer, niet voor zichzelf maar voor anderen produceert. Dit verschijnsel is een gevolg van wat we in de economische wetenschap noemen de arbeidsverdeling. Als we voor anderer behoefte produceren onder stelt dat ruil. De boer die vlas verbouwt doet dit niet om uit de vezel eigen kleding te vervaardigen. Hij verkoopt zijn vlas en koopt zijn kleding. Bij de ruil heeft een afwegen, een schatten, plaats van de goederen, de waarde die men afstaat en die welke men verkrijgt. Dit ruilmoment is een zeer belang rijk punt in de productie. In de bedrijfseconomie spreekt men dan ook van het critisch moment van de ruil. Op dit moment vormt de ondernemer zijn inkomen, n.l. uit het voordelig verschil tussen ver kregen waarde en opgeofferde waarde. Wil nu de ondernemer doeltreffend deze inko mensvorming bewerken, dan moet hij een duide lijke voorstelling hebben van datgene wat hij op offert, dus welke kostprijs dit heeft. Alleen dan is hij in staat öm een zodanige prijs bij verkoop te vragen dat een netto-bate resteert. Zonder kennis van de kostprijs is de verkoopprijs (vraagprijs) een slag in de lucht. Prof. Limperg heeft deze kostprijs omschreven als „de kwantitatieve voorstelling van het offer, dat de producent brengt bij de ruil van de door hem ter markt aangeboden goederen of diensten". De kostprijs is dus het totaal van de waarden der voor de1 voortbrenging van een goed aange wende productiemiddelen. Om nu deze kostprijs goed te kennen moeten we op de hoogte zijn van de samenstelling der kosten. Dit is een zeer belangrijk studieveld voor de bedrijfseconoom. Men spreekt hier met een minder mooie uitdrukking van het „verbijzonderen" van de kosten, d.w.z. men tracht te kennen de kosten per productie-eenheid. Zo zal een fabrikant van landbouwwagens de kosten moeten kennen van zulk een wagen en dan niet alleen in totaal, maar geanalyseerd naar onderdelen. B.v. Grondstoffen: Hout a kg x IJzer b kg y Banden z Totaal grondstoffen x y z Loon: houtbewerking p smeedwerk q P q Totale directe kosten x y z p-fq Indirecte kosten r Algemene kosten s r s Kostprijs /(x,+, y-fz p q r s 1 Zo eenvoudig als nu de opstelling van dit voor beeld is, zo ingewikkeld zijn meestal de problemen die er direct of indirect mee samenhangen. In volgende schetsen hopen we hierbij uitvoerig stil te staan. Nu reeds willen we enkele algemene opmerkin gen maken. Uit de opstelling blijkt dat voor één productie eenheid (één landbouwwagen) gebruikt is a kg hout en b kg ijzer, ter totale waarde van x y. Behoren deze waarden nu in de kostprijsbereke ning te worden opgenomen. Op het eerste gezicht zullen onzer lezers geneigd zijn deze vraag beves tigend te beantwoorden en in het algemeen is dit ook wel juist. Toch moet een voorbehoud worden gemaakt. Niet alle offers die bij de productie wor den aangewend kunnen als kosten en kostprijs bestanddelen worden beschouwd. Men kan n.l. een zeer belangrijke indeling der offers maken en wel in onvermijdbare en vermijdbare. De eerste behoren in het algemeen tot de kost prijs, de laatste niet. Als bovenbedoelde fabrikant b.v. door het in dienst hebben van een niet-des- kundige werkkracht gedurig te veel hout nodig heeft voor de productie van een wagen, behoort dit teveel gebruikte hout niet tot de kostprijs. De productie is dan niet rationeel, heeft niet econo misch plaats en het teveel verbruikte hout vormt geen kostprijsbestanddeel maar duiden we aan als verspilling. Soortgelijke omstandigheden kunnen zich voor doen bij de andere grondstoffen en bij het loon. Nu hebben we boven opgemerkt, dat de onver mijdbare offers tot de kostprijs behoren echter met de bijvoeging „in het algemeen". We bedoelden hiermee te zeggen dat ook van de onvermijdbare offers een bepaald gedeelte buiten de kostprijs valt. De onvermijdbare offers kunnen n.l. worden in gedeeld in voorzienbare en onvoorzienbare. De voorzienbare onvermijdbare offers vormen de kostprijs, de onvoorzienbare vallen er buiten. We willen dit met een voorbeeld aansluitend aan het hierboven gegevene duidelijk maken. Stel voor, onze fabrikant gebruikt voor de fabri cage van de landbouwwagens een schaafmachine. Deze kostte 1000, en kan dienen voor de produc tie van 100 wagens. In de kostprijs van één wagen zou dan 10,voor afschrijving op deze schaaf machine moeten worden opgenomen. Als nu echter na productie van 50 wagens een nieuwe veel verbeterde schaafmachine aan de markt komt en onze fabrikant de oude machine voor oud ijzer moet verkopen vormt het niet af geschreven deel der oude machine min de rest waarde geen kostprijsbestanddeel maar een onder- nemersverlies. Onze fabrikant kan dit offer niet vermijden, maar ook niet voorzien. We nemen hieronder nu over een gedeelte van het schema dat Prof. Meij geeft van de offers bij de Productie. iA. Vermijdbare (verspil ling van arbeid en a. onvoorzienbare (ver materiaal) l liezen door tech nische verbetering) B. Onvermijdbare (geen kosten) r b. voorzienbare (kosten) Over de verdere indeling der voorzienbare onver mijdbare kosten spreken we nu niet. Behalve de hierboven besproken moeilijkheden vormen ook de indirecte en algemene kosten elk voor zich een vraagstuk op zichzelf waaraan we nader aandacht zullen besteden. M. RECTIFICATIE. In onze vorige schets, zie ons blad van 2 Mei, is een storende drukfout geslopen. Alinea 9 en 10 moeten vervangen worden door de volgende: Dit subjectieve waarde-oordeel speelt stellig voor de waarde een grote rol, maar lang niet de alles- beslissende. Iemand die honger heeft waardeert brood veel hoger dan iemand die geen honger heeft. Men drukt dit in de economie zo uit, dat de intensiteit der behoefte (aan brood) bij hem die honger heeft veel groter is dan bij hem die geen honger heeft. Reeds in 1948 kon een voorlopig rapport over de bodemkartering van Walcheren worden aangebo den aan de diensten welke belast zijn met de uit voering der plannen. Dit rapport is dan ook één der fundamenten geweest van de herverkaveling met de daarbij behorende taxaties. Nu eerst vijf jaren later is dit werk in boekvorm verschenen, geschreven door Ir. J. Bennema en Dr. Ir. K. van der Meer. We hebben nog geen gelegenheid gehad het boek volledig door te lezen. wat gezien de ruim 170 blz. ook niet verwonderlijk is. Wat we ér van gezien hebben heeft ons echter wel overtuigd van de practische bruikbaarheid. Een belangrijk onderdeel vormt uiteraard de be schrijving van de bodemprofielen. Met behulp van de vele kaarten de grootste meet ruim 1 meter in het vierkant kan men tezamen met de beschrijving zich een goed beeld vormen van de bodemgesteldheid der afzonderlijke percelen. Door het verrichten van grondverbeteringsmaatregelen als het egaliseren zal zoals de schrijvers ook al mededelen nog wel een herziening na afloop van de herverkaveling noodzakelijk zijn. Dit is o.i. wel het voornaamste bezwaar dat aan dit werk kleeft. Naast deze beschrijving worden de ont staansgeschiedenis van de verschillende lagen, de grondverbeteringsmogelijkheden, de geschiktheid voor de tuinbouw, de bewoningsgeschiedenis en verschillende andere bodemkundige vraagstukken, uitvoerig en duidelijk besproken. Het trof ons wel, dat deze auteurs het woord ruilverkaveling diverse keren gebruiken als ze herverkaveling bedoelen. Dergelijke verwarringen schijnen een algemeen gebruik te worden. Iedere landbouwer op Walcheren die belang stelling heeft voor de opbouw en de ontstaans geschiedenis van zijn grond raden wij aan het boek te bestellen door storting van 7 op giro rekening 425300 van de Staatsuitgeverij te Den Haag. B. EMIGRATIE NAAR CANADA Van de Canadese afdelingen van Plattelands vrouwen, werden bij het Secretariaat van de Bond van Plattelandsvrouwen, afdeling Zeeland, enkele boeken met foto's over de verschillende provincies en enige boekjes ontvangen. Wie ze graag in zijn bezit wil hebben, schrijve een briefkaartje aan genoemd secretariaat, Land- bouwhuis, Goes. FLUITMELKKOKER Hoeveel huisvrouwen verliezen niet veel tijd met het wachten op het koken van de melk? Hoe dikwijls gebeurt het niet, dat ondanks het goed op willen letten, de melk ons juist ontsnapt en verkookt? Om deze moeilijkheden te voorkomen, brengt de fluitmelkkoker, die in diverse maten, door ver schillende fabrikanten in de handel wordt ge bracht, de oplossing. Ze zijn in verschillende uitvoeringen verkrijg baar nl. voor gebruik op gas, op butagas of op electrisch. De prijzen variëren, afhankelijk van de inhoud, van 7,50 10,—. Wel verdient het aanbeveling bij de aanschaf een fluitmelkkoker te nemen, die het kenmerk van de Vereniging van Nederlandse Huisvrouwen draagt. Voor overige gegevens mogen wij U verwijzen naar het artikel dat hierover opgenomen is in het verslag van de Proeven, verri.cht in de proefkeuken van het Voorlichtingsbureau van de Voedingsraad, in het jaar 1951, hetwelk hieronder volgt: „Dit apparaat, dat reeds gedurende enkele ja ren in de handel is, kan behalve voor het koken van melk ook voor het bereiden van pap gebruikt worden. De voordelen, die het gebruik ervan op levert, zijn het niet overkoken en het voorkomen van de zg. kooksmaak. De techniek berust op het au-bain-marie verhitten. De koker heeft een dub bele wand, een bodem en een deksel. Bovenaan de buitenwand is een fluit aangebracht, die in ver binding staat met de zich tussen de dubbele wand bevindende ruimte. In deze ruimte wordt gekookt water gegoten éh wanneer dit gaat koken, treedt de fluit in werking, eerst zacht, maar steeds luider naarmate zich meer stoom ontwikkelt. Het voor schrift geeft aan, dat de melk in de pan voldoende verhit is, ongeveer 1 minuut, nadat de fluit „vol" is gaan fluiten. De melk zou dan een temperatuur bereikt hebben waarbij ziektekiemen niet meer kunnen leven. Om dit na te gaan werd 3 liter melk, besmet niet tuberkelbacillen, in de fluitmelkkoker gekookt en vervolgens bacteriologisch onderzocht. Hierbij bleek, dat in de op de voorgeschreven wijze gekookte melk inderdaad de tuberkelbacillen gedood waren." Conclusie: De fluitmelkkoker beantwoordt aan zijn voor naamste doel. Deze fluitmelkkokers zijn te zien op de tentoon stelling voor WONINGINRICHTING te Goes, welke 2 Juni in „De Prins van Oranje" te Goes ge opend wordt. G. G. S. Verkrijgbaar bij: BIEZELINGE - TEL. 342

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1953 | | pagina 10