ORGAAN VAN DE LANDBOUW JONGEREN GEMEENSCHAP ZEELAND Lang geduurd, maar toch gekregen; Wij zijn Plattelanders! ZEEUWSCH LANDBOUWBLAD DE BOERENJEUGD Redactie: J. D. Haak Dzn, A. C. Hanse, P. Hendrik se, M. Kosten, L. de Jager, Z. Poppe en M. Poissonnier. Redactie-adres: Secretariaat L. J. G., Landbouwhuis, Goes. Voor het laatste nummer van ons orgaan lag een artikeltje klaar. De titel ervan luidde: „Opheldering van zaken gevraagd". Door omstandig heden werd het niet geplaatst. Misschien begrijpt U het al. Het ging over de Stichting Technisch Plattelandsjongerenwerk. De activiteit van deze Stichting kan groot zijn, doch wat merken onze afdelingen ervan Men weet niet hoe groot de uitkering over het jaar 1952 zal zijn van de toen gehouden wedstrijden. Men weet eerst sedert enige dagen wat de voor uitzichten voor 1953 zijn. Was het dan te verwonderen dat er ongerustheid heerste Deze is nog niet geheel weg genomen door het verschijnen van de richtlijnen over het jaar 1953. Want deze laten nog voldoende vraagtekens open en geven daarnaast ook nog voldoende reden tot ongerust heid. Om niet te spreken van teleur stelling. Men leest in de kranten dat f 210.000 ter beschikking werd gesteld voor het technische werk van jongeren van boeren en landarbeiders. Doch dit geld ligt nog niet op tafel; daar moe ten onze volksvertegenwoordigers nog aan te pas komen. Natuurlijk, er zijn bijdragen van firma's en coöperaties, maar dit schijnt toch ook weer niet zoveel te zijn dat de Stichting er op kan drijven. En nu, bijna 2 jaar na de oprichting, krijgen we de boodschap, dat alleen maar wedstrijden gehouden mogen worden die volgens het reglement van de Stichting worden gehouden. Verder is er voor ieder soort wedstrijd een maximum bijdrage per deelnemer vastgesteld, uiteenlopend van f 1. tot f 4.per persoon. We weten - uiteraard niet hoeveel wedstrijden voor het maximum in aan merking zullen komen, doch als we veronderstellen dat we in Zeeland voor alle wedstrijden hierop kunnen rekenen, is het nog maar een mager resultaat. Een voorbeeld verduidelijkt dit. Zo heeft de L.J.G. een grasland- keuring provinciaal opgezet. Doordat de deelnemers van Schouwen en Tho- len zijn afgevallen, 'blijven er 18 deel nemers over, woonachtig op Walcheren en in W. Z.-Vlaanderen. De jury is regionaal, doch heeft steeds één ge meenschappelijk jurylid, die de uni formiteit der beoordeling moet bevor deren. Indien de maximale subsidie verleend wordt, krijgen we zegge en schrijve f 54.uitgekeerd. Doch daar voor moeten we dan eerst nog diverse formulieren invullen, ons binden aan een reglement en verslagen opmaken en inzenden. En uit dit bedrag moet bestreden worden: kosten jury, orga nisatiekosten, kosten prijzen en nog andere kosten, voorzover ze niet uit de inleggelden van de deelnemers be streden kunnen worden. Als de per celen dan tweemaal per jaar gekeurd moeten worden, kan een ieder begrij pen dat deze subsidie slechts een be trekkelijk gering percentage uitmaakt van de werkelijke kosten. Des te onbegrijpelijker is het dat voor een veebeoordelingswedstrijd, die op één plaats gedurende enkele uren wordt gehouden, een subsidie van liefst f2.per persoon mogelijk is. De verhoudingen zijn hier wel enigs zins zoek geraakt. Wij zien de verwezenlijking van de gemaakte plannen dan ook somber in, temeer waar officieus gedurende het jaar 1952 toch altijd gesproken werd over een subsidie van 80 90 der werkelijk gemaakte kosten. Het nu vastgestelde maximum be tekent voor Zeeland met zijn hoge reiskosten de nekslag. Onze leden zijn te zeer verspreid om een grote wed strijd te organiseren met veel deel nemers. Van de samenwerking met andere organisaties om gezamenlijk wedstrijden te hoiuden wat uiteraard ook de kosten zou drukken durven wij maar weinig meer te verwachten. Kortom, wij zijn bang het slachtoffer te worden van het domme potlood, dat de hierboven weergegeven bedra gen als maximum heeft genoteerd, zonder rekening te houden met bij zondere omstandigheden. Alleen het organiseren van wedstrijden op een zeer beperkt gebied heeft nog enige zin in verband met de dan lager wor dende jurykosten. Het is echter zeer de vraag of onze afdelingen, die ge middeld slechts 10 a 20 leden tellen, hiervoor wel voldoende deelnemers zullen kunnen leveren. Zou men uit het bovenstaande op maken dat de Stichting iri geldnood verkeert, de luxueuze uitvoering van de handleidingen is hier wel in tegen spraak mee. Het zware kunstdruk papier en de in sommige handleidingen blanco bladzijden geven wel cachet, doch brengen ook weer kosten met zich mee, die betaald moeten worden door de Stichting of de deelnemers. Wij kunnen de toekomst van het technische werk in Zeeland dan ook niet erg optimistisch meer inzien, als niet aanvullende subsidies uit andere bronnen verkregen kunnen worden. We zullen daar in de naaste toekomst zelf werk van moeten gaan maken, daar de kosten voor de deelnemers of de L.J.G. anders te hoog gaan worden. De teleurstelling van iets dat na lang wachten bekend wordt en dan nog tegenvalt, is des te groter. Doch we weten nu tenminste waar we aan toe zijn en kunnen vooraf ongeveer be rekenen waar we financieel aan toe zijn. B. II. De industrie vestigt zich hoe langer hoe meer op 't platteland, zodat ook dit z'n stempel zet op de plaatsen van vestiging. Al deze dingen: Politieke en econo mische eenwording, de toename van de vrije tijd, industrialisatie en emi gratie, ze zetten de dorpsgemeenschap met haar normen en traditie op losse schroeven. Door dit alles wordt deze gemeenschap, die gebaseerd is op de traditie en geregeld wordt door de overgeleverde normen, bedreigd. Het oude wordt in aanraking ge bracht met het nieuwe. Ja, veel oude normen en gewoonten zijn niet meer te hanteren en het is dan ook niet te verwonderen dat velen de juiste koers zijn kwijt geraakt. Vooral daar, waar deze ontwikkeling zich in korte tijd voltrok, omdat daar de industrie zich vestigde. Of voor diegene, die van het platteland uit een oude omgeving in de grote stad z'n intrede doet en in de industrie gaat werken. Dit be tekent voor zo'n persoon vaak een ontworteling, omdat hij in de platte landsgemeenschap was gegroeid. 'Zeker, ondanks dit alles is de sa menleving op het platteland idealer dan in de grote stad. Er is steeds nog sprake van een overzichtelijke ge meenschap, waar vooral in de grote stad weinig sprake van is, omdat men daar z'n naaste buurman meestal niet kent. Tegenover de massa in de stad staat nog steeds de gemeenschap op het dorp. Ook het gezin neemt op het dorp nog steeds een goede plaats in. Ze heeft minder concurrentie te ver duren van massaverzoek dan in de stad. Verder komt hier het gezins bedrijf nog veelvuldig voor, wat het gezinsverband hechter kan maken. Het werk op het platteland is nog niet zo in onderdelen gesplitst als in de fabriek of kantoor. Men is hier niet een nummer maar een mens. Al deze (Slot.) voorrechten, die men op het platteland nog heeft, zijn van grote waarde voor de ontplooiing van ieder persoon. Dit kan niet anders dan het verantwoor delijkheidsbesef in de hand werken. Wij zijn Plattelanders. Hiermee be doel ik niet een bepaalde groep, maar dit „wij zijn" omvat een ieder die op het platteland z'n woonplaats heeft en z'n werk en in 't bijzonder de plattelandsjeugd. Wij als plattelandsjeugd leven in een tijd, waar alle normen cn gewoon ten die door de jaren in stand zijn gehouden door verschillende dingen worden bedreigd. En nu kan de vraag gesteld worden: „Hoe reageren we hierop Hoe moeten we in deze situatie de koers bepalen We kun nen in een zucht naar behoud, al het oude krampachtig in stand proberen te houden. Maar dit is onmogelijk, want de ontwikkeling en vernieuwing gaat toch door en vaagt veel van het oude weg. Het is ook gebleken, dat normen die enkel op de traditie ge baseerd zijn, geen stand kunnen hou den in de ontwikkeling waarin we nu verkeren. Om de eenvoudige redenen dat veel van het oude niet meer in deze tijd past. Dit geldt niet alleen op economisch en technisch terrein, maar op alle terreinen van ons platte landsleven. Hier ligt ook het gevaarlijke en kwetsbare van onze plattelandsge meenschap. Immers, vele zeden en gewoonten en het geloof worden vaak door de traditie in stand gehouden. Komt het nieuwe, dan gaan met het oude ook de zeden en het geloof weg. omdat deze niet diep genoeg geworteld zijn. Want wanneer het geloof en de zeden niet voortkomen uit een diepe levensovertuiging, maar enkel geba seerd zijn op traditie of goede ge- MENTENG POELOE. Een onafzienb're rij van witte kruisen, Die hel afsteken tegen het donkere veld. Waar omheen de groene palmen ruisen. En onder elk kruis daar rust een stille held. Een held, die vocht ver van zijn landje Waarvan hij de beelt'nis meedroeg in zijn hart. En om dan hier in dit vijandige land, je leven te moeten wagen; dat is hard. Om steeds met moed en plichtsbetrachting Terwijl je aan jezelf niet denkt, Te moeten vechten en te moeten wachten, Of God je 't leven nemen zal, of schenkt En dan een schot en weer is één gevallen. Een nameloze, stille, moedige held. Eén jongen van de vele duizendtallen. Voor hem rest nu nog slechts het ereveld. Jongens, jullie die op Menteng Poeloe rusten In den grond, waarop je 't leven liet, Het volk, ginds aan de lage kusten, Vergeet jullie en je levensoffer niet. MARIE KRUYF. Someren (N.-Br.), Mei 1953. woonte, kan dit de proef niet doorstaan bij de een of andere omwenteling. Wij zijn plattelanders en dit zegt meteen dat we vast zitten aan het historisch gewordene aan de tra ditie. Maar daarin ligt niet onze kracht. Wij als jeugd zullen onze kracht daarin ook niet zoeken, want we zijn geen ultra conservatieven, maar wij zijn vooruitstrevend. We leven in de 20e eeuw en niet in de 19e. We willen ons ontwikkelen naar de tijd, ons inzicht verdiepen. We willen verder zien dan dè dingen vlak om ons heen. Dit komt omdat we jeugd zijn. De jeugd zou geen jeugd meer zijn als die niet meer vooruit zag in plaats van achterom. Maar we mogen ook wel vooruitstrevend zijn, ons inzicht verdiepen en onze blik ver wijden om mee te doen en op de hoogte te zijn van de ontwikkeling die zich nu eenmaal aan het voltrekken is. Toch is hiermee niet alles gezegd. Want dat we plattelanders zijn, houdt in dat we tot een plattelandsgemeen schap behoren. Een gemeenschap die door allerlei dingen juist door deze nieuwe ontwikkelingen wordt be dreigd. Want het blijkt waar, dat we als plattelanders door de ontsluiting ons eigen karakter, onze stijl dreigen te verliezen. Dit is niet erg als er iets voor in de plaats komt van evenveel waarde. We kunnen ons b.v. afvragen wanneer door de nieuwe ontwikkeling alle oude normen en zeden worden weggevaagd, welke normen gelden dan nog Hoe moeten we staan tegenover verschillende dingen die ons dreigen te overspoelen. Gaat de economische en technische vooruitgang niet gepaard met een verlies aan onafhankelijkheid en zelfstandigheid Dit zijn allemaal vragen die om een oplossing vragen en waar we als plattelanders mee bezig dienen te zijn, omdat het ons zelf en onze gemeenschap aangaat. Een be langrijke vraag hierbij is: „Hoe moeten we dit alles zien Er moet immers bij dit alles een uitgangspunt zijn. Ons leven als plattelander kan niet bepaald geregeld worden door de tra ditie, maar het gaat hier om een levensovertuiging. Een levensovertui ging, die diep geworteld is in goede bodem. Wij zijn plattelanders en dit houdt in dat we verschillende voorrechten hebben. We hebben geweldige kansen om ons een levensovertuiging eigen te maken. Immers op een dorp leven we ook in een gemeente, in een Kerk. Daar ontvangen we het Evangelie, dat een licht op ons pad wil zijn. Dit is de kracht waar een plattelander uit kan leven. We hebben deze kans aan te pakken en onze verantwoordelijk heid wordt er des te groter door. Want "wie veel is gegeven, heeft des te meer te verantwoorden. G. Z.P.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1953 | | pagina 7