„Shell"
Richtlijnen voor de geïnundeerde
groenteteeltbedrijven
TUINBOUW
LET OP DE
UITBREIDINGSPLANNEN.
Onkruidbestrijdingsmiddel W
GEBRs DE JONGH - GOES - Petlfcus 35
Op velerlei wijze is reeds voorlichting gegeven
over de behandeling van geïnundeerd geweest zijn
de percelen land en over de gewassen welke men
nog dit jaar met een redelijke kans van slagen
kan telen. Deze voorlichting had veelal betrekking
op de teelt van de landbouwgewasen. Een beroeps
tuinder zal in de eerste plaats willen weten of hij
ook tuinbouwgewassen kan telen. Inderdaad is het
mogelijk om op gronden met een tamelijk hoog
zoutcijfer bepaalde groentesoorten te verbouwen.
Een andere vraag die niet minder urgent geacht
mag worden is, of de teelt van groentegewassen
op zoute gronden rendabel en meer lonend is dan
de teelt van gerst. Ten opzichte hiervan heeft de
ervaring geleerd, dat de gevolgen van een inunda
tie voor een groenteteeltbedrijf veel ernstiger zijn
dan voor een landbouwbedrijf. Normaal oogst
men van dezelfde grond tweemaal een product. Op
geïnundeerd geweest zijnde grond is dit meestal
niet mogelijk. Vanwege het zoutgehalte en de
meestal slechte structuur zal er practisch altijd
een zg. oogstdepressie zijn, dus een lagere op
brengst dan normaal. Op gronden met een hoger
zoutgehalte dan normaal is de groei van de gewas
sen in veel sterker mate afhankelijk van weers
invloeden. Zo onzeker als het weer is, zo onzeker
is de voorspelling van een oogstresultaat. Deze
pessimistische woorden betekenen echter niet, dat
zonder meer geadviseerd wordt om geen tuinbouw
gewassen te telen. Het is te begrijpen dat een
groenteteler het liefst in zijn vak blijft. De be-
bedrijf$oppervlakte is meestal niet groot, de lig
ging van de percelen en de bewerkingsmogelijk
heden van de grond maken het veelal niet moge
lijk landbouwgewassen te telen. Bovendien is met
de teelt hiervan niet voldoende arbeid te vinden
in het eigen bedrijf. Meestal is er na een inunda
tie in de geïnundeerde bedrijven heel wat op te
ruimen en te herstellen. Hierin nu zit wellicht
voor vele tuinders een mogelijkheid om aanvullen
de productieve arbeid te verrichten in eigen be
drijf.
Door de Rijksdienst voor Landbouwherstel is nl.
de volgende regeling getroffen. Het herstel van de
grond, inclusief sloten, alsmede het opruimen en
verwijderen van stro, slib enz. van de cultuur
grond en de erven kan door de telers worden uit
gevoerd en zal wórden vergoed als Herstelwerk
Eigen Bedrijf. Plannen of begrotingen daartoe
moeten worden opgesteld door de Ned. Heide Mij
of de Grontmij. Deze begrotingen worden door de
Rijksdienst voor Landbouwherstel beoordeeld
waarna betrokkene schriftelijk toezegging ont
vangt dat de vergoeding van herstelkosten betaald
zal worden.
Wat de grondbewerking betreft, dient men zich
te houden aan de richtlijnen welke door de Land
bouw Voorlichtingsdienst gegeven zijn n.l. zo wei
nig mogelijk en zo ondiep mogelijk. Voordat de
bovenste grondlaag keihard is geworden dient men
deze open te breken. Doet men dit niet tijdig, dan
valt het, in het algemeen doch speciaal op zwaar
dere grond, niet mee om nog een goed zaaibed te
maken. Sommige percelen zijn opgeslibd. De slib-
laag zal reeds vlug na het droogkomen een zwarte
kleur krijgen en een onaangename geur versprei
den. Dit wordt veroorzaakt door zwavelverbin-
dingen welke voor de planten giftig zijn. In deze
zwarte stinkende sliblaag mag men niet zaaien of
planten. Door de grond open te halen, zodat er
lucht in kan komen, verdwijnt na enkele dagen de
zwarte kleur en de giftigheid.
Bij de grondbewerking dient de tuinder over de
nodige zelfbeheersing te beschikken. Het liefst zal
hij de grond frezen, doch hiermede wordt de grond
te diep bewerkt en te fijn verkruimeld. De frees
is wel te gebruiken, doch dan als trekker voor de
cultivator of egge. Hoe zwaarder de grond hoe
meer men beducht moet zijn voor structuurbe-
derf. Lichtere grond, vooral als deze veel humus
bevat, zal men wat dieper mogen bewerken. Voor
de meeste gewassen zal men een fijn zaaibed wil
len maken. Dit is gewenst om een goede opkomst
te verkrijgen, doch op zoute gronden schuilt hier
in een groot gevaar. Valt er n.l. kort na het zaaien
veel regen, dan zal de bovenste grondlaag ver
ZOUTELANDE.
Het plan tot herziening van het uitbreidingsplan
ligt van 8 tot en met 22 April voor een ieder ter
inzage.
Belanghebbenden, die zich (met bezwaren tot de
gemeenteraad hebben gewend kunnen gedurende
zes weken na afloop van deze termijn bezwaren
indienen bij Gedeputeerde Staten.
slempen en na het opdrogen keihard worden, zo
dat het zaaisel niet kan opkomen. Het is daarom
aan te raden het zaaisel wat aan de grove kant te
houden. Is het sterk drogend weer, dan is men wel
genoodzaakt het zaaibed te rollen. Wel verdient
het aanbeveling direct na het zaaien gips over het
zaaibed te strooien. Dit gaat structuurbederf tegen.
Vroeg zaaien en planten is voor alle gewassen
zeer aan te bevelen; voor zover het weer en de
gronden dit toelaten. Hoe vlugger de gronden be
dekt en beschaduwd zijn hoe beter. Gewassen die
vroeg oogstbaar zijn, dus vóór de grootste zonne
warmte, lopen de minste kans op zoutbeschadi
ging.
Is de zomer nat, dan bestaat er zelfs kans op
het telen van een tweede vrucht.
Welke gewassen zal men nu op zoute grond kun
nen telen
Na de inundatie van Walcheren zijn enkele jaren
achtereen practisch alle groentesoorten uitgezaaid
of geplant op gronden met verschillende zout-
cijfers, zodat een indruk verkregen werd omtrent
de meerdere of mindere zoutgevoeligheid. Nu ligt
de zaak echter niet zo, dat precies aangegeven kan
worden bij welk zoutcijfer een gewas nog wel een
redelijke opbrengst zal geven en bij een zoutcijfer
van b.v. 1 gram hoger niet meer.
Zoals reeds eerder werd opgemerkt is het weer
een zeer invloedrijke factor bij het al of niet sla
gen van de teelt; een factor die belangrijker is dan
een zoutcijfer dat 1 gram Loger of lager ligt.
Onder meer is het om deze reden niet mogelijk
vaste zoutgrenzen te trekken doch kunnen alleen
richtlijnen gegeven worden. De belangrijkste van
de opgedane ervaringen is, dat met grote zeker
heid kan worden vastgesteld welke gewassen wei
nig, tamelijk of zeer zoutgevoelig zijn.
Bovendien moet bij het opmaken van het teelt
plan gerekend worden met de structuurgevoelig
heid.
Op zandgronden zal men in een natte zomer veel
vlugger het zout kwijt raken zonder last te hebben
van ernstig structuurverval.
Op zavel-, lichte en zware zeekleigronden zal de
ontzilting steeds gepaard gaan met een geringe
of ernstige mate van structuurbederf, waardoor
de groei ernstig gestagneerd'kan worden. Over de
mate waarin natronvergiïtiging kan optreden na
de ontzilting en de verschijnselen daarvan, dient j
nog een nader onderzoekje wórden ingesteld.
Tengevolge van het zeer droge voorjaarsweer,
hebben bijna alle geïnundeerd geweest zijnde gron
den thans een tamelijk hoog zoutcijfer, zodat over.
het algemeen alleen de minst zoutgevoelige
groentegewassen geteeld kunnen worden.
Hiertoe behoren:
ik''
GROEP I:
Boerenkool, Spruitkool, Knolselderij, Spinazie,
Snijbiet, Postelein, Radijs en Witlof-wortels.
Voor de zeer lichte gronden kan hieraan nog
worden toegevoegd: Wortelen (Rode peen) en
Prei.
Al deze gewassen dienen zoveel mogelijk recht
streeks ter plaatse te worden uitgezaaid, daar de
groei na het uitplanten meestal slecht is.
Hoe lichter de grond en hoe natter de zomer,
des te beter zal het uitplanten slagen.
Voor knolselderij is het uitzaaien ter plaatse
practisch niet mogelijk. Men zal van dit gewas
stevige verspeende planten moeten gebruiken en
zo nodig na het uitplanten moeten aangieten.
Het rechtstreeks ter plaatse uitzaaien van prei
heeft als bezwaar, dat de stengel maar over een
korte afstand wit is. Door aan te aarden kan men
dit verhelpen; dit kan men alleen op lichtere gron
den dóen zonder kans op ernstig structuurbederf.
Wortelen groeien tamelijk goed op zachte grond,
doch zijn zeer structuurgevoelig. Vandaar dat dit
gewas slechts voor de lichtere gronden kan wor
den geadviseerd.
GROEP II:
Tot de groep van matig tot tamelijk zoutgevoe
lige gewassen behoren de Tuinbonen, Uien, Bloem-
j Bij onkruidbestrijding in FLAKKEESE WIJNPEEN
heeft U prima resultaten met
kool, Rode kool, Witte kool, Andijvie, Snijsla en
vollegrondstomaten.
De tuinbonen blijven korter dan normaal, maar
bloeien over het algemeen zeer rijk. Men dient
een sterke groeier te nemen b.v. Verbeterde Wit-
kiem.
Bloemkool zal midden in de zomer steeds misluk
ken wegens ernstige zoutbeschadiging van de kool.
Alleen een vroege en een late teelt heeft kans van
slagen en dan nog alleen op gronden met een
goede structuur.
Rode kool zal practisch geen zoutbeschadiging
vertonen, doch klein van stuk blijven. Dit gewas
lijdt meestal erg van structuurverval. Een
weeuwenteelt slaagt meestal het beste. Witte kool
is van de sluitkoolrassen wel het sterkst. Andijvie
vertoont tijdens de zomer veel rand en is daarom
alleen bruikbaar voor late nateelt.
Snijsla wordt uiteraard alleen vroeg geteeld en
op beperkte schaal.
Vollegronds tomaten op zoute grond blijven
korter naarmate de grond zouter is. Is het een
droge warme zomer, dan treedt veel neusrot op.
Zaaiuien hebben meestal veel te lijden van struc
tuurbederf en blijven klein van stuk.
Hoe lichter de grond is, des te meer kans van
slagen. Plantuitjes zijn vroeger en groeien vlug
ger. Deze teelt heeft een grotere kans van slagen.
Met pootuien heeft men meestal te kampen met
het moeilijk hervatten van de groei.
Aan deze groep van tamelijk gevoelige gewassen
zou men ook de Vroege Aardappelen kunnen toe
voegen.
Wanneer het weer meewerkt valt de groei
meestal ook wel mee. Als ernstig bezwaar moet
echter genoemd worden dat men te veel in de
grond moet werken.
De beste plantmethode is n.l. eerst ruggen
maken, daarin poten en later aanaarden. Dit
alles bevordert het structuurverval.
Alleen voor de zeer lichte grond zal dit bezwaar
minder gelden. Een tweede bezwaar is de meestal
slechte kwaliteit van het geoogste product.
GROEP III.
Tot de groep van de zeer zoutgevoelige gewas
sen, die dit ja,ar practisch niet geteeld kunnen wor
den, behoren: Savoye kool, Bonen, Erwten, Krop
sla, Augurken, Aardbeien en Komkommers. Me
loenen zijn iets sterker en kunnen met veel water
soms nog een redelijke opbrengst geven.
Kropsla zal bijna altijd veel rand vertonen. Het
ras Attractie is wel het minst vatbaar voor het
randen.
Aardbeien zijn zeer zout-gevoelig. Aardbeien die
tijdelijk onder zout water hebben gestaan, vormen
nog wel groene blaadjes, doch deze verschrompelen
zeer spoedig.
Met het planten van aardbeien moet men op
zandgronden zeker 1 jaar wachten en op zwaar
dere gronden 2 jaar.
Savoye kool groeit wel tamelijk goed, doch de
bladen zijn meestal sterk gerand. Na deze indeling
en opsomming van gewassen zal ongetwijfeld de
vraag rijzen wanneer er sprake is van zeer zoute,
tamelijk zoute of weinig zoute grond.
De graad van het zoutgehalte van de grond
wordt uitgedrukt in het z.g. C-cijfer. Dit cijfer
geeft aan hoeveel gram zout het bodemwater per
liter bevat.
Dit C-cijfer is dus maatgevend en dient als
richtsnoer genomen te worden bij de bepaling van
de gewassenkeuze.
Men dient echter te bedenken dat dit C-cijfer
sterk wisselt tijdens het groeiseizoen.
Wanneer men van te voren zou weten, dat op
de inzaai een regenrijke zomer zou volgen, dan kan
men bij een hoger zoutcijfer inzaaien dan wanneer
er een droge zomer volgt.
Om geen risico te nemen moet daarom bij het
opmaken van het teeltplan een lager zoutcijfer als
norm genomen worden dan het zoutcijfer waarbij
tijdens de zomer nog een redelijke groei mogelijk is.
Voor groep I ligt het bij inzaai voor de weinig
zoutgevoelige gewassen met de minste risico rond
C-6 met als hoogste grens en tevens met tamelijk
veel risico C-10.
Voor groep II, de tamelijk zoutgevoelige gewas
sen, ligt bij de inzaai het zoutcijfer van C-4 tot C-6.
Voor groep III, de zeer zoutgevoelige gewassen,
iigt bij de inzaai het zoutcijfer van C-l tot C-2.
De aandachtige lezer zal ongetwijfeld tot de con
clusie zijn gekomen dat de teelt van groentegewas
sen op zoute grond inderdaad mogelijk is, doch dat
deze teelt vooral bij hoge zoutcijfers meer riskant
is dan van bepaalde landbouwgewassen.
Aan de hand van deze algemene richtlijnen zal
het waarschijnlijk thans mogelijk zij-i om een ver
antwoord teeltplan op te maken.
Nu nog enkele opmerkingen over da glas-cultuur.
Het staand glas in het inundatie-gebied zal de
telers ongetwijfeld veel zorg baren. Allereerst is
er het probleem om de ontzilting van de grond.
Bij warenhuizen is dit vrij eenvoudig. Hier kan
men het glas afnemen en dit desnoods als platglas
benutten.
In vele gevallen beschikken de tuinders niet over
de nodige onderbouw 'om het glas van het waren
huis als platglas uit te leggen. Zij, die over veel
zoet water beschikken, kunnen het glas op het
warenhuis laten liggen en proberen met kunst en
vliegwerk nog een gewas tomaten te telen. Men
zal dan veel moeten beregenen en schermen. Reeds
vroeg in de herfst kan men dan het glas lichten
en de regen de grond verder laten ontzilten.
Ook kan men de zoute grond uit het warenhuis
halen en nieuwe, door de regen ontzilte grond er