OPKWEEK VAN KALVEREN
HET MELKEN
SUBSIDIEREGELING VOOR BOERDERIJENBOUW
OP ONTGINNINGEN EN IN RUILVERKAVELINGEN
II.
ENKELE SCHEMA'S.
Het is de laatste jaren bij vele voederproeven
wel gebleken, dat men, wanneer men in de zomer
over zeer goed grasland en in de winter over best
hooi beschikt, gedurende de eerste maanden wel
vrij sterk kan bezuinigen op de melk, melkproduc
ten en krachtvoedergiften.
De wat schrale ontwikkeling, die zulke kalveren
dan hebben, halen ze na het eerste halfjaar gelei
delijk in. In Zeeland heeft men meestal niet de
beschikking over zulk goed weiland en ook niet
over best hooi. Vandaar dat de hier aangegeven
schema's wat ruimer zijn, dan die voor andere ge
bieden van Nederland doelmatig zijn gebleken. Een
volgende reden, dat we tegen een al te krappe
jeugdvoeding zijn is gelegen in het feit, dat op vele
bedrijven de voeding van de omstreeks éénjarige
runderen te wensen overlaat. (We komen daar
later in een artikeltje voor die categorie vee nog
wel eens op terug) alsmede in de omstandigheid,
dat het rund op het gemengde akkerbouwbedrijf
over ruime, sterke spijsverteringsorganen moet be
schikken om later de producten van het eigen be
drijf (stro, kaf, bietenblad) goed te kunnen ver
werken.
Het melken is een zeer belangrijke werkzaam
heid. Het moet zó worden uitgevoerd, dat we zo
veel mogelijk melk winnen, de melk zindelijk win
nen en er zorg voor dragen, dat de uier gezond
blijft.
Dit wordt bereikt, door er steeds op bedacht te
zijn, dat we te maken hebben met een levend dier,
dat sterk reageert op gevoel van de melker. Hier
mee dienen we terdege rekening te houden en dus
zorgen, dat we het melken zó verrichten, dat dit
voor de koe een aangenaam verlopend proces is.
Dit houdt tevens in, dat het melken vlug moet ge
beuren en niet langer onder de koe blijven zitten
dan noodzakelijk is.
Het afvegen (reinigen) van de uier heeft een
tweeërlei betekenis. De op de uier voorkomende
onreinheden worden verwijderd, zodat deze tijdens
het melken niet in de emmer terecht komen. Bij
deze handeling vindt gelijktijdige massage (voor
behandeling) plaats, waardoor zenuwprikkels wor
den opgewekt, die bewerkstelligen, dat de koe de
melk laat schieten. Aan deze reiniging (voorbe
handeling) wordt vrij algemeen nog te weinig aan
dacht besteed en soms wordt reeds met melken
begonnen, vóór de koe de melk heeft laten schie
ten. Een goede voorbehandeling bevordert in
sterke mate de afgifte van de melk en dus het
vlugge melken. De eerste stralen worden steeds
verwijderd, omreden het hogere bacterie-gehalte
en tevens hebben we de controle, dat de melk uit
de betreffende kwartieren al dan niet goed is.
Het rechtop zitten bij het melken geeft de ge
makkelijkste houding en vraagt bij de te verrich
ten handelingen de minste energie van de melker.
De vingerstanden op de tepel zó plaatsen, dat
de vingers, beginnende met de wijsvinger, in volg
orde sluiten en de duim op het 2e lid van de wijs
vinger komt. Bij elke straal melk vingers opnieuw
in gelijke volgorde sluiten. Hierbij plaatsen we de
toppen van de vingers midden op de tepels. Uiter
mate zorgdragen voor korte nagels.
De stralen met regelmaat en krachtig midden
in de emmer plaatsen. Het regelmatige en krach
tige melken bevordert de vlugge afgifte van de
melk, waardoor de grootst mogelijke productie
wordt verkregen, alsmede een vlug verlopen van
het melken.
Bij het namelken, wat ook steeds met de volle
hand moet worden verricht, er bijzonder aandacht
aan schenken, dat de restanten melk uit de uier
worden verwijderd. De laatste melk zit nogal hoog,
daarom met één of twee vingers zo hoog mogelijk
langs de uier opslaan en deze neerwaarts strijkend
sluiten. Bij enige keren herhalen worden de laat
ste stralen verwijderd. Goed uitmelken is een ge
biedende eis voor het gezond houden van de uier
en voor het behalen van de zo hoog mogelijke pro
ductie. Het namelken mag niet te lang duren, daar
de dieren hieraan gaan wennen, wat zeker nadelen
met zich meebrengt.
Sedert tientallen jaren worden in den lande prac-
tische melkerscursussen gegeven, waarbij wordt
onderwezen in het toepassen van de meest ge
wenst vingerstanden en handgrepen, alsmede de
bijbehorende te verrichten handelingen. Deze cur
sussen hebben reeds een groot nuttig effect op het
melken uitgeoefend. De practische waarde van
deze cursussen schenkt het vertrouwen, dat de be
langstelling hiervoor in de toekomst nog groter
zal worden.
Rijkszuivelconsulentschap voor Zeeland,
J. H. LANTINGA.
DE VOEDING GEDURENDE DE
EERSTE WEKEN.
Ongeacht welke opkweek-methode men toepast,
de eerste twee a drie weken is de voeding voor de
kalveren steeds gelijk. In deze periode wordt aan
vankelijk de biest van de eigen moeder verstrekt en
als het enigszins kan tot 14 dagen ook melk van
de eigen moeder. Gedurende deze periode make men
zich nooit al te ongerust over de te gebruiken hoe
veelheid melk. De meeste moeilijkheden bij de kal-
vervoeding ontstaan, omdat men de dieren te veel
geeft. Op regelmatig voeren, grote zindelijkheid
van het drinkgereedschap en steeds in lauw- (koe)-
warme toestand de melk geven, moet met de mees
te nadruk worden gewezen. Ook hieraan ontbreekt
niet zelden het een en ander.
Zo spoedig mogelijk na de geboorte geve men het
kalf iets van de eerste biest, al is het maar een kop
je vol. Hierbij kan men op doelmatige wijze van een
goed gereinigd (bier)flesje gebruik maken. Wacht
niet tot het kalf flink dorst heeft. Ook geve men
bij elke maaltijd vers gemolken melk, dus geen
biest opwarmen, zoals hier en daar wel voorkomt.
Als men de verse koe 3x daags melkt, voer het
kalf dan ook 3x daags. Melkt men 2 x per dag, dan
het kalf ook 2 x per dag melk voederen. Geleidelijk
wordt de hoeveelheid te verstrekken melk per maal
tijd opgevoerd en wel zodanig, dat een normaal ge
zond kalf op de 7e dag hoogstens IV2 liter per
maaltijd krijgt; dikwijls zal het beter zijn nog niet
zo veel te geven. Gedurende de tweede week kan
de hoeveelheid melk per kalf per dag geleidelijk
worden opgevoerd tot 4 liter. Drie maal per dag
melk geven is met het oog op een geleidelijke ont
wikkeling van de maag wel beter.
Na de tweede week zal de voeding verschillend
zijn, naar gelang men een royalere of krappere voe
ding wil toepassen. Aanbevelenswaardig is om
reeds op dit tijdstip de kalveren hooi (op niet te
grote hoogte een bosje ophangen) en droog kracht
voer te leren eten. Krachtvoer in de vorm van meel
door de melk of melkproducten geven is nooit aan
bevelenswaardig met het oog op de vertering ervan
en het optreden van spijsverteringsstoornissen.
Geeft men een ruime hoeveelheid volle melk, dan
moet deze bij voorkeur niet te vetrijk zijn. Hoog
stens 3.50 vet is meer dan genoeg. Zeer vetrijke
melk verdragen de kalveren slecht (witte ontlas
ting). Gaat men er reeds spoedig toe over om
ondermelk of opgeloste magere melkpoeder te ver
strekken, dan moet dit tot een leeftijd van drie
maanden zeker in lauw-warme toestand worden
gegeven. Bij koud weer moet hierop bijzonder wor
den gelet, daar het drinken in de emmers dan snel
afkoelt.
Een paar schema's.
A. Matig volle melk B. Matig volle melk
ondermelk -E vrij veel
krachtvoer ondermelk
Rantsoenen per kalf per week
kg
kg
kg
kg kg
volle
onder
kracht
volle onder
melk
melk
voer
melk melk
Ie
week
15 1
15 1 *-
2e
25 1
1
25 1
3e
35 1
n.b.
35 1
4e
ft
35 1
7
n.b.
35 7
5e
ft
32
10
n.b.
32 17
6e
ft
28
14
n.b.
28 25
7e
ft
21
21
n.b.
21 35
8e
14
28
n.b.
14 42
9e
ft
7
35
n.b.
7 56
10e
42
n.b.
70
11e-
—30e week per dag 6 1 onder
10 1 ondermelk
melk max. 1 kg krachtvoer
per dag
Na de 30e week kan men het gebruik van onder
melk staken, mits per dier en per dag ten minste
1 kg krachtvoer wordt verstrekt, wanneer de die
ren op stal staan en 0V2 kg krachtvoer in de
weide, afhankelijk van de kwaliteit van het gras.
Wil men geen krachtvoer voeren en heeft men
ondermelk beschikbaar, dan is het wenselijk tot
ca. een leeftijd van 9 maanden met een geleidelijk
dalende hoeveelheid ondermelk (gemiddeld 3 1 per
dag) door te gaan.
Naast de genoemde rantsoenen moeten de kal
veren over een goede weide beschikken of op stal
over volop, liefst goed, weidehooi en daarnaast een
geleidelijk stijgende hoeveelheid voederbieten, die
op een leeftijd van 3 maanden niet meer mag zijn
dan IV2 kg per kalf per dag; daarna hoogstens
zoveel kg bieten als het kalf maanden oud is. Als
krachtvoer kan zolang ondermelk gevoederd wordt,
eiwitarm kalvermeel (of brokjes), gebruikt worden
of wel haver (geplet of heel). Kuilvoeder geve
men liefst niet aan de kalveren. Najaars- en
vroege winter-kalveren vertonen minder moeilijk
heden bij het opkweken en kosten minder, omdat
ze in Mei naar de wei kunnen. Late voorjaars- en
in de zomer geboren kalveren houde men bij voor
keur tot het volgende jaar April op stal.
In de plaats van de ondermelk uit schema A. kan
ook opgeloste magere melkpoeder worden gebruikt.
Met 1 kg ondermelk komt 0.1 kg magere melkpoe
der overeen.
In een slotartikel nog iets over andere methoden,
de kosten en bijzondere gevallen.
Rijksveeteeltconsulentschap voor Zeeland,
C. DEN ENGELSEN, Hoofdassistent.
X5XSXSX5X5XSX5X5XSX5X5X5X5X5X5X5XSX5X5XSXSXSXSXS
In 1953 zal nauwkeurig worden gecontroleerd of
U zich gehouden heeft aan de voorgeschreven
vruchtwisseling, die slechts eenmaal in de drie
jaar aardappelen op dezelfde grond toestaat. Als
U zich hieraan houdt, voorkomt U vele moeilijk
heden.
S>S>«X5>«>«>«>«>«X»®«XS-SX5X5X5XS>S>«X5>«>«XSX
De Minister van Landbouw, Visserij en Voedsel
voorziening heeft bij de Tweede Kamer der Staten-
Generaal een Nota van Wijzigingen ingediend,
waarin een bedrag van 1.000.000 wordt aange
vraagd voor de financiering van een subsidie
regeling ten behoeve van de bouw van nieuwe
boerderijen op ontginningen en in ruilverkavelin
gen in 1953.
In de toelichting op deze Nota zegt de Minister,
dat het rendement van ruilverkavelingen in be
paalde gevallen in belangrijke mate beperkt wordt
door de onjuiste plaats van de bedrijfsgebouwen.
Ook de exploitatie van grotere ontginningen, welke
op grote afstand zijn gelegen van dorpen of boer
derijen, kan zonder bedrijfsgebouwen niet op effi
ciënte wijze geschieden. Het is daarom de bedoe
ling, dat in deze gevallen door het verlenen van
een bijdrage in de verplaatsingskosten of in de kos
ten van nieuwbouw, het bouwen voor de betrokke
nen mogelijk wordt gemaakt.
DE REGELING.
De subsidieregeling zal in grote lijnen als volgt
luiden:
1. Bijdragen kunnen worden verleend in de kos
ten van nieuw te bouwen boerderijen in te ontslui
ten gebieden (de inpolderingen in de Zuiderzee val
len buiten deze regeling).'
2. De beoordeling der bijdrage geschiedt voor
elk geval afzonderlijk door een door de Minister van
Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening in te stel
len interdepartementale commissie.
3. De commissie neemt bij de beoordeling óf en
in welke mate een bijdrage kan worden verleend de
volgende richtlijnen in acht:
a. een bijdrage kan uitsluitend worden verleend
voor geheel nieuw te bouwen boerderijen
(verbetering en/of uitbreiding van bestaande
gebouwen komen dus niet in aanmerking) j
b. de boerderij moet omvatten een volledige
voorziening in woning en bedrijfsruimte voor
het betrokken bedrijf. (Tot bedrijfsruimte
worden gerekend schuur met tasruimte, vee
stalling, bergschuur of hooiberg, varkensstal
len, kippenhokken, gierkelder, silo);
c. de boerderij moet worden gebruikt voor de
exploitatie van alle tot het bedrijf behorende
gronden. Bij splitsing of verpachting van een
gedeelte gedurende de eerstvolgende 25 jaar
zonder schriftelijke goedkeuring van de Mi
nister van Landbouw, Visserij en Voedsel
voorziening moet de bijdrage worden terug
betaald
d. een bijdrage kan slechts verleend worden
voor de stichting van boerderijen op gronden,
welke op cultuurtechnisch verantwoorde wij
ze zijn ontgonnen, herontgonnen, ingepolderd
of ruilverkaveld;
e. de gronden moeten een behoorlijke mate van
productiviteit bezitten;
f. het bedrijf moet ten minste 10 hectaren groot
zijn;
g. de gronden moeten aaneengesloten zijn, al
thans niet verder dan één kilometer verwij
derd zijn van de plaats der boerderij;
h. de gebouwen moeten van degelijke construc
tie zijn, voldoende ruimte bieden en doelma
tig ingericht zijn;
i. de gebouwen moeten gunstig liggen ten op
zichte van de tot het bedrijf behorende gron
den;
j. bij het beoordelen van de hoogte der te ver
lenen subsidie werd uitgegaan van een maxi
mum van 40 der bouwkosten voor een be
drijf van 10 ha. Voor elke hectare, welke het
bedrijf groter is dan 10 ha wordt dit maxi
mum met V2 verminderd;
k.geen subsidie wordt verleend in kosten, wel
ke uitgaan boven hetgeen bij een verant
woorde soberheid voldoende is.