UIT DE PROVINCIE Van boerderij en organisatie 22 November 1952. WEST ZEEUWS-VLAANDEREN. Dat de regen dit najaar zo vroeg en in zo'n hevige mate present was, heeft er toe geleid, dat het werk niet erg vlot. Maar wanneer dan die bie ten met veel moeite van het land gesjouwd zijn en het met het ploegen ook niet te best gaat, komt daar zo'n geniepig nachtvorstje nog wat extra roet in het eten gooien. Gedurende en even na de vorst rijdt het prachtig. Of het niet geregend heeft, maar als de zon eenmaal goed doorkomt, verandert het harde vorstlaagje in een ware brijlaag. Vooral op de zware grond wordt het een ware glijbaan, de wielen van de trekker vliegen in de rondte en alles is zo vet en kleverig dat alles dichtgesmeerd wordt en we het werk moeten staken. En dan blijkt weer dat het paard de redder in nood is. Zit ten we vast met de trekker en bietenwagen of trekker en ploeg, dan worden de paarden plotse ling weer de onmisbare, de werkelijke p.k.'s en blijkt weer hoe bedrijfszeker een paard is. Hiermee wil ik niet beweren als zou op de vol ledig gemechaniseerde bedrijven het werk niet op tijd kunnen gebeuren. Het zijn maar weinig be drijven waar dit wel kan en meestal treffen we daar in vergelijking tot gedeeltelijk gemechaniseer de bedrijven minstens twee of drie trekkers met een geweldig aantal pk's aan, welke zeer hoge in vesteringskosten met zich meebrengen. De meeste bedrijven lenen zich daar minder goed voor. Aan de ene kant de bedrijfsvoering zoals grootte van bedrijf, bouwplan, de aanwezigheid van meerdere zoons welke in het bedrijf meewerken, aan de andere kant de waarde welke de echte liefhebber aan het paard hecht. Ze rechtvaardigen nog ten volle de aanwezigheid van het paard. Vooral de laatste groep kan zich een paardloos bedrijf moei lijk indenken, omdat daarmee een stuk van zijn leven verloren zou gaan. Ook al zou door de niet-liefhebber aan de hand van kostprijsbereke ningen deze redenering weggecijferd kunnen wor den, bij de liefhebber is dit niet het geval. De waarde, welke een paard vertegenwoordigt, is bij deze groep niet in cijfers uit te drukken. Ze zullen U vragen of U de spanning kent die er in een veulenstal heerst als het veulen geboren wordt, de spanning en de toewijding bij een fokdag of premiekeuring, en het feest bij een goed ver loop van dit alles. Dit geldt trouwens, niet alleen voor de paarden fokker, maar ook voor de rundveehouders, tot de duivenmelkers toe. Hoe behaaglijk is het niet om 's avonds nog eens langs de stallen te gaan en het rustig dromend en herkauwend vee te aanschou wen. Als ze U konden vertellen hoe dankbaar ze voor de goede behandeling zijn, zou het er diegenen die hun vee zuiver en alleen als winstgevend object zien en hun vee niet opstallen, zodat daar een gemeente-verordening voor nodig is, zoals dit voor jaar het geval was zeer zeker tot andere gedach ten brengen. Het zou hun leven als boer rijker, mooier en voller maken. 24 November 1952. WALCHEREN. De bietenoogst begint ondanks de stagnatie door het slechte weer al aardig op te schieten. Op talrijke bedrijven is men volop bezig met het op wintervoor ploegen, en het is te hopen dat het land nog wat droogt, wil men nog redelijk ploeg- werk kunnen leveren. Vele collega's vragen zich af of het niet verstandiger is om zijn land onge- ploegd de winter in te laten gaan. Over het alge meen lijkt het mij toch gewenst om het land te ploegen indien dit maar enigszins mogelijk is. Aan de andere kant zijn er echter beslist gevallen waarin men de grond beter met rust kan laten, dan deze natte blubber nog eens te ploegen. Na de inundatie is het reeds vaker gebleken dat niet ge ploegde gronden in het voorjaar eerder geschikt waren voor de inzaai en een betere structuur had den dan soortgelijke gronden die onder zeer ongun stige omstandigheden nog waren geploegd. Met de wintertarwe staat het er maar slecht voor. In de komgebieden moet men lang zoeken om een perceel met volledige stand te vinden. Voor al op de slempige gronden en de percelen met een slechte structuur is er veel tarwe gerot. Dit is een belangrijke tegenvaller en het is nu reeds te voor zien dat er het volgend voorjaar nogal wat zomer- tarwe zal moeten worden uitgezaaid, wil men zijn eigen behoeften aan tarwe kunnen voldoen. Ten aanzien van de rassenkeuze van deze zomertarwe is er veel veranderd sinds 5 jaar geleden. Vooral de rassen Koga en Peto geven een belangrijk hogere opbrengst dan het oude bekende ras Blanka, dat vroeger algemeen verbouwd werd. Met de tijd van de winteravonden is ook de ver gadertijd weer aangebroken. Op deze vergaderin gen worden zeer belangrijke onderwerpen bespro ken en het is daarom in het belang van elke col lega dat hij door deze vergaderingen te bezoeken, zijn organisatie steunt en bovendien zijn algemene kennis tracht te vergroten. Het leven is tegen woordig dermate ingewikkeld, en de problemen zijn zo talrijk, dat het heus niet overbodig is om deze zaken eens gezamenlijk op onze vergaderin gen nader te bekijken. 21 November 1952. NOORD-BEVELAND. De overzichtschrijver voor Schouwen en Duive- land begon de laatste keer zijn artikeltje op kern achtige wijze met „Water, modder en moeilijk heden" bij de suikerbietenoogst 1952. Ja, het is wel een najaar dat ons nog lang heugen zal. En nog steeds is het misère. En dat zal het wel blijven tot het laatst toe. Of de vorst zou een einde moeten maken aan de aanhoudende regenval. Als het bij nachtvorst blijft is het mooi, maar voor een wer kelijke vorstperiode is het nog te vroeg. Er zou dan nog veel last, en schade van ondervonden kun nen worden. Niettegenstaande al het gemodder blijken de bietenopbrengsten over het algemeen niet tegen te vallen. Natuurlijk zijn er ook wel uitzonderingen, maar die bevestigen nu eenmaal de regel. De gehalte's zijn weer zeer wisselvallig, al lijkt het er toch wel op dat het gemiddelde cijfer iets hoger ligt als vorig jaar. In één van de vorige nummers hebben we veel interessante dingen gelezen over de vergelings- ziekte en al wat er mee samenhangt. Naast ver schillende andere dingen trof mij toch ook weer het tabelletje waar de invloed van het aantal plan ten per ha op de aantasting vermeld was. Bij het gewenste aantal van 6070.000 blijkt het percen tage zieke planten al aanmerkelijk lager te liggen dan bij het nog veelvuldig voorkomende aantal van 5060.000. Dit punt heeft nog wel even tijd voor het weer aan de orde is. Maar het is ook weer iets waar we zelf invloed op uit kunnen oefenen. On dertussen is het jammer dat er door het slechte weer, zo weinig gelegenheid geweest is om werke lijk goed kuilvoer te winnen, wat we van het voor jaar zo hard nodig hebben. Het veevoer is op verschillende bedrijven toch nog al een teer punt. Zo lang er maar peekoppen zijn loopt het wel. Maar als deze op zijn, moet er omgeschakeld worden op kuilvoer, mangels of pulp. Het gevolg is dan dat er te weinig eiwit be schikbaar is, of men moet dit kunnen ondervangen met klaver- of lucernehooi. En dit is niet overal aanwezig. Zou het op bedrijven, waar vee van be tekenis is, niet economischer wezen een perceeltje met lucerne in te zaaien om aan dit bezwaar te ontkomen Als grondverbeteraar is de lucerne im mers ook niet te versmaden. 25 November 1952. ZUID-BEVELAND. Ziezo, het einde van het gemodder in de bieten komt in zicht. Op de meeste bedrijven zal het nog ongeveer een week duren en dan is dit gedeelte van de oogst ook weer achter de rug. Het heeft dit jaar veel werk en geld gekost, eer het zover was. Voor de mensen en paarden zal het een verademing geven als straks het laatste voer bieten op de weg staat. Bij het plukken van de maïs liep het ook al niet mee. Door de storm waren talrijke stengels omge waaid; hierdoor was het met het machinaal pluk ken gedaan en moest alles met de hand uitgevoerd worden. Het vochtgehalte van het gedorste pro duct viel ook tegen; zo vertelde de chef van de drogerij dat van de 59 partijen maïs die bij deze droger aangevoerd waren het gemiddelde vochtge halte 37.5 was. De natste partij bevatte 41.9 en de droogste 33.3 vocht. Bij het dorsen komt ook duidelijk uit, dat de kwaliteit van het werk sterk beïnvloed wordt door de vochtigheid van de maïs. De opbrengst is an ders goed; de beste percelen komen tot 5500 kg per ha. Het valt dit jaar op, dat het beschot op de lich tere grond beter is dan op de zwaardere. Als het werk op het land eenmaal gedaan is, komt de tijd dat we ons bedrijf ook eens van een andere zijde gaan bekijken. Het definitieve bouw plan kan opgesteld worden en de hoeveelheid kunst mest op elk perceel wordt begroot. Staat eenmaal vast op welke percelen de bieten gezaaid moeten worden, dan is er nog net tijd om een grondmonster te laten nemen voor het onder zoek op bietenaaltjes. De uitslag kan dan nog op tijd binnen zijn. Om bieten uit te zaaien, zonder dat men zich eerst overtuigd heeft dat de betref fende percelen gezond zijn, is onverantwoord. Want voorbeelden dat de bietenopbrengst met 2540 verminderd is, ziet men jaarlijks. Dat de finan ciële uitkomsten dan sluiten met een verliespost is zonder meer duidelijk. Het is beter voorkomen dan genezen: dus geen bieten zaaien voordat de grond onderzocht is. De kosten van het onderzoek zijn laag, ze bedra gen 2 per monster. De opgaaf voor het nemen van de monsters kan geschieden bij de Ass. van de Voorlichtingsdienst of bij de monsternemer J. Steyn, C 20 te Hoedekenskerke. 24 November 1952. THOLEN—ST. PHILIPSLAND. Vorige week werd er in ons blad een artikel ge wijd aan het onderhoud en het opbergen van werk tuigen. Inderdaad ontbreekt er op veel bedrijven nogal wat aan een doelmatig opberg- en onderhoud- systeem van onze machines. We spreken daarom af dat we voortaan beter voor onze materialen zul len zorgen, om daardoor langer en meer plezier van onze werktuigen te hebben. Veel grasland heeft er weer met wateroverlast te kampen. Op veel percelen kon de ontwatering verbeterd worden door begreppelen. Het vorig jaar is er een behoorlijke oppervlakte begreppeld door middel van een greppelploeg. Wie zijn ogen de kost gaf heeft gezien dat deze percelen in het voor jaar vroeger en gelijkmatiger ontwikkelden, terwijl de zode belangrijk verbeterde. De enkele guldens per ha die het begreppelen kost komen dan ook met rente terug. Nu de winterstaltijd begonnen is, verdient het aanbeveling om een voederbalans op te maken en een goed rantsoen voor elke diersoort te berekenen. Nog te veel wordt er maar raak gevoerd zonder te rekenen met onderhoud, groei en productie van de dieren. Op vele bedrijven krijgen de paarden in de winter veel te veel eiwit en nauwelijks voldoende zetmeel. Dit wordt veroorzaakt door ook in de rustperiode de paarden nog volop lucerne- of kla- verhooi te voeren. Paarden die niet werken moeten heel weinig van deze eiwitrijke producten krijgen. Met de oude gewoonte om in de winter de paarden het lucernehooi voor te zetten en de melkkoeien alleen het weidehooi, moet radicaal gebroken wor den. Het is noodzakelijk dat we ieder dier geven, waar het recht op heeft, zonder verkwisting maar ook zonder te kort. Dit is het beste voor de dieren en voor onze portemonnaie. Wanneer het bereke nen van een goed rantsoen moeilijkheden oplevert, dan zijn de Assistenten gaarne bereid om te hel pen en een goed en goedkoop rantsoen te be rekenen. Tevens kan dan bekeken worden of voor de huidige veestapel wel de juiste oppervlakte en soort voedergewassen verbouwd worden. In vele gevallen zal bij doelmatig inkuilen van bietenkop pen en -blad met minder voederbieten volstaan kunnen worden. Als goedkope eiwitrijke voeding ook voor het rundvee, verdient lucerne of klaver- hooi nog meer aandacht dan tot nu toe. Nog te veel tracht men met haver- en gerstemeel de melk koeien op productie te houden, dit voer is echter in bijna alle gevallen daarvoor te duur. De Z.A.R.-avonden op 13 en 14 November zijn weer een succes geworden. De samenwerkende verenigingen hebben hier alle eer mee ingelegd. Het waren bijzonder gezellige avonden waardoor de onderlinge band nog weer verstevigd werd. We wisten wel dat er goede krachten onder onze boe renbevolking zijn om zelf avonden als deze te vul len met een onderhoudend programma. We kun nen andere kringen dergelijke avonden tèn zeerste aanbevelen. 24 November 1952. SCHOUWEN-DUIVELAND. Als men thans de polders doorrijdt ligt er nog heel wat werk te wachten. Er moét Tiüg'Vëel ge beuren eer de percelen rusten voor de winter, om daarna haar krachten weer te geven voor een nieuwe oogst. De natuur heeft ons wel tegengewerkt in dit na jaar. Doch meestal ziet men, dat het.door haar ook weer goed gemaakt wordt. Een tamelijke vorst periode, doch niet te vroeg zou ons allen wel zeer welkom zijn. Vergeten zijn dan weer de sporen en de glimmende akkers. Velen zitten echter nog met een moeilijk pro bleem, speciaal op de zwaardere gronden: „Hoe krijg ik mijn grond tamelijk goed op wintervoor?" En zeer terecht, dit is niet gemakkelijk. We zitten nl. met enkele factoren waar rekening mee gehou den moet worden: le. Men moet voor de winter ploegen, daar anders de voorjaarswerkzaamheden i. v. m. structuur te veel risico geven. En ten tweede: moet ik nu doorzetten, nu het eigenlijk te nat is, dus dichtsmeren van de grond, waardoor de structuur veel te lijden krijgt, of wachten en hopen op iets beter weer. Het is niet gemakkelijk voor Uw overzichtschrijver om daar een concreet antwoord op te geven. Wat het eerste punt betreft zijn we gauw uitgepraat. Zwaardere gronden moe ten in het voorjaar niet meer geploegd worden. We kunnen dan weieens geluk hebben om met een paar nachtvorsten een redelijk zaaibed te verkrijgen, doch dit is m.i. te veel wagen. Denken we maar eens aan het afgelopen voorjaar. Het andere punt is eigenlijk de daad van het eerstgenoemde. We stellen n.l. voor ogen, ploegen voor de winter. Doch moeten we nu doorzetten, of schoon het feitelijk te nat is, of kunnen we beter even wachten tot de grond iets doorgezakt is, al moet 't dan ook begin Januari worden. We lopen bij wachten dan de kans overvallen te worden door de winter en wanneer kunnen we dan beginnen. M.i. moeten we, wanneer 't ploegen enigszins gaat, nu doorzetten. Ik bedoel hier niet mee „ploegen maar, al moet het door water". Nee we moeten zien te voorkomen dat de grond totaal dichtgesmeerd wordt. Doch wanneer het oppervlaktewater weg is, doorzetten met ploegen. Volledig drogen doet de grond toch niet meer. Doch het is een groot ver schil in welke mate ze nat is. De enkele dagen die vorige week een tempera tuur hadden van rond het vriespunt, gaf de grond al een geheel ander beeld te zien. Het is van boven dan spoedig iets doorgezakt. En laten we deze dagen benutten voor onze moeilijkste percelen. Wanneer dit Zaterdagavond in een warme huis kamer gelezen wordt, dan hoopt.,Uw rubriek schrijver Tiat U kunt zeggen: „niet voor mij be stemd, 'k ben al klaar met ploegen" of „ik heb die moeilijkheden niet met mijn grond." Ik wens het U toe, doch vandaag gaven mij de polders nog een geheel ander beeld te zien.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1952 | | pagina 3