Idverzicfit
Het is maar gelukkig, dat de landbouworganisa
ties geen invloed kunnen uitoefenen op
de weersomstandigheden
want anders zou de telefoon op ons bureau geen
ogenblik stil staan. Het is de laatste weken beter
weer om een erfenis te delen, dan om peeën uit de
grond te halen. En toch moeten deze laatsten eruit
en wachten de op volle toeren draaiende suiker
fabrieken op de schepen, vrachtwagens en spoor
wagons in spanning.
Wij maken dit jaar een echte moddercampagne
mee, maar de Zeeuwse suikerbietenverbouwers
zullen zich ook hier weer doorheen slaan en zo
doende hun steentje bijdragen aan de versterking
van de Nederlandse economische toestand.
Naar wij vernemen zijn de opbrengsten redelijk
en valt ook het gehalte nog mee, ondanks de zeer
slechte weersomstandigheden van de laatste maan
den. Als extra beloning zal alsnog een kleine prijs
stijging uitbetaald worden, een stijging veroorzaakt
door de loonsverhoging van 3 cent en de premie
van wachtgeld- en werkloosheidsverzekering.
Erger is het voor diegenen, die nog aardappelen
laat in de grond hadden. Het zullen er niet veel
zijn, maar een strop is het zeker. September en
October gaven wel bijzonder slecht weer en ook
November zette slecht in. Hier wordt weer eens
het grote risico aangetoond, waarmede de onder
nemer in de landbouw rekening heeft te houden.
Een groot verschil met andere takken van nijver
heid, waarvan er slechts enkele zijn, die even af
hankelijk van de weersomstandigheden zijn. Naast
dit extra risico is
de positie van de landbouw
van vele andere factoren afhankelijk. Wanneer wij
onze gedachten laten gaan over de resultaten, die
de boerenstand de laatste jaren heeft behaald, kan
ons een zeker gevoel van onrust soms bekruipen.
Misschien zullen velen dit niet kunnen begrijpen,
daar het toch algemeen bekend is, dat juist deze
resultaten de 3 laatste jaren bevredigend zijn ge
weest. Wij zijn er echter van overtuigd, dat er
vooral door buitenstaanders en door wat wij zou
den willen noemen halve leken" over deze resul
taten te optimistisch wordt geoordeeld.
Vooral datgene, wat men heeft kunnen reser
veren voor slechtere tijden of voor investeringen
valt door de hoge lasten en belastingen niet mee,
waarbij komt, dat men door de waardedaling van
het geld veel hogere sommen nodig heeft voor ge
noemde zaken dan vroeger.
Daarnaast zijn er een aantal gevaarlijke tekenen,
die er 'onzes inziens op wijzen, dat de boerenstand
op zijn hoede zal dienen te zijn en te blijven in de
toekomst.
Zeker, de opbrengsten zijn goed geweest. De
prijzen van vele landbouwproducten zijn aan de
hoge kant geweest. Maar als wij naar het onkos-
tencijfer kijken, worden wij onrustig.
Stijgende lasten.
De pachten gaan omhoog. Er zullen er niet velen
zijn, die dit onredelijk vinden.
De lonen stijgen steeds. Ook hier valt niet veel
tegen in te brengen. De sociale lasten hebben een
grote hoogte bereikt. Hierover kan men van me
ning verschillen.
De belastingen zijn over de gehele linie angst
wekkend hoog. En het ergste is, dat door de grote
achterstand op de belastingkantoren, bijna niemandt
precies weet, wat hij over de achter ons liggend^
jaren nog betalen moet.
Van deze vier genoemde punten is er geen een,
die aan dezelfde schommelingen bloot staat als het
prijspeil kan blootstaan. Men denke hier eens over
na en dan springt in het oog, dat de welvaart, die
thans op het platteland ongetwijfeld heerst, op een
wankele basis rust.
Aan de ene kant stijgende, practisch vaste lastenV
die bij een eventuële dalende conjunctuur slechts
met. grote moeite verlaagd zullen kunnen worden'
Aan de andere zijde een prijspeil, dat weliswaar
thans gunstig ligt, maar dat onderhevig is aan
invloeden van buiten af.
Invloeden, die noch onze regering, noch onze
boerenstand in de hand hebben.
En nu geloven wij niet aan een op handen zijnde
crisis. Teveel herinnert men zich in de Westelijke
wereld nog de rampzalige crisis uit de dertiger
jaren. Maar met een zekere daling van het prijs
peil moet men bij gelijkblijvende omstandigheden
toch rekening houden. Wij zien dus een langzame
daling van de inkomsten staan tegenover een ge
stegen vaste lastenpeil.
Hopenlijk begrijpt de lezer, dat dit alles betrek
king heeft op een verdere toekomst dan de naaste
en tevens dat het hier niet de bedoeling is voor
spellingen te doen. Het is meer een beschouwing,
die wij willen geven. En dan lijkt het ons toe, dat
de boerenstand zich ernstig zal hebben te bezinnen
op deze zaken. Vooral dient stelling genomen te
worden tegen verdere stijging van de vaste lasten,
indien daar niet volledige doorberekening van die
prijzen, die nog door de Overheid worden vastge
steld, zoals de tarwe-, de melk- en de suikerprijs,
tegenover staat.
Men zal zich misschien afvragen of het boven
staande zo maar een gevoel van Uw Overzicht
schrijver is, of dat er tekenen in de wereld zijn,
die aan dit gevoel een zekere grondslag geven.
De graanpositie.
Een van de redenen is te vinden in de graan-
positie in de wereld. Deze blijkt zowel voor tarwe
als voor voedergranen ruimer, dan men enige tijd
geleden verwachtte. Wij herinneren ons nog dat
Minister Mansholt, terugkomende van een bijeen
komst van de F.A.O., de wereldvoedselorganisatie
der Verenigde Naties, een aantal maanden geleden
vooral de voergraanpositie somber inzag. Thans
schijnt een en ander mee te vallen, waarmee weer
eens aangetoond is hoe voorzichtig men moet zijn
met het beoordelen van de marktsituatie en hoe
snel deze zich kan wijzigen. Men oordele zelve aan
de hand van enige cijfers.
In Nederland is het areaal voergranen in 1952
met 32000 ha uitgebreid ten opzichte van 1951. Daar
de opbrengsten behoorlijk zijn in het algemeen, be
tekent dit een 175.000 ton meer.
Volgens „Landbouwwereldnieuws" van 1 Nov. j.I.,
een uitgave van het Ministerie van Landbouw, Vis
serij en Voedselvoorziening, bedraagt de oogst-
raming in de Verenigde Staten voor maïs 82,7 mil-
lioen ton tegenover 74,7 millioen ton in 1951.
Voor tarwe zijn deze cijfers:
1951 1952
26,8 mill, ton 35,3 mill, ton
Voor haver 19,1 18,4
Voor gerst 5,5 4,8
Hetzelfde blad brengt de cijfers van de oogst-
ramingen voor Argentinië. Voor tarwe geldt, dat
de stand van het gewas een zeer goede opbrengst
belooft en dat bij blijvende gunstige omstandig
heden een erportoverschot aanwezig zal zijn van
2,5 millioen ton in 1953 tegenover geen uitvoer in
dit jaar.
Ook wordt een uitvoeroverschot van 1,25 millioen
ton voergranen verwacht tegenover slechts 0,3 mil
lioen ton in 1952.
Tenslotte ontlenen wij aan dit blad de Franse
oogstramingen, die ook een zeer gunstig beeld ver
tonen.
1951 1952
Tarwe 6,9 mill, ton 8,3 mill, ton
Gerst 1,6 1,7
Haver 3,4 3,3
Men bedenke, dat dit alles oogstramingen zijn.
Maar opgemerkt kan worden, dat vooral de tarwe-
opbrengst een stuk groter is dan verleden jaar,
terwijl bij de voergranen de maïs hoger ligt en het
merkwaardige herstel van de Argentijnse uitvoer-
mogelijkheden opvalt.
Maar juist dë overvloedige tarwe zou WelëenS"
kunnen leiden tot een prijsdaling op de wereld
markt. De tarweprijs is altijd de belangrijkste
barometer geweest voor de prijzen der landbouw-
Baconprijs.
Een tweede punt, dat de aandacht verdient, is het
feit, dat Denemarken de bacon tegen lagere prijzen
aan Engeland zal leveren volgens het tussen deze
landen afgesloten contract dan de prijs, die de En
gelsen aan ons betaalden.
Daar ook ons contract met Engeland afgelopen
is, zullen onze vertegenwoordigers bij de komende
besprekingen over een nieuwe overeenkomst wel
van zeer goede huize moeten komen om onze oude
prijs te handhaven. Deze opgave is zeer zeker te
zwaar voor hen. Er ontstaat dan echter een na
delig verschil tussen de prijs, waarvoor Engeland
zal afnemen en de prijs, die onze Regering aan de
varkenshouders uitbetaalt.
Dat een en ander een gunstige invloed zal uit
oefenen op de voergraanprijzen menen wij te moe
ten betwijfelen. In afwachting van het verloop
lezen wij dan ook wekelijks van een zeer trage
markt.
Reeds komen er uit de kringen der varkensfok
kers duidelijke stemmen naar voren, die erop wij
zen, dat men zich aldaar ernstig ongerust maakt
over de prijzen van de baconvarkens en dienten
gevolge over de hoge prijzen van het veevoeder.
Zowel de Akkerbouwcommissie als de Veehou
derijcommissie van de Stichting bespraken deze
vraagstukken in hunne vergaderingen. Ook in de
maandelijkse bespreking van de Minister met het
Bestuur van de Stichting werd dit punt aangeroerd.
Wij lezen over dit laatste onderhoud, dat met de
Minister is gesproken over de nadere uitwerking
van de toezegging, dat de Overheid zal trachten te
verhinderen, zo nodig door verruiming van de voer-
graandistributie, dat de prijs van de vrije voer
granen te hoog zal oplopen. Door de Stichting
voor de Landbouw, die uiteindelijk de belangen van
de gehele Nederlandse boerenstand moet verdedi
gen, werd erop aangedrongen, dat de betrokken
instanties reeds thans de plannen gereed maken,
opdat bij een eventuele ontwikkeling in onge
wenste richting (te hoog oplopen) onmiddellijk
kon worden ingegrepen.
Bij de gedachtenwisseling over de toestand op
de varkensmarkt heeft de Minister uitdrukkelijk
verklaard, dat hij zich gebonden acht aan zijn ge
geven garantie voor de baconvarkens en dat hij
alles in het werk zal stellen deze garantie waar te
maken. Dit laatste achten wij een geruststellende
mededeling.
Inmiddels viel ons een berichtje in de Prov.
Zeeuwse Courant van Maandag 10 Nov. op, dat
luidde: „In 1953 zal Nederland maximaal 35.000
ton bacon aan Engeland leveren tegen ƒ264,43 per
100 kg." Zoals te verwachten was, valt deze prijs
tegen. Wanneer hier n.l. alle kosten af zijn dan
blijft er voor uitbetaling aan de fokker ƒ2,30
over. Daar de door de Minister gegarandeerde
prijs 2,59 bedraagt, zal een aanzienlijke subsidie
uit het Landbouw-Egalisatiefonds nodig zijn.
Zoals men kan opmerken, blijven er in de alge
mene wereldmarkt-situatie tal van onzekerheden.
Wij blijven bij onze stelling, dat de boeren in de
komende tijd op hun hoede zullen dienen te zijn
voor verdere verhogingen van het lastenpeil. Dit
immers kan straks aanleiding geven tot grote
moeilijkheden. Hopenlijk blijven deze uit.
Tenslotte zouden wij onze lezers nog in het kort
iets willen mededelen over
Minister Mansholts landbouwbeleid voor 1953.
Door de kabinetswisseling vlak voor het indienen
van de begroting, kunnen wij ons hiervan eerst
thans een duidelijk beeld vormen, nu 's Ministers
Memorie van Antwoord op het Voorlopig Verslag
van de Tweede Kamer over de begroting 1953 van
zijn departement is verschenen. Een en ander sluit
tevens mooi aan bij onze bovenstaande beschou
wing, al zal men kunnen opmerken, dat de toon
van deze Memorie van Antwoord optimistischer is
dan de onze.
Wij lezen dan, dat de doelstelling van de land
bouwpolitiek, alsmede de factoren die de koers
daarvan bepalen, vergeleken met het vorige jaar,
vrijwel ongewijzigd zijn gebleven.
Hoofddoel blijft het verkrijgen van een zo groot
mogelijke bijdrage van de landbouw in de nationale
productie, met inachtneming van de bestaanszeker
heid voor de werkers in de landbouw. Onder be
staanszekerheid verstaat de bewindsman dan on
getwijfeld de mogelijkheid tot een krachtige en ge
zonde ontwikkeling van de landbouwende bevol
king. Slechts een goed ontwikkelde en krachtige
landbouw zal in staat zijn zijn taak ten opzichte
van de gemeenschap te vervullen. In het kader
van dit beleid zal het streven onverminderd gericht
moeten blijven op verdere rationalisering van de
voortbrengingsmethoden en op verbetering van de
kwaliteit van het product. Hiertoe blijven onder
zoek, onderwijs en voorlichting zeer belangrijke
middelen.
De betalingsbalans van Nederland met het ge
brek aan harde deviezen vereist zuinigheid bij de
import en doelbewuste bevordering van de export.
Onze dollarpositie blijft het dringend noodzake
lijk maken te zoeken naar wegen, die leiden tot be
sparing op de impo'rt, waar zulks mogelijk is. Op
gemerkt zij, dat de leveranties van broodgraan
de Minister zou verlenging van de Internationale
Tarwe-Overeenkomst toejuichen en veevoeder
uit het dollargebied als onontbeerlijk moeten wor
den beschouwd om een redelijke voedselvoorzie
ning en de gewenste werkgelegenheid in de land
bouw te kunnen handhaven.
Export.
'Vergroting van de export naar de dollargëbiéden
zal eveneens grote aandacht blijven vragen. Met
voldoening kan melding worden gemaakt van de
activiteit, die in dit opzicht ook door het bedrijfs
leven zelf aan de dag wordt gelegd.
West-Duitsland, Engeland en België blijven als
afnemers van landbouwproducten van overwegen
de betekenis.
Naar een zo groot mogelijke spreiding van de
export zal moeten worden gestreefd. Hoewel aan
onze export van agrarische producten nogal wat
moeilijkheden in de weg worden gelegd door im-
portbeperkende maatregelen van enkele van onze
belangrijke afnemers, is tot dusverre de daardoor
aan onze export toegebrachte schade minder merk
baar geweest dan werd gevreesd. Dit kan worden
verklaard door de in het algemeen ruime vraag
naar onze exportproducten. Een wijziging in de
conjunctuur kan evenwel in korte tijd de volle
zwaarte doen gevoelen van de handelsbelemmerin
gen. Waakzaamheid blijft dan ook vereist en met
name moet getracht worden voor dergelijke moei
lijkheden een oplossing te vinden.
Teneinde onze positie als agrarisch exportland
te kunnen behouden en zo mogelijk nog te ver
sterken, zal ook de rationalisatie en efficiëncy van
de bedrijfsvoering in de landbouw grote aandacht
blijven vragen. De Minister meent, dat de om
standigheden, waaronder de landbouwers werken,
nog steeds gunstig zijn om een concurrerende po
sitie op de wereldmarkt te kunnen innemen. Het
stelsel van garantie- en basisprijzen geeft de land
bouwbedrijven een vast fundament voor de bedrijfs
voering, terwijl daarnaast ook de voorziening met
grond- en hulpstoffen voldoende genoemd kan wor
den. Het beheerste loon- en prijspeil in het alge
meen schept een rust in ons economisch leven, die
voor de productie-omstandigheden in de landbouw
niet anders dan bevorderlijk kan zijn.
Veevoeder.
Blijft vergroting van de productie per ha een ge
biedende eis, de grootste bijdrage tot de productie
verhoging zal op het gebied van de veevoederpro
ductie moeten worden geleverd. Hierdoor zal onze
afhankelijkheid van de import van grondstoffen
voor de veehouderij verminderen, terwijl de pro
ductiebevordering sterk zal kunen bijdragen tot
verlichting van het tekort aan dollars.
De ontwikkeling van hef aanbod van veevoeder
op de wereldmarkt stemt op lange termijn gezien
allerminst tot optimisme, hoewel een oppervlak
kige beschouwing van de situatie van het afgelopen
jaar wellicht het tegendeel zou doen vermoeden.
Het moet derhalve van groot belang worden ge
acht, dat de Nederlandse veehouderij zich hiervan
zoveel mogelijk onafhankelijk maakt, te meer daar
zulks op de kostprijzen van onze producten een
gunstige invloed zal hebben.