DE ALARMKLOKKEN LUIDEN TUINBOUW Paard en paardensport 3n gezonden stoffen een min of meer pakkende reclame te maken voor in deze meststoffen voorkomend spo ren-elementen. Wanneer men bedenkt, dat nage noeg alle kunstmeststoffen bestaan uit of bereid worden uit of met grondstoffen van natuurlijke herkomst, behoeft de aanwezigheid van de sporen elementen in kunstmeststoffen geen verwondering te wekken. Immers de verschillende elementen, uit welke de op aarde aanwezige stoffen zijn opge bouwd, komen zeer verspreid en, zij het soms in uiterst kleine hoeveelheden, alom voor in de natuur. Zo heeft bovenbedoelde reclame zich onder meer uitgebreid tot Thomasslakkenmeel, natuurlijk fos faat, superfosfaat en kalkmeststoffen. Van een meststof verwacht men echter direct nut voor het bemeste gewas, dat aan een tekort lijdt, d.w.z. in elk geval een werking binnen enkele maanden. Het is echter nog lang niet zeker, dat de sporen elementen in de verschillende kunstmeststoffen in een voor de planten gemakkelijk opneembare vorm en hoeveelheid voorkomen. De gemaakte reclame wettigt geenszins de blijkbaar voor alle gevallen in het 'uitzicht gestelde gunstige effecten. Welke waarde kan men b.v. hechten aan vermeldingen, dat natuurlijke fosfaten alle sporen-elementen, dat een kalkmeststof koper, mangaan en borium en dat Thomasmeel ijzer, vanadium, chroom e.a. be vat? De practijk is hiermee niet gebaat. Blijkbaar wil men alleen de producenten van andere, concur rerende meststoffen in de schaduw stellen. Aan de practijk zij daarom de raad gegeven de dikwijls ongefunderde en soms tendentieuze reclame voor de in verschillende meststoffen als nevenbestanddelen voorkomende sporen-elementen te nemen voor wat deze waard is. Met de fruitprijzen is het dit jaar mis. Wij kunnen dit regelmatig lezen in de vak- en dagbladen, men hoort dit op de veilingen en in persoonlijke gesprekken met telers, enz. Als redenen van deze lage fruitprijzen zijn allerlei factoren aan te geven. We hebben dit dit jaar een overvloedige oogst; de binnenlandse consument eet niet genoeg fruit en dat vervelende buitenland neemt ook al weinig fruit af. Nu we eens extra veel fruit hebben moest het buitenland dit toch afnemen, aldus rede neert men. En dan is er nog al dat minderwaardige fruit, dat vooral uit de zgn. boerenboom- gaarden komt, dit spul bederft de markt helemaal. Weg met die rommel; de bijl er in en volgend jaar landbouwgewassen zaaien. Verder in de oude boomgaarden eens grondig schoonschip maken, omen ten, oude rassen rooien en moderne ras sen er voor in de plaats. Minder rommel en meer kwaliteitsfruit zal de zaak gezond maken. IS DIT ALLEMAAL WEL ZO? Laatst hoorden wij een vooraanstaand persoon in fruitteeltkringen zeggen; het is eigenlijk geluk kig, dat het dit jaar in de fruitteelt niet te best gaat. Deze uitspraak motiveerde hij door te zeggen, dat er de laatste 10 jaren moderne boomgaarden uit de grond zijn geschoten alsof de markt niet te verzadigen zou zijn. Zolang de prijzen goed bleven zou iedere waarschuwing tegen te grote uitbrei ding van het areaal loos alarm betekenen. Zodra echter de prijzen zakken tot op een peil, waarbij het vechten is om het hoofd boven water te kun nen houden, zakt de animo van deze ongemotiveer de uitbreiding vanzelf, aldus onze zegsman. In deze uitspraak schuilt een zeer grote waar heid. Er is de laatste 20 jaren een slordige 20.000 ha fruitteelt bijgekomen, waarvan, wij hebben dit reeds meermalen betoogd, de topproductie nog moet komen. Daarnaast zijn oude boomgaarden gemoderniseerd, waarvan de topproductie even eens nog te verwachten is. Op dit moment bedraagt het areaal ruim 67.000 ha met een productie in 1952 van rond 9.000 kg per ha. Beziet men deze gemiddelde opbrengst per ha, dan wordt het duidelijk dat er inderdaad een opper vlakte moet zijn, welke slechts een kg-opbrengst van 5.000 kg of minder per ha geeft, immers een aantal moderne aanplantingen geeft een opbrengst van minstens 15.000 kg en meer per ha. De gemiddelde productie per ha is reeds jaren stijgende; in 1936/1939 gem. opbrengst rond 3.500 kg per ha; 1946/1949 rond 8.500 kg per ha; in 1956/1959 zou de gemiddelde opbrengst dan 12 13.000 kg per ha kunnen zijn. Houden wij het dus bij bovengenoemde 67.000 ha fruitteelt, waarna dan een gedeelte gerooid wordt en opnieuw modern en intensief wordt aangeplant, dan betekent dit voor 1960 een totale productie van 800.000.000 kg. Van deze totale productie zal ook weer een veel groter percentage kwaliteitsfruit zijn, in verband met de vernieuwingen en jonge bedrijven welke in productie komen. ZEGT DIT PRODUCTIECIJFER ONS IETS? Naar ons gevoelen zegt dit cijfer zeer veel, nl. dat de toename van de productie belangrijk groter is dan de toenemende bevolking zal kunnen ver- consumeren. Dit betekent, dat er in 1960 dus een veel groter kwantum geëxporteerd moet worden dan heden ten dage het geval is. Nu is over dè afname door het buitenland in de toekomst niets, maar dan ook niets te zeggen. Wel valt op dit moment te constateren, dat het buiten land in dezen ook niet stil zit enerzijds gedwon gen door financiële moeilijkheden zijn cultuur grond zo intensief mogelijk gaat benutten an derzijds, eveneens uit financiële overwegingen een exportmarkt tracht te scheppen voor het geprodu ceerde fruit. Ook in het buitenland moderniseert men zijn boomgaarden en voert men de productie op. Hoe het er in 1960 uit zal zien, nogmaals, het is niet te bekijken, doch fruit is niet te vergelijken met uien. Gaat het 't ene jaar niet met de uien, wel dan zaaien we het volgend jaar maar wijnpeen. Met het fruit kunnen en mogen wij niet achter de markt aanhollen, hetgeen, laten wij eerlijk zijn, de afgelopen 10 jaar is gedaan. Van overheidswege o.m. door de voorlichtings diensten, is de uitbreiding sterk gestimuleerd. Men heeft daarbij vooral door technische vooruitgang de zaak aanlokkelijk kunnen voorstellen. De eco nomische zijde volgt zulks helaas op de voet. Wordt hiervan al weinig gezegd, men merkt het wel in de portemonnaie. De teeltregeling voor 1953 blijft voor wat het fruit betreft gelijk aan 1952, d.w.z. dat een ieder, die over grond beschikt en aan de eisen van oplei ding en vakbekwaamheid voldoet een plantvergun- ning kan krijgen. Laat men bedenken, alvorens tot nieuwe aan plant over te gaan, dat het fruitteeltbedrijf een speculatief bedrijf is. Men kent er geen enkele ga rantie. Het prijzenverloop zal intussen een rem betekenen voor ongemotiveerde uitbreiding. De laatste 10 jaren zijn er goede prijzen gemaakt. Fondsen zoals men deze in de groentesector kent, zijn niet gevormd. Waarom zijn in de goede jaren eigenlijk geen fondsen gevormd? "Dit had de top van het inkomen gedrukt (fiscaal voordeel) en het had een rugge steun kunnen zijn voor eventuele slechte jaren. De telers van een goed product voelden echter bitter weinig voor een heffing om hiermede het slechte fruit uit de markt te kunnen nemen. Toch zou het nog niet zo dom geweest zijn. Zou er geen fonds komen als het eens een paar jaar achtereen slecht gaat; wij dachten van wel? Onze indruk is nog steeds, dat talloze fruittelers wat zijn ingedommeld door het gunstige prijsver loop, terwijl de propaganda de rest deed. WEG MET DE ONRENDABELE BOOMGAARDEN. We zijn nu in een stadium gekomen, waarin actie gevoerd moet worden voor het rooien van onren dabele boomgaarden. Dergelijke boomgaarden zijn er genoeg en het heeft geen zin om deze te hand haven. Vooral vele boerenboomgaarden vallen on der deze categorie. Voor de borr doet het rooien van zo'n boomgaard weinig pijn. Integendeel, hij kan de vrijkomende grond op andere wijze ren dabel maken. Deze boomgaarden zullen o.i. dan ook als sneeuw voor de zon verdwijnen of, indien ze blijven staan, voor eigen gebruik gebezigd worden. Waar wij ons zorgen over maken, zijn de meer kleinere fruittelers in de oude fruitcentra's. Zij komen of zitten reeds midden in het uitziekproces. Zij hebben geen nieuwe grond om fruit aan te planten en moeten hun oude boomgaarden dras tisch gaan verjongen. Dit betekent voor de eerst volgende jaren meer kosten en minder productie. Het is hier ook al net als met de fondsvorming. In de goede jaren dacht men er niet aan om gelei delijk de slechte rassen te vervangen; het bracht allemaal geld op. ADVIES. Ons advies kan kort zijn n.l.: 1. alle onrendabele boomgaarden rooien, en 2. zeer voorzichtig zyn met nieuwe aanplantingen. De Afdeling Zeeland van hèt stamboek heeft weer een bestuur. Gelukkig. We hopen, dat hier mede een nieuwe tijd van rust en voorspoed is in gegaan. Hoewel vanzelfsprekend niet iedereen voldaan zal zijn, wordt het nu weer tijd eensge zind de toekomst tegemoet te treden. Laat Zeeland hierin het voorbéeld geven, zoals ook het afdelings bestuur het voorbeeld heeft gegeven om alle zetels ter beschikking te stellen. Intussen heeft de „Werkgroep Paardengebruik" van het Centrum Paardenbelangen, waarover ik U onlangs iets mededeelde, een begin met haar werk gemaakt. Dr. Groeneveld, de paardenconsulent, ziet in de eerste plaats als taak voor deze werk groep: de bevordering van de mechanisatie met het paard. Voorgesteld wordt om aan de werkgroep twee adviserende leden toe te voegen en wel een vertegenwoordiger van de Rijkslandbouwvoorlich- tingsdienst en een van het Instituut voor Land bouwtechniek en Rationalisatie. Omgekeerd zul len stappen ondernomen worden om een vertegen woordiger van de Werkgroep Paardengebruik als lid of adviserend lid in het mechanisatie-eentrum te doen opnemen. De werkgroep is voorts van oordeel, dat op werk tuigendemonstraties plaats voor paardentractie in geruimd moet worden, voorzover de aard van de demonstratie dit toelaat. Vorige keer heb ik een balletje opgegooid om behendigheidswedstrijden met aangespannen paar den te gaan organiseren. Uit het persbericht van de werkgroep blijkt, dat men hier ook zeer op aan dringen zal. De mogelijkheid wordt geopperd, dat op dit gebied samengewerkt kan worden met de „Stichting Technisch Landbouw Jongerenwerk". Het is te hopen dat dit jaar reeds de eerste wed strijden gehouden kunnen worden. Wie zal de pri meur hebben? Verder zijn er op de vergadering nog veel zaken besproken. Het voert te ver deze allen aan te halen, maar nog één uitzondering wil ik maken. Men denkt ook over een diploma voor paarden knechten en aan de mogelijkheid, dat aan deze ge diplomeerden een toeslag op het loon in het „Land- bouwcontract" zal worden toegekend. Misschien is dit nog wel het allerbelangrijkste punt. Met deze zaken moet spoed betracht worden. Want de animo om paardenknecht te worden neemt sterk af, vooral ook, omdat men een lagere vergoeding krijgt dan als trekkerchauffeur. Het paard heeft echter nog niet afgedaan. Dat bewijst van Gend en Loos wel. Nog steeds zijn daar 450 paarden in dienst, verdeeld over 48 plaatsen in ons land. In het centrum van een grote plaats, waar de pakjes soms huis aan huis moeten worden bezorgd, kan men zich beter met paardentractie behelpen. Immers een paard trekt gemakkelijk de wagen aan, doch dan een paar stappen, moet weer stilstaan en gaat enige minuten later weer in stap. Maar voor een motor is dit aanhoudend stoppen en weer in beweging gaan funest en kostbaar. Lijkt het boerenwerk ook niet vaak op Van Gend en Loos in een stadswijk?' U begrijpt natuurlijk dat ik dan alleen doel op het aanzetten, een paar stappen doen, stilstaan en weer aanzetten. Gemid deld houden de paarden het bij Van Gend en Loos 7 jaar uit. Eén dezer dagen las ik ook, dat het Turkse leger met behulp van E.C.A.-gelden 3500 muildie ren had aangekocht om als pakdier te dienen voor de artillerie, 6.000 paarden voor de cavalerie en 500 paarden voor de veld-artillerie. Wanneer de terrein toestanden in Turkije paarden eisen, kan men rus tig aannemen, dat er nog wel meer van die gebie den zijn, waar paardentractie en cavalerie verant woord zijn. Maar iaten we het niet te ver van huis zoeken en hier onze fokrichting aanpassen aan de ver anderde eisen. Sluiten we de ogen voor die ver andering, dan bewijzen we het paard een slechte dienst. Tot een volgende keer. TOONTREDER. (Buiten verantwoordelijkheid van de Redactie.) Toontreder heeft in het Z. Landbouwblad van 11 October het ongeval van Jan Vogelaar op ge voelige wijze gememoreerd. Landelijke ruiters weet U dat Jan Vogelaar nog steeds niet herstéld is en nog steeds, op buitenge wone wijze verpleegd wordt in het ziekenhuis Oost- wal. Deze sportieve collega van U is van zijn gezin en zaak afgesneden. Hij heeft alleen, zulks door toedoen van enkele vrienden, de vergrote foto van zijn geliefd rijpaard op zijn kastje staan. Is het niet Uw aller plicht, deze man bij zijn lang durig herstel medeleven te betuigen, door hem zoveel mogelijk te bezoeken hetgeen thans mo gelijk is bloemen te zenden en vooral gezellige, opbeurende brieven te sturen. Voor U is het een kleine moeite en voor hem geeft het zo'n grote stimulans om te kunnen hopen op herstel. Hoogachtend, VRIEND VAN TOONTREDER.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1952 | | pagina 4