Zitdagen REISINDRUKKEN UIT DE VERENIGDE STATEN Algemeen Landbouw Emigratiecomité. ZITDAGEN ADVIESBUREAU VOOR OORLOGSSCHADE. Ing. W. Brinckman gaf een overzicht van de zuivelsector in beide landen. Opvallend hierbij is wel de grote mate van aan vulling die Nederland aan België kan geven op het gebied van boter en andere zuivelproducten, zonder dat de Belgische veehouderij in de knel komt. Tegenover een behoefte van rond 95.000 ton staat een productie van ruim 75.000 ton, zodat de rest vanuit Nederland ingevoerd kan worden. De productie van kaas, gecondenseerde melk en melk poeder (totaal 23.000 ton) valt hierbij wel sterk in het niet als we aan de Nederlandse verhoudin gen denken. Voor wat betreft de kaasproductie bestaat een afspraak dat de Belgen de productie van kaas van het Nederlandse type niet verder uit zullen breiden. De kwestie van de kostprijzen vormt in deze sec tor ook een niet te onderschatten moeilijkheid. Op basis van 3500 kg melk met 3,5 vet komt men nog altijd tot een kostprijsverschil van 22 Enkele cijfers kunnen overigens een duidelijk beeld geven van de achterstand die de Belgische veehou derij nog in zal moeten halen: Aantal koeien onder melkcontróle 11 Aantal melkkoeien per ha grasland 1.10 Aantal runderen per ha grasland 2.59 Productie per koe (gem.) 3400 1 Gemiddeld vetgehalte 3,35 Percentage t.b.c.-reageerders 19501951 17.3 Ook de verwerking vindt nog veelal op de boer derij plaats. Daarnaast spelen de coöperatieve fa brieken een belangrijke rol, doch wij hebben wel begrepen, dat het probleem van de niet-leden leveranciers er op grotere schaal de aandacht vraagt dan in Nederland. De volgende Belgische spreker Ir. Boon, vestigde nog eens de aandacht op de verschillen in lonen, pachtprijzen en prijzen van grondstoffen. Op het gebied van de lonen zijn de mogelijkheden tot aan passing geringer dan bij de pachtprijzen. Overigens verklaarde spreker dat de Belgen tengevolge van hun hoofdzakelijk op de binnenlandse markt ge richte productie, geen last ondervinden van de hoge lonen. De moeilijkheden ontstaan speciaal in die secto ren waarin beide landen een export-positie innemen (bacon, eieren, bloemkool, fruit), mede omdat het Belgische kleine bedrijf tengevolge van de vele medewerkende gezinsleden moeilijk tot beperking van de productie te brengen is. Men werkt liever voor het halve loon dan hele maal geen loon te ontvangen. Opmerkelijk was wel de verklaring van de heer Boon, dat de Belgische landbouw toch reeds voordelen plukt van de samenwerking, doordat 1°. De industrie tengevolge van de afzetmogelijk heden naar Nederland, meer binnenlandse pro ducten waaronder ook fruit heeft kunnen af nemen. 2\ De plannen van de Benelux, ondanks h'et feit dat de Belgische boeren er niet veel voor ge voelen, toch een „stok achter de deur werking" op de boeren hebben gehad, zodat deze zich de laatste jaren opmerkelijk snel hebben aange past. In het daarop volgende betoog zette Ir. Geuze, die ook de algehele leiding van deze dag op zich had genomen, uiteen, dat het door de Belgen zozeer gevreesde dirigisme in Nederland veelal een van de boeren zelf uitgaand streven is om zich bestaans zekerheid te verwerven (b.v. fondsvorming). Voorts vroeg hij zich af of in België niet teveel voorkeur voor eigen rassen bestaat bij het samenstellen van de rassenlijst, zulks in tegenstelling met Nederland, waar de ras sen op grond van hun productiviteit en andere eigenschappen zonder meer worden opgenomen. T.a.v. van de Belgische opbrengsten meende hij een geruststellend geluid te mogen laten horen, daar deze verschillen nooit een overwegend be zwaar mogen zijn. De Belgen kunnen nog veel van hun Ned. collega's leren op het gebied der coöpe raties en verzekeringen. Verhoging van het loon peil in Nederland is niet onmogelijk, doch de risi co's voor de afzet moeten dan niet onderschat wor den. Een Belgische volksvertegenwoordiger heeft te recht de Belgische landbouw de asschepoester van de samenleving genoemd, aldus Ir. Van Riemsdijk. De overschotten die in België gevreesd worden door hun prijsdrukkende werking zijn eigenlijk geen overschotten, daar ze door allerlei belemme ringen kunstmatig in het leven zijn geroepen en deze zullen verdwijnen, zodra de tariefmuren weg vallen. De financiële uitkomsten van vergelijkbare be drijven zijn in België inderdaad lager dan in Neder land, wat als men arbeidsloon en pachtprijs buiten beschouwing-laat, wordt uitgedrukt in het arbeids inkomen. In België gaat een groter gedeelte van het inkomen naar de verpachter. Als men de pro- ductievoorwaarden gelijk zou schakelen, dan zou dit betekenen dat het prijsverschil tussen beide lan den beperkt kon worden tot 8 Tenslotte voerden de twee tuinbouwvertegen- woordigers het woord bij monde van de heren R. de Keijzer en P. J. J. Dekker. Het verschil in wijze voor voordragen typeerde o.i. wel de mentaliteitsverschillen tussen beide landen. Het geestig voorgedragen, voor begrip pleitende relaas van de Belgische spreker ging naar ons gevoelen wel enigszins ten onder na het glasheldere en zakelijke betoog van de heer Dek ker. Zwak leek ons overigens het argument, dat- de Belgische statistieken tengevolge van de terughou dendheid van de bevolking met enige voorzichtig heid bezien moeten worden (lees onbetrouwbaar zijn). De steekproeven door de voorlichtingsdienst genomen geven n.l. afwijkingen die zonder meer niet verklaarbaar zijn. We achten het een onbevredigend verschijnsel, dat de officiële statistieken alle zeggenskracht mis sen en zodoende ook geen basis van onderhande ling kunnen vormen en vragen ons af, waarom deze kosten dan wel gemaakt worden. (Voor het ver dere verslag verwijzen wij naar het verslag opge nomen onder de afd. Tuinbouw.) In zijn slotwoord voerde Ir. Geuze nog een plei dooi voor een specialisatie op grond van de ge schiktheid voor bepaalde teelten. Hiervoor zijn wederzijdse offers nodig, doordat bepaalde cultures niet uitgebreid of zelfs beperkt moeten worden. Laten we met de heer Geuze hopen, dat deze bij eenkomst er toe heeft bijgedragen, dat de lampen brandende blijven. B. Alvorens nog enige gegevens en indrukken te geven over de diensten, die naast de Voorlichtings dienst de boer behulpzaam zijn bij het uitoefenen van zijn vak, eerst iets over de boerderijen zelve, die wij hier aantroffen. In één van de vorige artikelen werd reeds verteld, dat de boerderijen groot in oppervlakte zijn en door gebrek aan werk- krachten zeer extensief beboerd worden. Een groot verschil dus met ons type landbouw. De grondsoort, welke wij in beide grote valleien die wij bezochten, aantroffen, is over het algemeen een zware klei, met een hoog percentage afslib- baar. Deze grbnd is afgespoeld van de bergen en bevat practisch geen humus. Soms is deze klei laag diep, doch men treft ook gedeelten aan, waar een grintlaag tot aan de oppervlakte komt en de boeren dus een geweldige last hebben van stenen. Maar over het algemeen troffen wij vruchtbare grond aan, hoewel ook lichtere gronden, tot zand gronden voorkomen. Er is echter één alles beheer sende factor en dat is het water. Wij schreven reeds over de weinige regen die hier valt en opbrengsten en dus inkomsten van de boeren hangen totaal af van de vraag, of het per ceel grond te bevloeien is met water uit de berg beken en de kleine rivieren, die de gehele zomer hun water putten uit de velden met eeuwige sneeuw, die hoog in de bergketens liggen uitge strekt. Deze bevloeiïng of irrigatie vergt een grote inspanning van elke boer en bovendien vele kunst matige bevloeiïngskanalen, irrigatiemateriaal en tenslotte een heel stelsel van maatregelen, die ons deden denken aan onze polder- en waterschapsrege lingen. Iemand die vrij hoog aan de bergbeek of rivier zit of aan het bevloeiïngskanaal (die soms kilometers lang zijn) zou door teveel water weg te laten vloeien of weg te pompen, de lager gelegen collega's ernstig kunnen duperen, indien deze niet genoeg meer kregen. Vandaar watercoöperaties, die precies toezien, dat niemand meer water weg neemt, dan waarop hij volgens zijn aantal aande len recht heèft. Deze coöperaties bouwen soms dammen, hoog in de bergen, teneinde het water op te stuwen en te bewaren voor het droge seizoen. Het land nu, dat lager dan de bevloeiïngskanalen ligt, kan dus Voldoende water opnemen en is ge schikt voor alle mogelijke gewassen. Het land dat hoger ligt, is gedoemd om 's zomers te verdrogen en is alleen geschikt voor enkele koeien en meest schapen. Een klein gedeelte vlak boven het kanaal kan nog met buizen en sproeiers bevochtigd wor den met behulp van een sterke mechanische pomp- installatie, doch dit systeem is vrij kostbaar. Het was voor iemand, die uit een land komt, waar men in een flink gedeelte met problemen worstelt om het water weg te pompen, een merkwaardige be levenis, te bespeuren dat men hier in Montana alles in het werk stelt, het water op het land te krijgen. Wij bezochten verschillende boerdeijen en willen van enkele nu een korte beschrijving geven; om te beginnen met het bedrijf van Donald Powell alwaar schrijver dezes vijf dagen doorbracht. Dit was een middelgroot bedrijf van 880 gemeten. Nu moet men zich dit niet voorstellen als een bedrijf bij ons in Zeeland. Van zijn bedrijf was jaarlijks een 60 gemeten bouwland beteeld met tarwe, haver en gerst en een andere 60 gemeten met alfalfa (Lucerne). Powell had dit jaar 10 gemeten tarwe, 10 gemeten haver en 40 gemeten gerst. Zijn tarwe- opbrengsten waren altijd laag, gemiddeld maar ruim 14 mud per gemet. Opgemerkt moge worden, dat in het veel lager gelegen en droger Oostelijke deel van de staat Montana (waar sedert Maart slechts 5 mm water viel!) de opbrengst van de tarwe nog heel wat lager ligt, soms slechts de helft. Maar daar brengen de grote hoeveelheden ST. MAARTENSDIJK: Donderdag 31 Juli in Hotel „Hof van Holland" van 10%12% uur. MIDDELBURG: Donderdag 31 Juli in Café „De GOES: Iedere Dinsdag op het Landbouwhuis. OOSTBURG: Woensdag 6 Augustus, in Café „De Vuijst", Markt, van 1416 uur. MIDDELBURG: Donderdag 7 Augustus, Dam 43, van 1416 uur. ZIERIKZEEDonderdag 7 Augustus, in het „Huis van Nassau", van 1116 uur. GOES: Dinsdag 12 Augustus, ten kantore van de Stichting voor de Landbouw, Grote Markt 28a, van 1014 uur. gemeten per boerderij de geldelijke inkomsten op een dergelijk behoorlijk peil, dat verschillende grote boeren hun privé-vliegtuig bezitten, waarmee zij in de winter naar het heerlijke Californië vlie gen, om daar van het milde klimaat te genieten! De opbrengstgemiddelden voor gerst en haver lagen bij Powell een stuk hoger. Beiden kan men op ongeveer 25 tot 30 mud per gemet rekenen (alles is omgerekend in de in Zeeland gebruikelijke ma ten). De 60 gemeten alfalfa levert jaarlijks twee sneden op en geven een zeer behoorlijke opbrengst. De 120 gemeten, waarover thans gesproken is, werden alle bevloeid door middel van het zoge naamde kanalensysteem. Powell had ruim vol doende waterrechten en de bergstroom, waaruit hij zijn water haalt op een zo hoog mogelijk punt en dit dan door eigen gegraven kanaaltjes (hoofd- en zij kanalen) door zijn akkers en weiden leidt, komt vanuit de eeuwige sneeuw, zodat gebrek nooit voor komt. Vooral in deze tijd, dus na het inzaaien en voor het in aren schieten (in bloem voor de alfalfa) bestaat het voornaamste werk van Powell, zijn enige knecht en zijn 17-jarige zoon uit het dage lijks veranderen van de bevloeiïng. Daartoe worden er dus gaten gemaakt in de kunstmatige dijkjes langs de kanalen, waardoor het water over het te bevloeien stuk stroomt. Dit mag niet veel langer dan 24 uur. Dan dus het gat weer dichten en een eind verderop openen. Dit alles gebeurt vanzelf sprekend op vele plaatsen, zodat na een maand practisch de gehele te bevloeien oppervlakte vol doende water heeft gehad. D£> mannen beginnen 's ochtends met het eerste daglicht onmiddellijk, komen om half zes thuis om te melken, daarna stevig ontbijt en er weer op uit. Dit bevloeien op de juiste wijze is een hele kunst en een goede of slechte opbrengst kan ervan af hangen. Vruchtwisselihg en bemesting. De vruchtwisseling, die Powell volgde en die hier veelal in zwang is, bestaat uit 4 h 5 jaar alfalfa, daarna drie jaren granen, namelijk tarwe, gerst en haver, dan weer alfalfa. Over bemesting naar onze begrippen moet men maar niet spreken. Powell en de meeste boeren uit zijn omgeving gebruiken geen kunstmest. Om stikstof in hun grond te brengen zaaien zij van tijd tot tijd klaver als groenbemesting. De organische mest gebruiken zij voor hun grasland. Een gedeelte van het stro ploegt Powell onder, teneinde de humus-arme grond aan wat humus te helpen. Wij kregen overal de indruk, dat met een behoorlijke stikstofgift de opbrengst, vooral van de weiden, sterk zou zijn te verhogen. Voorwaarde hiervoor is echter, dat deze bevloeid kunnen worden. Een enkele boer mengde de stikstof met het water in de bevloeiïngsbuis, maar veelal achtten de boeren de kosten te hoog! Een reden voor dit alles is mis schien, dat de inkomsten de laatste tien jaren toch wel hoog zijn. En het gebrek aan werkkrachten speelt een rol, waarover dadelijk meer. Overig land. Powell's overig land lag alles in weiland. Hier van waren ongeveer 400 gemeten bergweiland, de rest bevloeid. In een prachtig nauw bergdal met de besneeuwde bergreuzen op de achtergrond had hij juist een 100-tal gemeten goed bevloeibaar wei land bijgekocht met een groot pijnbomenbos. Hier uit haalde hij nu zijn hout voor eigen gebruik en voornamelijk voor al zijn hekwerk, want de meeste weilanden zijn met houten hekwerk afgezet, spe ciaal inde bergen, waar men anders geen behoorlijk overzicht kan houden over de gangen van het vee. En het grasbestand van deze bergweiden is zoda nig, dat men zeer voorzichtig moet zijn voor over- grazen. Dit kan namelijk de zo gevreesde erosie tot gevolg hebben. Toezicht hierop wordt uitgen oefend door de houtvestersdienst, tezamen met de cultuurtechnische dienst, beiden instellingen van de Federale Regering uit Washington en onder- VII.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1952 | | pagina 2