Uit oude kronieken Technische en economische aspecten van de Belgische landbouw VERKORT VERSLAG VAN DE REDE. UITGESPROKEN DOOR PROF. M. ORBAN, HOOG LERAAR TE GENT, OP DE ALGEMENE VER GADERING DER Z. L. M. Teneinde het geheel overzichtelijk te maken, deelde de spreker zijn rede in drie onderdelen in. In het eerste gedeelte gaf hij een overzicht van de tech nische vooruitgang, terwijl hij vervolgens de invloed hiervan op de economi sche toestand behandelde, waarbij vooral de waarde der producten en de hoogte van lonen en pachtprijzen ter sprake kwam. Tenslotte kwam de economische en financiële positie van de Belgische landbouw aan de orde, mede in groter verband gezien. DE TECHNISCHE ZIJDE. Plantaardige productie. De totale oppervlakte cultuurgrond van 1.800.000 ha daalde vanaf de jaren 19361938 met een opper vlakte van 20 tot 25 duizend ha, tengevolge van de uitvoering van openbare werken en het vestigen van industrieën. In genoemde periode had een be langrijke verschuiving van de verhouding grasland bouwland plaats, daar de oppervlakte grasland steeg van 42 tot 49 hetgeen wijst op een stij ging van de dierlijke productie. Het areaal winter tarwe, dat vóór de oorlog 171.000 ha bedroeg, was in 1951 gedaald tot 146.Ó00 ha, wat met 12.000 ha zomertarwe een productie oplevert van 514.000 ton. Deze hoeveelheid voorziet ongeveer in van de Belgische behoefte. Tegenover een algemene vermindering van de graangewassen staat een kleine vergroting van het areaal voedergranen, wat in verband staat met de vermeerdering van de veestapel en de stijging van de prijs der importgranen. Hoewel de oppervlakte, beteeld met akkerbouwgewassen is afgenomen, staat hier tegenover een verhoging van de gemid delde opbrengst. Over het algemeen kan gezegd worden, dat in vergelijking met vóór de oorlog sprake is van een gemiddelde opbrengstverhoging van 10 Dierlijke productie. Dank zij de wetenschappelijke arbeid van het voederbouwinstituut te Melle, kon een stijging van de dierlijke productie worden bereikt, welke helaas vanaf September 1951 werd bedreigd door een mond- en klauwzeerepidemie, welke vooral voor kalveren en jonge varkens dodelijk is geweest en waardoor op het einde van 1951 ongeveer 670.000 runderen en 543.000 varkens waren aangetast. Enerzijds nam het aantal werkpaarden af tenge volge van mechanisatie en moeilijke uitvoer, ander zijds steeg het aantal runderen en varkens niet on aanzienlijk, waarbij zelfs het vóóroorlogse peil werd overtroffen. De binnenlandse vleesproductie heeft hierdoor een aanzienlijke stijging ondergaan en kon daardoor het laatste jaar volledig voorzien in de binnenlandse behoefte. Samenvattend kan daardoor een stijging van 17 in vergelijking met de toestand vóór de oor log worden waargenomen; een stijging die bereikt werd zonder verhoging van de veevoederimport. Grondstoff envoorziening Dank zij de proefstations is het gebruik van ver edeld zaaizaad en pootgoed aanzienlijk toegenomen. Waarschijnlijk zal het stikstofverbruik niet verder stijgen. Het verbruik van fosfaatmeststoffen ver toont de laatste jaren een kleine vermindering en dat der kalimeststoffen een aanzienlijke uitbreiding door de lage prijs. Tot besluit noemt spreker de vooruitgang, die te constateren valt op het gebied van de mechanisatie. Op 1 Januari 1951 beschikte de Belgische landbouw over 9681 tractoren en 4088 jeeps. Hoewel het Departement van Landbouw pogingen in het werk heeft gesteld om coöperaties voor het gebruik van landbouwmachines in het leven te roepen, is dit grotendeels mislukt door de invidualistische denk wijze van de Belgische boer. De economische zijde: In 1951 kor, de Belgische landbouw voor 80 voorzien in de binnenlandse behoefte van land- en tuinbouwproducten. Tengevolge van de krachtsin spanning van West-Europa zijn de prijzen de laat ste twee jaren aanzienlijk gestegen. Het valt echter op, dat de prijzen der landbouwproducten in ver houding minder zijn gestegen dan de andere prij zen, zodat de stijging van de levensstandaard on gunstig heeft gewerkt op de economische toestand van de landbouwbevolking. Dit kan tevens in het indexcijfer worden uitgedrukt, waarbij zowel de verkoopprijzen der landbouwproducten als de pro ductiekosten worden betrokken. Wanneer men beide vergelijkt met de vóóroor logse index (19361938), dan is die der prijzen ge stegen tot 382, en die der productiekosten tot 432, zodat een nadelig verschil van 52 punten t.a.v. de verkoopprijzen valt op te merken. Hoewel dit dus wijst op een betrekkelijk ongunstige toestand, waarin de landbouw op het moment verkeert, mogen we toch, aldus spreker, dit indexcijfer niet gebruiken als een volstrekt bewijs van de rentabi liteit. Immers alles hangt af van de toestand van de landbouw in de periode die men ter vergelijking heeft gekozen (in dit geval 19361938), terwijl in genoemde periode ook de productiviteit van de Bel gische landbouw aanzienlijk is toegenomen en deze verhoging van de productie tevens invloed heeft op de hoogte der productiekosten. Hoewel het vraagstuk der pacht een stuk nader tot zijn oplossing is gekomen door de wet van 7 Juli 1951, die de pachters meer zekerheid verschaft omtrent duur en voorwaarden der verpachting, is het vraagstuk der pachtprijzen nog lang niet opge lost. In feite kan men aannemen, dat het huidige pachtpeil driemaal zo hoog ligt dan in 1938. Toch zijn het vooral de hoge lonen, die op het moment de productiekosten der landbouwproducten sterk beïnvloeden, daar het vastgestelde minimumloon momenteel 1,30 bedraagt. Wanneer men met deze verschillen rekening houdt, wordt nog eens bevestigd, dat de verhouding tussen prijzen en productiekosten in België ongun stig ligt en alleen dank zij de verbetering der tech niek en de daarmee gepaard gaande verhoging der opbrengsten, worden deze ongunstige toestanden enigszins verbeterd. Het nationaal inkomen in België wordt op het moment geschat te liggen tussen de 180 en 200 mil liard B. fr. In 1951 droeg de Belgische landbouw hierin voor ongeveer 20 bij. Het Landbouwcre- diet wordt door een drietal instellingen verleend, welke in 1951 voor ongeveer 325 millioen gulden aan credieten toewezen. Hierbij is geen rekening gehouden met de credieten, welke door particu lieren, bankinstellingen of anderen werden ver strekt. Tengevolge van de modernisatie is de schuld van de landbouw t.o.v. 1939 ongeveer verzesvou digd tot 5 a 6 milliard Belgische francs, doch dit is een betrekkelijk laag bedrag, indien men dit ver gelijkt met de 220 milliard, welke geïnvesteerd zijn in de landbouw. SAMENVATTING EN CONCLUSIES. Het geheel samenvattende merkt spreker op, dat de Belgische landbouwers ten gevolge van de alge mene economische conjunctuur zeker niet begun stigd zijn en dat zekere psychologische en economi sche factoren dit verschijnsel zal kunnen verkla ren. De Belgische landbouwers zijn mensen, die houden van orde en tucht en zijn bezadigd in hun optreden. De verenigingen, waarin zij georgani seerd zijn, genieten hun vertrouwen en zij schikken zich naar de richtlijnen door deze gegeven. Zij maken minder aanspraken dan de loontrekkenden in de sector van de nijverheid, terwijl hun eisen ook minder gemakkelijk ingewiligd zullen worden. In dien zij stand houden, aldus Prof. Orban, moet dit worden toegeschreven aan hun taaie werkkracht, aan hun aanpassingsvermogen en de pogingen die zij hebben gedaan om met beperkte middelen en beperkte steun de landbouwtechniek te verbeteren. Daar de toekomstmogelijkheden van de Belgische boer beïnvloed worden door de internationale vraagstukken, is het doel van de regering om de nationale belangen hiermede in overeenstemming te brengen. In het kader van de Benelux is dan ook geen oplossing voor het landbouwvraagstuk te ver wachten, indien geen maatregelen worden getrof fen, waarbij het bestaan van de landbouwer ook in de toekomst wordt gewaarborgd. Deze oplossing zou kunnen worden gevonden door een beperkte gelijkschakeling van productie en verkoopvoor waarden. Evenals een economische toenadering tussen de West-Europese landen zal echter een ge zaghebbend organisme tot stand moeten komen, dat de tegenstellingen kan overbruggen en de nodige opofferingen kan voorschrijven. Men kan immers vaststellen, dat op het moment de verbintenis slechts dan kan worden uitgevoerd, voorzover zij met de belangen van de contractanten overeenkomen. Hoewel in het kader van de Euro pese organisatie de liberalisatie in Augustus 1951 op 75 werd gesteld, is de landbouw in België nooit verder kunnen gaan dan 60 Een dergelijk streven veronderstelt, het afstand doen van een d^el van ieders zelfbeschikkingsrecht en het na streven van het algemeen belang van die landen, die gezamenlijk hun cultuur, hun economische welvaart en hun politieke vrijheid willen verdelen. Dat het de Belgische regering ernst is met deze zaak, toont wel de recente instelling van een com missie, die vóór 1 Januari 1953 rapport uit moet brengen over de kwestie in hoeverre een daadwer kelijke samenwerking in Europa mogelijk is. Hoe een boer op Flakkee ruim 100 jaar geleden rondkwam, kan eveneens blijken uit hetgeen Boers ons mededeelt in zijn werk: „Opdat men zich van de inkomsten van de land bouwende klasse op dit eiland geen buitensporige denkbeelden vorme, en om tevens een schets te hebben van de wijze van bebouwing der landen en van de levenswijze van een tamelijk gegoede land man, laten wij hier volgen: Een begroting van inkomsten en uitgaven van een boerenhuisgezin, bestaande uit: man, vrouw, drie kinderen, twee knechts, een dienstmeid en een koe wachter, in gebruik hebbende een bouwwoning met 101 gemeten lands. Van de 101 gemeten lands heeft hij nodig: gemet. 21 Jonge weiden: welke kosten in het eerste jaar aan klaverzaad, wallen zetten en wieden 8,80 per gemet dus te zamen 'n som van 105,60 4 Jonge weiden: voor wallen en zetten en wieden per gemet ƒ3 12, 2 Vaste grasweiden: wallen herstel stellen en stekel maaien ƒ1 per gemet 2,— 12 Braakland: kosten voor greppels 3 per gemet, voor bemesting boven hetgeen zijn eigen vee oplevert 40 dus per gemet ƒ4 516, 4 Koolzaad: zaaizaad, wieden, verpo ten, snijden, dorsloon, zakhuur, scheepvracht, makelaarsloon, raba- tie 37,80 per gemet 151,20 8 Gerst: zaaikoren, wieden, snijden, binden, dorsloon, scheepvracht, ma kelaarsloon ƒ27,50 per gemet 220, 4 Vlas: al hetgeen buiten de beteling en het menwerk nodig is, wordt, in veronderstelling dat het. land daar toe verhuurd wordt, door de huur der bekostigd nihil 3 Erwten: zaaierwten, wieden, pikken, binden, dorsloon, scheepsvracht en makelaarsloon 27,55 per gemet 82,65 5% Bonen en mengzaad: wieden, pik ken, binden en dorsen 14,55 per gemet 80,— l.Uien al hetgeen buiten de beteling en 't menwerk nodig is, wordt door de huurders bekostigd, dus nihil 15% Tarwe: zaaitarwe, kalk, zout, wie den, snijden, binden, dorsen, scheeps vracht en makelaarsloon 28,50 per gemet 441,75 2 Rogge: zaaikoren, wieden enz. als bij de tarwe, per gemet 23,80 47,60 5 Jonge meekrap: kanten, kweken, zetten, bier en jenever, wieden, rabatie 40 per gemt 200, 5 Tweejarige meekrap: effenen, wie den, delven, bier, reedhuur, vaten, mennen, kleine onkosten, scheep vracht, verkopen, rabatie ƒ201,30 per gemet 1006,50 8 Aardappelen: zetpoters, zetten, wie den, rabatiën, delven, zakhuur, jene ver, en tonnen ƒ46,10 per gemet 368,80 8 Haver: wieden, snijden, binden en dorsen 15 per gemet 120, 2 Bos, boomgaard, tuin: planten en onderhoud in een tijdperk van 50 jaren 3 per gemet 6, Totaal der onkosten ƒ3360,10 Hierbij komt de pacht van de opge- gegeven bouwerij van 101 gemeten, ge rekend tegen ƒ13,50 per gemet 1363,50 Alzo belopen de uitgaven die vorderen het land 4723,60 De verdere behoeften van zulk een gezin vorde ren nu nog de volgende uitgaven: 1. Brandstoffen en licht: Hout, dewijl hij dit van zijn eigen land heeft 30 ton turf Kaarsen Olie 2. Eetwaren en drank: Vlees, met impost en slachten Spek, aankoop van twee biggen 30 zak gerst om dezelve te mesten a 3,50 per zak Impost en slachten Broodkoren, 15 zak tarwe a ƒ7,20 Impost en gemaal Gist Boter, aan zichzelven Aardappelen, 20 ton a 1,50 Grutten Beschuit enz. f 30,— 99 8, 99 20,— 9f 120,- 99 12,- 99 105,- f» 20,- f9 108,- 99 38,251 99 6,- 99 99 30',- 9f 15,— 9f 10,-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1952 | | pagina 6