Van suikerpakhuis tot laboratorium
„SHELL"
Uit en
voor de polder
VOOR OE
Plattelandsvrouw
Gebrs DE JONGH
TUINBOUW
Het nieuwe gebouw van het Instituut voor
Rationele Suikerproductie door MinMansholt geopend
VROEGE AARDAPPELEN.
BEROEPSKEUZE.
Bestrijdingsmiddelen
Een ellendig surrogaat gevaarlijk voor de gezondheid.
Gijsbert Karei van Hogendorp in 1816.
Bovenstaande uitspraak haalde de voorzitter
van het Bestuur Dr Ir D. S. Huizinga aan in zijn
openingsrede ter gelegenheid van de opening van
het nieuwe gebouw van het Instituut voor Ratio
nele Suikerproductie te Bergen op Zoom op
Woensdag 11 Juni j.l.
Na de vele autoriteiten welkom te hebben ge
heten wat door de buitenlanders in drie vreem
de talen noodzakelijk was wees spreker er op,
dat bij het stichten van dit gebouw naar de toe
komst was gezien, bouwende op de bekwaamheid
van de Nederlandse boer en onderzoeker. Met ter
zijdestelling van een aantal kleine fabriekjes in de
Franse tijd werd de eerste Nederlandse fabriek in
1858 opgericht, wat door velen als een waagstuk
werd gezien.
De boeren waren doorgaans van mening, dat de
bieten een gevaarlijk gewas genoemd moest wor
den wegens de uitputting van de grond; een
mening die ook in het jaar 1876 nog in de pers
gevonden kan worden.
De verandering treedt op in het begin van deze
eeuw en gaat met rasse schreden verder door het
in 1924 instellen van een proefveldcommissie.
In 1930 werd deze commissie omgezet in het In
stituut voor Suikerbietenteelt, welk instituut na
haar opname in de Vakgroep Suikerindustrie, on
der haar huidige naam na de oorlog weer werd
opgericht. Deze nieuwe naam geeft tevens aan
dat de doelstelling van het Instituut na de oorlog
ruimer is geworden en dat zowel de groei als de
verwerking van de bieten de nodige aandacht bij
het onderzoek verdienen. Daar terecht de grote
specialisatie een gevaar voor onze samenleving
genoemd mag worden, besloot Dr Huizinga met er
op te wijzen, dat de bietenteelt steeds als een
onderdeel gezien zal moeten worden, wat zo goed
weergegeven wordt in het door hem geciteerde
gedicht van Gezelle:
MtJ spreekt de blomme een tale
Mij is het kruid verheugd
Mij groeit het alternate
Wat God geschapen heeft.
Hierna verleende hij het woord aan de Minister
van Landbouw Z.Ex. S. L. Mansholt, die in de
eerste plaats de aandacht vroeg voor het doel van
het instituut: „het opvoeren van de rentabiliteit
der suikerproductie in Nederland". Dit doel gaat,
aldus de Minister, uit boven het enge doel dat men
wel eens aan de teelt verbindt. De teelt is immers
zowel van directe als van indirecte betekenis voor
ons land. Als directe betekenis kan aangemerkt
worden de productie van 360.000 ton witsuiker per
jaar, terwijl de indirecte gelegen is in vruchtwisse
ling en werkgelegenheid op de bedrijven en het
verkleinen van de suiker-import.
Vele onopgeloste problemen vragen nog de aan
dacht en er zijn vele mogelijkheden om deze, in
samenwerking met de industrie, aan te pakken.
Als factoren, die nader onder het oog gezien
moeten worden teneinde de teelt uit te breiden,
noemde de Minister:
1°. de bestrijding van het bietencystenaaltje;
2°. het onderzoek naar de mogelijkheid van uit
breiding der teelt op andere grondsoorten;
3°. een goede voorlichting van de boer;
4*. contact met het buitenland teneinde tot een
specialisatie met werkverdeling te kunnen
komen.
Na deze rede verklaarde de Minister het gebouw
voor geopend en onthulde een aangebrachte ge
denksteen.
De als volgende spreker optredende burgemees
ter van Bergen op Zoom, Ir H. B. Witte, herinner
de er aan, dat de stad reeds 4 maal een suiker
fabriek had bezeten. Zodoende was de stad reeds
„sugar minded" en deed het hem genoegen dat dit
nieuwe gebouw geopend kon worden.
Nadat ook de vertegenwoordiger van de Buiten
landse Instituten op het gebied van de Suiker
bietenteelt, Mr O. S. Rose zijn gelukwensen had
aangeboden, was het woord aan Prof. A. Kruid
hof die sprak namens de Nederlandse landbouw in
haar geheel.
Aan de stichting van dit laboratorium ligt de
door Prof. Broekema geïntroduceerde gedachte
van de object-associaties ten grondslag. Door de
eerste directeur Dr Van Ginneken is aan deze ge
dachte een tastbare vorm gegeven en samen met
de praktijk is dit een sluitend geheel geworden.
Hij achtte een samenwerking met de Wageningse
onderzoekinstituten van groot belang, terwijl hij
er tevens zijn vreugde over uitsprak, dat dit Insti
tuut zonder Rijkssubsidie kan werken, iets wat we
niet zo vaak tegenkomen.
Tenslotte hoopte hij dat het gebouw als een
combinatie van hoge opbrengst en hoog gehalte,
wat bij de teelt steeds nog een moeilijkheid blijft,
de biet zou stimuleren zich in deze richting te ont
wikkelen.
Nadat de directeur van het Instituut Ir H. Riet
berg, mede namens zijn medewerkers, dank had
gebracht aan de suikerindustrie voor deze gift en
de hoop had uitgesproken, dat zij het gebouw
waard zouden zijn, kregen wij de gelegenheid het
gebouw geheel te bezichtigen. Zowel van buiten
als van binnen krijgt men niet de indruk dat hier
eens de suiker van de fabriek „Zeeland" werd op
geslagen. De inrichting is zeer modern en lucht
en licht hebben allerwege toegang.
We zagen de monstername van de bieten die
sterk gemechaniseerd is en fouten zoveel mogelijk
uitsluit. We zagen de afdelingen voor statistiek,
voorlichting, ziekten, onderzoek bietenaaltje en
het uitgebreide laboratorium voor het chemische
onderzoek. En we kwamen onder de indruk van
de doelmatige en overzichtelijke indeling.
Tenslotte kunnen we de Nederlandse landbouw
dan ook van harte gelukwensen met deze mooie
aanwinst, die in de toekomst niet na zal laten haar
vruchten af te werpen voor de Nederlandse boer.
RED.
Het is eigenaardig, dat er soms jaren zijn, dat er
plotseling een opleving of een grote uitbreiding
valt waar te nemen van het een of andere insect,
waar men voorheen weinig of niets van hoorde.
De levensomstandigheden zijn dan in het vooraf
gaande jaar bijzonder gunstig geweest en het in
sect valt plotseling sterk in het oog, althans eerst
dón de schade, die het veroorzaakt.
Eén van deze insecten is dit voorjaar de kool-
vlieg (Chortophila brassicae).
Tot op heden werd dit insect in de provincie
Zeeland weinig of in het geheel niet aangetroffen.
Vóór de oorlog vond men het wel op Walcheren.
Dit kwam door het feit, dat daar regelmatig kool
werd verbouwd. Walcheren is een groentestreek,
al kunnen we dit niet vergelijken met een streek
zoals het „Westland." Toch is het dus geen wonder,
dat men op plaatsen, waar kool wordt verbouwd,
insecten vindt, die er betrekkelijk thuis horen.
Dit voorjaar kan men echter op verschillende
plaatsen op Zuid-Beveland (wellicht ook op de an
dere eilanden) schade vinden, veroorzaakt door de
koolvlieg.
Men vraagt zich af, hoe komt dit nu toch? Hier
zijn verschillende factoren, die daartoe meewerken.
In de eerste plaats moeten we vaststellen, dat dit
insect, hoewel maar in een gering aantal aanwezig,
door gunstige omstandigheden de kans kreeg zich
sterk te vermeerderen. In de tweede plaats is het
droge weer van de laatste twee maanden een niet
onbelangrijke factor.
In een nat voorjaar zal men minder z.g. ,,vallers"
hebben, dan in een droog voorjaar.
Bij nat weer gebeurt het dikwijls, dat de planten
de aantasting overgroeien. De planten blijven dan
in leven; de oogst ervan is echter veel minder dan
van gezonde planten.
In het kort nu iets over de levenswijze van deze
koolvijand.
De koolvlieg lijkt opvallend veel op een gewone
huisvlieg. U weet wel, dat beestje dat zich zo echt
knus op uw boterham kan neerzetten. Ze is echter
iets kleiner, wat smaller, doch heeft wat langere
vleugels.
Het mannetje is donker gekleurd; zijn ega iets
lichter van kleur. Bij nadere beschouwing ziet men
dan, dat het mannetje drie donkere strepen over
het borststuk heeft, waarvan er één doorloopt tot
over het achterlijf. Het vrouwtje mist deze.
De kop van het mannetje is wit, gesierd met een
rode driehoek; die van het vrouwtje is donker,
grauwachtig, versierd met een rode, met wit afge
zette, streep. Beiden zijn ongeveer 6 mm lang en
zijn sterk behaard.
Wat doen deze ongenode gasten nu?
Eind April, begin Mei, legt de koolvlieg haar
eieren aan de voet van de koolplanten. Dit kan zijn
even onder of even boven de oppervlakte van de
grond. De eieren zijn vrij gemakkelijk te vinden;
ze zijn langwerpig en wit. Eén vlieg legt ongeveer
een 50-tal eieen. Ze legt deze met 2 of meer te
zamen, meestal echter in zeer kleine aantallen.
De vliegen houden van rustige plaatsen, b.v. goed
op de zon gelegen, tegen wind en koude beschut.
Naarmate de temperatuur is, komen binnen 5 la 10
dagen larven uit de gelegde eieren. Deze larven
vreten eerst wat aan de buitenzijde der wortels.
Hierdoor ontstaat er een beschadiging, die de jonge
plant belet om voldoende vocht tot zich te nemen.
Verder vreten de larven gangen in stengel en wor
tels. Als het zover is krijgt de plant verwelkings-
verschijnselen. De bladeren gaan slap hangen en
krijgen een loodkleurige tint. Rode kool wordt
bruinachtig rood. In het begin herstelt het blad
zich des nachts nog wat, doch weldra gaat de plant
geheel te gronde.
Ieder zal nu begrijpen, dat een tijdvak met droog
weer meehelpt de aantasting in de hand te werken.
Als de larven volwassen zijn, gaan ze zich ver
poppen. Dit doen ze dikwijls in de door haar ge
maakte gangen. Deze poppen leveren natuurlijk
weer de vliegen. Soms is dit reeds binnen 8 dagen.
Het gebeurt ook, dat het 10 15 dagen duurt.
Meestal zijn het drie generaties, waarvan de
eerste voor de cultuur de schadelijkste is.
De bestrijding eist veel werk. Men kan hiervoor
verschillende middelen gebruiken.
Ten eerste: 5 %-ige H. C. H.-stuif. Hiervan ge
bruikt men 2 a 5 gram en strooit dit rond de voet
van de plant.
Ten tweede: Parathion; te gebruiken in de voor
geschreven concentratie. Men giet hiervan 150 cc
vloeistof om de plant.
Ten derde: Sublimaat in 0,1%; eveneens 150 cc
per plant.
Ten vierde kan men ook vruchtboomcarbolineum
gebruiken in 0,3 met een hoeveelheid van 150
cc per plant.
De sublimaat- en parathionbegietingen moeten
om de 10 14 dagen worden herhaald, al de andere
middelen om de 7 8 dagen.
Via pers en radio wordt aangegeven, wanneer
een bestrijding van dit insect nodig is, let dus
goed op.
R. A. ADGEVER.
De productencommissie vroege aardappelen heeft
voorgesteld om per 3 Juni a.s. de ophoudprijs in te
stellen, niet dat dit voor de te maken prijs dan al
nodig zal zijn, zeer zeker niet. Doch daar de oogst
vroeger zal zijn, gaat dan de heffing in.
Voor de eerste week stelt zij voor, de ophoud
prijs te stellen op 12 per 100 kg. De ve:cgoedings-
prijs steeds op 80 van de ophoudprijs te stellen
voor le kwaliteit. Voor de 2e kwaliteit stelde zij
voor de gehele campagne de prijs te stellen bij
doordraai op 4,50 per 100 kg.
De 2e week is de ophoudprijs 11, dan tot einde
Juni 10 en per week aflopende in de Julimaand
met elke week 1 lager. De heffing was voorgaand
jaar 0,30 de 100 kg. Daar er een aardig potje is,
wordt voorgesteld deze voor de gehele campagne
vast te stellen op 0,20, dus 10 cent lager.
Laten wij hopen, dat de minimum- of ophoudprijs
het gehele seizoen niet benaderd zal worden.
De maanden Juni en Juli zijn maanden waarin
vele ouders hun kinderen opgeven voor nieuwe
scholen en cursussen. Hoe wordteigenlijk deze
keuze gemaakt? Is er sprake van veel overleg tus
sen de ouders en hun kinderen? Hoeveel tijd wordt
er door Hoofden van scholen en hun leerkrachten
besteed om met hun leerlingen eens hun mogelijk
heden na te gaan? Gaat het dikwijls niet zo, dat
Marietje naar de U.L.O. gaat, omdat haar vrien
dinnetje ook deze school bezoekt? Komt het nog
niet vaak voor, dat de ouders naar eigen goed-
denken handelen en dat het uiteindelijke beroep
dat hun kinderen krijgen van een toeval afhangt?
Hoewel de ouders naar hun beste vermogen
handelen, zien we toch vaak, dat er vooral na het
verlaten van de lagere school moeilijkheden met de
kinderen optreden. We kunnen wel zeggen extra
moeilijkheden, aangezien de kinderen dan op een
leeftijd zijn, waarin hun lichamelijke en geestelijke
veranderingen optreden.
Het is van het grootste belang, dat deze moeilijk
heden worden venmeden. Het blijven zitten, het
met onafgebroken werken zeer moeizaam volgen
van een middelbare school, het veranderen van
school, bijv. van Lyceum naar U.L.O. of van U.L.O.
naar Ambachtsschool, bezorgt veel leed.
Speciaal de kinderen moeten dit verwerken,
moedeloosheid, onwil, verlies van vertrouwen in
Zuiver ingesteld op vernevelen!
„KONEPROX" Koperoxychloride 50 °/o Cu
voorkomt de gevreesde aardappelziekte.
„ARKOTINE" Emulsie (olie-emulsie 25 °/o
D.D.T.) de schrik der Coloradokevers.
„SHELL" PARATHION, vloeibaar 15 °/o doodt
de vraatzuchtige bietenvlieg.
Vraagt inlichtingen of reizigersbezoek.
Postbus 35 - GOES