Vertrouwen in bestrijding
Runder-TBC ten volle gerechtvaardigd
Stemmen uit
de praktijk
TUINBOUW
Noord- en Oost-Nederland na twee jaren
tuberculosevrij.
DE BETEKENIS VAN
HET GEWASSENONDERZOEK
VOOR DE VEEVOEDING.
OVERPEINZINGEN BIJ EEN LEEG
KOELHUIS!
De vrees, dat het zeer hoge beürag voor de uit
voering van het Nationale Plan tot bestrijding van
de rundertuberculose voor niets zal blijken te zijn
besteed, moet niet alleen volkomen ongemotiveerd
worden geacht, maar getuigt bovendien van wei
nig waardering voor het werk, dat de met de be
strijding belaste personen en diensten in het be
lang van land en volk met volle overgave verrich
ten, aldus Minister Mansholt in de Memorie van
Antwoord op het Voorlopig Verslag van de Tweede
Kamer over het Wetsontwerp tot regeling van de
bestrijding van de tuberculose onder het rundvee.
Daartegenover stelt de Minister er prijs op te ver
klaren, dat de wijze van werken hem het volle ver
trouwen schenkt, dat de 'offers van veehouderij
en Overheid niet tevergeefs gebracht zullen blijken.
De verwachting is gerechtvaardigd, dat na één jaar
grote gebieden, en na twee jaren geheel het Noor
den en Oosten van ons land vrij zullen zijn van
tuberculose.
In Denemarken waren in 1937 slechts 26%
van alle bedrijven vrij van tuberculose; dit percen
tage bedroeg in 1939: 45,4, in 1942: 71,2, in 1945:
91,1, terwijl nu practisch alle bedrijven t.b.c.-vrij
zijn.Deze enorme vooruitgang loopt parallel met
de ervaringen in andere landen, waar men met
succes de tuberculose onder het rundvee heeft be
streden. In ons eigen land zijn trouwens voorbeel
den te over, die bewijzen, dat uitroeiing der run-'
dertuberculose zeer wel mogelijk is. Men denke
aan de resultaten in de provincie Friesland, en, op
zeer korte termijn, in een gedeelte van de- provin
cie Drenthe, de eilanden Voorne-Putten, Rozen
burg IJsselmonde. En niet alleen is het gelukt
de rundertuberculose in bepaalde gebieden uit te
roeien, het is ook mogelijk gebleken die gebieden
vrij van tuberculose te houden. Wat in deze gebie
den is bereikt, is zeer zeker ook landelijk uitvoer
baar. Men zie bijvoorbeeld naar de Verenigde
Staten.
De opmerking, dat de gevaren, welke de runder-
t.b.c. voor de mensen zou opleveren, sterk overdre-
De veevoederpositie van ons land is, zoals reeds
meermalen is aangegeven, nu niet bepaald roos
kleurig te noemen. De uit import verkregen voe
dermiddelen zijn amper toereikend om in de bin
nenlandse behoefte te voorzien en, naar het zich
laat aanzien, zal ook in de komende jaren in deze
situatie geen verandering komen. We zullen het
dus zoveel mogelijk moeten zoeken in het opvoe
ren van de voederproductie van eigen bodem. Het
voldoen aan deze eis alleen is echter niet voldoen
de, want daarnaast zal men moeten streven naar
een zo doelmatig mogelijk gebruik van de be
schikbare voedermiddelen. Als de boer bijvoor
beeld de kwaliteit van de voedermiddelen niet
kent, is het uitgesloten, dat hij ze doelmatig kan
vervoederen. Evenzo is het gesteld met de samen
stelling van de rantsoenen. Dit is in het bijzonder
het geval met het gebruik van gedroogde produc
ten, waarvan de voederwaarde aan grote schom
melingen onderhevig is.
In een onlangs gehouden radiovraaggesprek
heeft Ir. H. J. C. Derksen, Hoofd van de Afdeling
Geldrop van het Bedrijfslaboratorium voor Grond
en^ Gewasonderzoek, daarom nog eens in het bij
zonder de nadruk gelegd op de betekenis van het
onderzoek bij gebruik van ruwvoedermiddelen.
Gedroogd gras levert bijvoorbeeld een goede basis
voor de veevoeding op. mits men rekening houdt
met de eisen, die aan het product worden gesteld.
Hetzelfde geldt ook voor klaver en lucerne. Het
onderzoek is dan ook in de eerste en voornaamste
plaats gericht op het bepalen van de hoeveelheid
eiwit en op het vochtgehalte. Daarnaast wordt
ook het zandgehalte nagegaan, want zand verlaagt
de voederwaarde. Behalve eiwit zijn in het ge
droogde product naast de mineralen ook vitami
nen aanwezig o.a. in de vorm van carotine. Ook
hieraan wordt door het onderzoek grote aandacht
geschonken. Tot nu toe had naast het onderzoek
op vocht en eiwit in 30 van de toegezonden
monsters tevens onderzoek plaats op zandgehalte
en in ongeveer 15 op carotine. Aan de hand van
de resultaten, die hierdoor worden verkregen, kan
de boer zijn voederbalans opmaken en berekenen,
wat hij eventueel nog aan andere voedermiddelen
moet bijkopen. Eerst als men de samenstelling
van zijn ruwvoeders kent en weet wat de dieren
nodig hebben, dan kan men ook een juist voeder
rantsoen samenstellen en een verspilling van voe
dermiddelen voorkomen. Tenslotte is het uitge
sloten, dat men aan de dieren uitsluitend gedroogde
producten en geïmporteerde voeders geeft. Behalve
gedroogd gras, klaver en lucerne zijn ook hooi en
kuilvoeders belangrijke onderdelen van-het rant
soen, zodat ook kennis van de voederwaarde van
dezë middelen noodzakelijk is. Het Bedrijfslabora
torium voor Grond- en Gewasonderzoek, dat de
onderzoekingen verricht, is daarop volledig inge
steld.
ven moeten worden geacht, aangezien tegenwoor
dig alle melk voor de consumptie wordt gepasteu
riseerd, wijst enerzijds op een te volledig vertrou
wen in de pasteurisatie, anderzijds op het zich niet
realiseren, dat niet alleen bij de consumptie van
melk gevaren dreigen. Afgezien van de vraag, of
de opvatting, dat een ondeugdelijk artikel aan de
voor consumptie te stellen eisen voldoet, wanneer
het door een kunstbewerking van een gevaarlijke
stof tot een ongevaarlijk middel is gemetamorpho-
seerd, aanvaardbaar kan worden geacht, kan nog
niet gezegd worden, dat de pasteurisatie van melk,
al betekent deze in dit opzicht een grote verande
ring ten goede, volledige veiligheid biedt. Maar
niet alleen bij het gebruik van melk dreigen er ge
varen; de kans op directe infectie door het eten
van boter en kaas moet niet worden onderschat.
De resultaten van medisch onderzoek bewijzen, dat
het gevaar van rundertuberculose nauwelijks kan
worden overschat.
Tuberculose komt ook bij andere veesoorten
voor, o.m. bij varkens, geiten en kippen (aviaire
bacil). Ter bestrijding hiervan wordt reeds opge
treden. Zo betrekken de dierenartsen bij het op
treden van zogenaamde onverklaarbare reacties
ook deze dieren bij het onderzoek en vaak met
succes. Bovendien worden positieve slachtbevin-
dingen door de vleeskeuringsdiensten, via de vete
rinaire Inspectie van de Volksgezondheid, doorge
geven aan de provinciale gezondheidsdiensten voor
Het wordt met de dag stiller en somberder in
onze koelhuizen. Hol en leeg klinken onze voet
stappen door de grote vierkante ruimten, met- hier
en daar nog een restje van oogst 1951, dat weldra
verhuizen zal naar de consument. Alleen de gas-
cel houdt nog angstvallig vast aan zijn reeds zo
lang bewaarde en bewaakte inhoud, maar ook hij
zal het moeten loslaten w^int immers snelt de tijd
voort en binnenkort zien we de eerste voortbreng
selen van onze fruitoogst 1952 reeds ter veiling
komen. Met het laatste koelfruit wordt de eindpe
riode van onze oogst 1951 afgesloten en het is
misschien nuttig om er eens even bij stil te staan
wat het ons te zeggen heeft. Kunnen we tevreden
zijn met het resultaat? Want wat is eigenlijk het
doel van ons koelen?
Allereerst „spreiding" van de aanvoer zodat
alles niet gelijk aan de markt komt en daardoor
die markt bederft door te grote aanvoer.
Ten andere, dat we het gehele jaar door goed
fruit kunnen aanbieden voor consument en export.
Voorts werkverdeling voor de teler en ook voor
de veilingen. De Fruitteler moet het koelhuis zien
als een noodzakelijk onderdeel van het bedrijf, niet
als een gok of een speculatie.
Door het uit de markt nemen van een gedeelte
van de oogst bevordert hij, dat in 't najaar de prijs
op peil kan blijven en de kans dat hij van het uit
de markt genomene ook behoorlijk betaald wordt.
Doordat het maar voor enkele bedrijven rendabel
is zelf een koelhuis te bouwen, ligt het voor de
hand dat de Veiling de organisatie is die Koelhui
zen heeft gebouwd en daarmee de spreiding van
de afzet heeft bevorderd.
Is dit doel bereikt met ons koelen in 1951? Mijn
inziens wel, al zijn we niet ten volle tevreden. Wie
goed gezond fruit er in gebracht heeft, heeft de
prijs gemaakt van het najaar '51, die wel is waar
hoog- lag en alzo te verwachten was dat de winst
niet erg groot kon zijn. Wie geprofiteerd heeft
van de export-momenten heeft zelfs meer ge
maakt dan de hoogste prijs in het najaar 1951.
Dit is natuurlijk een algemeen overzicht. De één
heeft meer „verval" dan de ander. Fruit uit ver
schillende boomgaarden heeft ook een verschil
lende houdbaarheid.
Maar over het algemeen was de houdbaarheid
prima, met als gevolg gering gevvichts-verlies.
Meer en meer heeft de teler ingezien, dat er
slechts voor prima, goed gezond fruit van goede
gewassen, plaats is in koel- of gascel. Meer en
meer heeft ook het personeel van het koelhuis ge
leerd hoe het verzorgd moet worden, al zou ik
toch nog deze opmerking willen maken, dat er
toch nog te ruw met de kisten kostbaar koelfruit
wordt omgegaan, voornamelijk in het najaar als
het erg druk is en veel tijdelijk personeel aanwezig
is. Het kan voorkomen worden dat er nog veel
gebutst fruit gemaakt wordt tijdens de opslag.
Elk gebutst plekje leidt tot verlies; dit moet
voorkomen worden. Als we dan tot de conclusie
komen, dat het koelen in de grote lijn aan het doel
beantwoordt, wil dit niet zeggen dat we tevreden
zijn.
Neen, ik ben helemaal niet tevreden. Niet over
de Veiling, het koelhuis, personeel of iets van dien
aard, maar ik ben niet tevreden over de handels-
dieren, welke vervolgens gepaste maatregelen kun
nen treffen.
Iedere veehouder is verplicht tot aansluiting bij
de Provinciale Gezondheidsdiensten, zodat alle run
deren in Nederland jaarlijks in het onderzoek zijn
betrokken. Alle rundvee in Nederland is per vee
houder geïdentificeerd en geregistreerd; de ge
gevens worden in iedere provincie centraal verza
meld en vormen de administratieve basis van de
bestrijding.
Overleg met bedrijfsleven.
Nadat de Minister bij schrijven van 28 Juni 1950
aan de Stichting voor de Landbouw had verzocht
te willen instemmen met overleg over een wette
lijke regeling, heeft dit overleg in de daarop vol
gende maanden plaatsgevonden. Bij schrijven van
12 Maart 1951 verzocht de Minister de Stichting
voor de Landbouw accoord te willen gaan met het
tijdens dit overleg tot stand gekomen ontwerp. In
haar antwoord gewaagde de Stichting van „het
vruchtbare overleg, dat door omstandigheden lan
ger heeft geduurd, dan aanvankelijk behoefde te
worden verwacht, doch dat tenslotte heeft geresul
teerd in het toegezonden onderwerp, dat naar onze
mening in vele opzichten als een verbetering kan
worden beschouwd".
De Minister wenst hieraan ter verduidelijking
toe te voegen, dat het feitelijke overleg reeds in het
najaar van 1950 was beëindigd en dat, wanneer de
Stichting gewaagt van omstandigheden, waardoor
het overleg langer heeft geduurd dan behoefde te
worden verwacht, hiermede bedoeld moet zijn, dat
het bepalen van een uiteindelijk standpunt door de
Stichting blijkbaar door interne omstandigheden is
vertraagd. Van „zeer hardnekkige" meningsver
schillen is, zoals uit de hierboven aangegeven duur
van het overleg reeds moet volgen, geen sprake
geweest. (Wordt vervolgd.),
wijze van mijn eigen collega's. We hebben een
Coöperatieve Veiling; opgebouwd door ons allen,
klein en groot.
We hebben een koel- en gascel, idem hetzelfde,
Daar wordt ons fruit bewaard, verzorgd, gesor
teerd, verpakt en ook vanzelfsprekend „verkocht".
Of is dit laatste niet het geval? Neen, onbegrijpe
lijk neen! We laten ons fruit bewaren, verzorgen
enz., maar de meesten hebben de moed niet om het
door de Veiling te laten verkopen. Ze gaan het uit
de „hand" verkopen .Het lijkt soms meer een vee
markt dan een Coöperatieve Veiling.
Wat een misselijk gesjagger, een loven en bie
den. Wat bereikt men hiermee? Alleen dit, dat
de koper reeds voor de Veiling zich dekt en de
prijs niet meer uitlegt voor de Blokveiling van de
getrouwe telers die zich niet laten verleiden door
een goed bod.
Zodoende bederft hij het voor zichzelf en voor
een ander, terwijl toch het doel is om door coöpe
ratieve verkoop er uit te halen wat immers moge
lijk is.
Waarde Collega's. Is U nu werkelijk zo naïef
te geloven, dat de koper U een paar cent meer wilt
geven, omdat hij uit de hand kan kopen en U zo'n
fijne vent vindt om zaken mee te doen? Weet U
dat de meeste bonafide kopers en exporteurs met
tegenzin de boer opgaan omdat ze er toe gedwon
gen worden zich tijdig te voorzien van het beno
digde kwantum.
Waarom breekt U dan Uw eigen Veiling af en
ziet niet meer in Uw veiling dan een bewaar- en
sorteerloods
Wanneer Uw product niet „levend" geveild
wordt betekent dit afbraak. De provisie, die wel
aan de Veiling moet betaald worden kan dit niet
goed maken.
Onberekenbare schade doet ge aan Uw organisa
tie wanneer ge op die weg voortgaat.
We staan weer voor een nieuwe oogst; gezien
de omstandigheden zou hét wel eens een record-
oogst kunnen worden, met weer weinig afzet
mogelijkheden. Dit betekent moeilijkheden en zor
gen. Zullen we sterk genoeg zijn om die moei
lijkheden het hoofd te bieden? Dit zal van ons
afhangen, collega's.
Daarom achter Uw organisatie en Uw veiling
staan. Voor eens en altijd klaar met dat geschar
rel en handelaartje spelen. Wij moeten zorgen dat
ons fruit prima, onder goede keuring, en in de
meest geschikte combinaties werkelijk geveild
wordt en het dan aan de handel overlaten.
De bonafide handel zal er uit halen wat er uit
te halen is en de teler zal de hoogste prijs maken
en je eigen Veiling zal zich sterk weten als de
telers de veilplicht gaan beschouwen als een Veil-
voorrecht.
Dezelfde mensen die het meest scharrelen met
van alles en nog wat, zijn de grootste schreeuwers
wanneer het eens mis gaat. Dan roept men om de
veiling als redder in de nood. Denk er om: Vei
lingsgebouwen zonder „levende" leden zullen U
niet uit de misère helpen. Alleen een krachtige
veilingorganisatie zal in moeilijke tijden iets kun
nen doen. Omdat ik er vast van overtuigd ben, dat
we dit hard nodig hebben hoop ik, dat dit artikel
tje er toe moge bijdragen tot een beter begrip van
onze afzet.
Tot de volgende maal.
JAAP UIT 'T BOGERDJE.