Wij lazen v oor U J2onen en Sociale voorzieningen DE LANDARBEIDERS STELLEN LOONEISEN. KONINKLIJKE VERENIGING „HET NEDERLANDSCHE TREKPAARD" AFDELING ZEELAND. ACCOORDWERKZAAMHEDEN. Sinds 1946 bestaat de gewoonte dat door de Stichting voor de Landbouw ieder voorjaar aan de 6 organisaties en de provinciale sociale secties een loonadvies wordt verstrekt voor de af te sluiten C.A.O.'s. Bij het in de afgelopen maanden gehouden over leg voor het loonadvies contractjaar 1952/53 werd door de Landarbeidersbonden te kennen gegeven dat zij niet accoord konden gaan met een ongewij zigd handhaven van het bestaande basis-uurloon in de Landbouw van 82 cent (84Va 2% ct.). Zij zijn n.l. van oordeel dat de richtlijnen welke door de Stichting van den Arbeid en het College van Rijksbemiddelaars bij het toetsen van de C.A.O.'s worden gehanteerd, ruimte laten voor een aan zienlijke verhoging van de landarbeidersionen. Op grond hiervan werd door hen voorgesteld het landarbeidersloon met 5 cent te verhogen. In het licht van dit voorstel zou het basis-uurloon in de Landbouw dus moeten worden 87 cent (89% 2% ct.). Zij gaven hierbij te kennen dat de bedoelde richt, lijnen ruimte laten voor een nog grotere loonsver hoging, doch wegens de consequenties m.b.t. de kosten van levensonderhoud werd er van landar beiderszijde vanaf gezien, het onderste uit de kan te vragen. De verhoging van de pensioenpremie ad 50 cent per week, waaromtrent inmiddels in de Stichting v. d. Landbouw overeenstemming werd verkregen, kon naar het oordeel van de landarbei ders in mindering worden gebracht op het inge diende loonvoorstel. Met verwondering werd. van werkgeverszijde van dit overigens niet -malse loonvoorstel kennis geno men, temeer daar het loonvoorstel is gemotiveerd op grond van de meerbedoelde richtlijnen welke reeds sedert enkele jaren door de Stichting van de Arbeid en het C. v. R. worden gehanteerd, zij het dat hierin de diverse loonronden welke in voor gaande jaren hebben plaatsgevonden successieve lijk zijn verdisconteerd. In wezen zijn het dus dezelfde richtlijnen welke ook dienst hebben gedaan toen in 1947 het loon niveau in de Landbouw aan een vergelijkend on derzoek met de lonen in 16 andere bedrijfstakken ten plattelande werden onderworpen en op grond waarvan destijds door de Stichting v. d. Arbeid in overeenstemming met de Stichting v. d. Land bouw een loonsverhoging voor de landarbeiders aan de Regering werd voorgesteld. De Stichting v. d. Arbeid sprak zich er destijds onder accoord- bevinding van de toenmalige vertegenwoordigers van de Stichting v. d. Landbouw over uit, dat met het voorgestelde landbouwloon t.w. 68 cent, de moeilijkheden welke zich toen in de agrarische be drijfstak voordeden konden worden opgelost. De Regering was op grond van door haar ge vreesde economische consequenties aanvankelijk niet bereid dit loonadvies over te nemen en dien tengevolge duurde het tot 1 Mei 1948 voordat het uurloon van 68 cent van kracht kon worden. Nadat het landbouwloon nog een verhoging had onder- gaan van 2% cent tengevolge van de invoering van de Be drijf spensioenverzekering, heeft het zich in de volgende jaren in gelijke tred met de lonen elders in opwaartse richting begeven, en wel overeen komstig de verschillende loonsverhogingen welke hetzij bij vergunning, hetzij verplicht werden inge voerd. Het zal nu duidelijk zijn waarom de werkgevers organisaties niet bereid waren zonder meer ac coord te gaan met de looneisen welke thans door de landarbeidersbonden aan de orde zijn gesteld. Naar onze mening werd terecht door hen het standpunt ingenomen dat alleen aan de hand van een diepgaande studie beoordeeld kan worden in hoeverre de gelijkstelling al dan niet is doorbroken. Om dezelfde reden konden zij zich niet verenigen met een voorstel van de Stichting v. d. Landbouw het bedoelde onderzoek te doen plaatsvinden, doch hierop vooruitlopende reeds een loonsverhoging van 2 cent toe te passen. Opmerkelijk was het toen het K.N.L.C. en de K.N.B.T.B., de Stichting v. d. Landbouw hadden doen weten dat dit voorstel voor hen onaanvaard. De moeilijkheden, welke sinds enigen tijd in de vereniging bestonden, zijn geweken. Dit bleek uit een dezer dagen onder leiding van de heer G. O. Sneep gehouden vergadering van het Hoofdbe stuur, waarin weer van vertrouwen en onderlinge samenwerking getuigd kon worden. Op legale wijze werden de opengevallen plaatsen in het Dagelijks Bestuur aangevuld en werden de heren J. A. Stols, Em. Kallen. K. J. Kaan en D. J. Tonckens er aan toegevoegd. Besloten werd na de tentoonstelling op 5, 6 en 7 September te Brussel op 9 en 10 September a.s. de Nationale trekpaardtentoonstelling te Den Bosch te doen houden. baar was, de C.B.T.B. te kennen gaf dat hij het onder deze omstandigheden niet nodig oordeelde een eigen standpunt te bepalen. Voor deze houding kunnen wij geen waardering hebben. Wij zijn n.l. van oordeel dat de moeilijk heden welke hier in het geding zijn voor alle orga nisaties in de Landbouw belangrijk genoeg zijn om hierover een eigen standpunt te bepalen en duide lijk te doen blijken tot welke conclusies men is ge komen. Naar onze mening zijn de organisaties hiertoe t.a.v. de aangesloten leden verplicht, ten einde deze aldus een inzicht te geven van het door de organisaties gevoerde beleid. Dit betekent echter nog niet dat alle middelen om de leden voor te lichten geoorloofd zijn. Hoe het niet moet heeft de Alg. Ned. Landarbei- dersbond ons geleerd, toen hij in zijn orgaan „Ver enigt U" van 5 April j.l. een artikel opnam waarin in wrange bewoordingen 't standpunt van de werk geversorganisaties over de hekel werd gehaald. Naar onze mening kunnen dergelijke artikelen plaatsruimte belet ons het bewuste artikel over te nemen het georganiseerd overleg slechts bemoeilijken. Niet door strijd of stemming-makerij in de bladen, doch door een georganiseerd overleg imet begrip voor elkanders standpunt, dienen o.i. de interne moeilijkheden waarvoor de Landbouw zich geplaatst ziet, te worden opgelost. De werkgevers organisaties hebben doen blijken dat zij deze ge dragslijn ook nu willen volgen. Immers zij hebben zich spontaan bereid ver klaard mee te werken aan een nauwkeurig onder zoek naar de gelijkstelling en hierbij te kennen ge geven, dat zij de consequenties welke hieruit t.a.v. de lonen kunnen voortvloeien, zullen aanvaarden. Intussen is in de Stichting v. d. Landbouw beslo ten dit onderzoek te doen uitvoeren. Er is evenwel van afgezien van 1 Mei af een voorschotloonpoli- tiek in te voeren. Wel is besloten de studiecommis sie welke reeds is ingesteld op te dragen haar rapport uiterlijk 1 Mei uit te brengen. Of het de „Rumoer rondom een distel" staat er boven het artikel van Mr. L. J. Schiethart in het Tijdschrift van de Nederlandsche Heidemaatschappij, waarin deze een ARREST VAN DE HOGE RAAD BETREF FENDE DE DISTELVERORDENING aanhaalt, dat voor onze lezers zeker van belang is. Een grondeigenaar uit het kanton Zierikzee was n.l. in hoger beroep veroordeeld door de recht bank tot een kleine geldboete, omdat hij de Distel verordening Zeeland had overtreden. Hij had na gelaten de hem toebehorende bermen te zuiveren van distels en tot zijn verdediging aangevoerd, dat de bermen in onderhoud waren bij het waterschap. Dit waterschap was volgens hem als onderhouds plichtige onderworpen aan de bepalingen van het Reglement op de wegen en voetpaden in Zeeland, welk reglement voorschrijft dat onderhoudsplich tigen van wegen gehouden zijn de bermen zuiver te houden van bloeiend onkruid. Daarom meende de eigenaar dat het waterschap op grond van de strafbepalingen van dit reglement vervolgd zou moeten worden. De Hoge Raad besliste nu dat beide Overheids voorschriften naast elkaar bestaanbaar zijn, en overwoog hierbij dat er goede redenen kunnen bestaan om verschillende personen te verplichten een bijzonder schadelijk onkruid te verdelgen. Daar het algemeen belang noopt tot een niet reke ning houden met de particuliere belangen, achtte de Hoge Raad de zwaardere lasten die deze ver plichting met zich meebrengt niet doorslaggevend. Het befaamde afschuifsysteem heeft hier dus gefaald en met de schrijver zijn wij van mening, dat de hier genomen beslissing redelijk is. Indien immers het standpunt van de grondeige naar als juist was erkend, zou alleen de distel hier profijt van hebben getrokken, omdat dan niet be kend zou zijn wie dit onkruid zou moeten ver delgen. Ook op het bouwland speelt onkruid vaak een ongewenst grote rol, die moeilijk in cijfers is uit te drukken. Een poging hiertoe vonden we in het Januari-nummer van het Maandblad v. d. Land- bouwvoorlichtingsdienst, waarin Ir. F. J. H. van Hiele iets mededeelt over proeven genomen in ver band met ONKRUIDSCHADE IN AARDAPPELEN. Wel zijn deze proeven genomen op leemhouden- de zandgronden en esgronden, waardoor de resul taten niet zonder meer op kleigronden zijn toe te passen, doch ook voor deze grondsoort zal de al gemene lijn wel aanwezig zijn. Het gaat immers steeds in de concurrentiestrijd commissie zal gelukken haai' opdracht op dit punt na te komen, wagen wij te betwijfelen. In een volgend artikel hopen wij onze beschou wingen over de loonpolitiek te vervolgen. N. A. V. Zoals bekend is in de Collectieve Arbeidsover eenkomst voor diverse werkzaamheden 'n accoord- tarief vastgesteld. De bedoeling is om via ons orgaan, op het moment, dat een bepaald onderdeel van de werkzaamheden aan de orde is, te wijzen op de hoogte der tarieven. Ditmaal menen wij dan te kunnen volstaan met de tarieven te noemen voor het onderhoud van bieten: t.w. doorslaan ƒ32,50 tot ƒ38,50 p. ha per keer; opéénzetten ƒ27,tot ƒ34,p. ha per keer; le maal wieden 54,tot 62,p. ha per keer; 2e maal wieden 38,tot ƒ44,p. ha per keer. Bij een rijenafstand van 54 cm en daarboven moeten de minimum- en maximumtarieven met 10 worden verlaagd, terwijl voor bovenstaande tarieven de bieten tenminste éénmaal, vanwege de werkgever, met de machine moeten worden ge wied. Verder zij opgemerkt, dat de tarieven dusdanig dienen te worden vastgesteld, dat voor een nor maal gewas steeds het gemiddeld tarief wordt be taald. Wij doen een dringend beroep op de leden werkgevers hier, indien maar enigszins mogelijk, de hand aan te houden, dus niet steeds het hoogste (maximum) tarief en ook niet steeds het minimum tarief. Mocht door bijzondere omstandigheden het maxi mum tarief nog te laag blijken dan mag dit tarief alleen dan overschreden worden, indien daartoe toestemming is verleend door de Provinciale So ciale Commissie. In voorkomende gevallen richtte men zich tot de plaatselijke sociale commissie. Tenslotte moeten de tarieven met 5 worden verhoogd voor arbeiders, die speciaal voor accoord- werkzaamheden zijn aangenomen en 1 week of korter bij de betrokken werkgever werkzaam zijn. de L. tussen onkruid en aardappel om licht en ruimte bovengronds en water, lucht en voedingsstoffen ondergronds. Bovendien schijnt een onkruid vegetatie de temperatuur van de grond iets te doen dalen, wat wij kunnen begrijpen door een verge lijking met de betrekkelijk koele lucht die ook op warme dagen nog onder de gewassen hangt. In zijn eerste groei zal de aardappel van de bovengrondse concurrentie om licht en ruimte weinig schade ondervinden, terwijl ook het water in deze eerste periode welhaast geen rol kan spe len. Blijven dus over lucht en voedingsstoffen. Het gunstige effect van het losmaken van de grond tijdens het begin van de groeiperiode zou wel degelijk een kwestie van zuurstof-concurrentie kunnen zijn, doch hierover zijn nog geen juiste gegevens bekend. Er blijft dan nog de voedingsconcurrentie over, die zeker niet onderschat mag worden, omdat de onkruiden aanzienlijke hoeveelheden van de voe dingsstoffen op kunnen nemen. Zo is wel gevonden dat 5 wortelonkruiden gemiddeld 80 kg N, 29 kg P2O5 en 135 kg K2O aan de grond onttrokken tegenover het gewas resp. 96, 45 en 152 kg. In de litteratuur zijn cijfers te vinden dat door het niet bestrijden van het onkruid, wat overigens een vrij theoretisch geval is, de opbrengst met 3050 daalde. Indien wel gewied wordt, doch het eggen en aanaarden wordt achterwege gelaten, bedraagt dit opbrengstverlies ongeveer 10 Uit de onderzoekingen van de schrijver bleek, dat het weglaten van de onkruidbestrijding in de eerste maand na het poten reeds ruim 20 op brengstvermindering gaf. Indien in het geheel geen onkruidbestrijding werd toegepast, bedroeg het opbrengstverlies 30 in vergelijking met het veld waar de onkruidbestrijding slechts één maand na het poten achterwege werd gelaten. Om vast te stellen in hoeverre hier aan voedsel- concurrentie gedacht kon worden, werd naast de normale bemesting nog een extra bemesting in het plantgat bij het poten gegeven en wel 46 kg zuivere stikstof en/of 28 kg P2O5. Door deze extra bemesting konden de genoemde opbrengstverliezen grotendeels worden ondervangen, zodat deze ver onderstelling dus inderdaad juist bleek te zijn. Het effect van deze extra bemesting bleek dan ook des te groter te zijn, naarmate de onkruid- groei een sterkere vorm aannam. Waardoor het nut van de vroege onkruidbestrij ding toch wel overduidelijk aan het licht treedt en de gewoonte om reeds voor de opkomst van het gewas enige keren te eggen niet vruchteloos blijkt te zijn. Want reeds bij een opbrengstverhoging van 10 zal men ruimschoots voor de moeite en kosten hieraan besteed, beloond worden. B.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1952 | | pagina 4