TUINBOUW Vraag en antwoord De Fruitteeltbedrijven in de Noord-Oostpolder ©«v,d «ru)i)S Uit en voor de polder en de middelen voor de che mische bestrijding zijn verkriigbaar bij: Fa. P. J. DE PUNDER, Kwadendamme, telef. K 1194—235. VOORBEREIDENDE CURSUS RIJKSLANDBOUWWINTERSCHOOL GOES. Over de uitgifte van de fruitteeltbedrijven in de N.O.P., die op dit ogenblik aan de gang is, is nog •weinig bekend gemaakt in de verschillende vak bladen. Te weinig, in ieder geval naar de zin van de fruittelers,- die hiervoor belangstelling hebben. Welke de oorzaken van deze geringe publiciteit zijn, valt moeilijk te zeggen. Wij geloven, dat het vooral ligt aan het feit dat deze uitbreiding een zee" tere kwestie is, waarover de meningen nogal verdeeld zijn, doch waaraan weinig meer te doen valt, althans wat betreft de uitgifte van de 480 ha, welke in 1952 en 1953 zal plaats vinden. De tweede reden van de geringe publiciteit, ligt in de gron- digheid waarmede de N.O.P.-directie de voorwaar den voo" deze uitgifte in elkaar heeft gezet. Toch moeten ons nog enkele opmerkingen over deze zaak van het hart, temeer omdat verschillen de telers ons hierover vragen hebben gesteld. Omdat de meningen over het al of niet wenselijk zijn van deze uitbreiding zee" sterk verschillen, zijn de organisaties, die hierover besprekingen met de Wieringermeer-directie hebben gevoerd, or van uitbegaan dat het de fruitteler, die in de N.O.P. begint, niet gemakkelijker moet worden gemaakt dan zijn collega die on het „oude land" een fruit- teeltbedrijf begint. De organisaties hebben dit waarschijnlijk gedaan gedachtig aan 'de conclusie van het door de N.F.O. uit~egevcn rapport over de uitbreiding van de f-uitteelt, n.l. dat er ernstig gewaarschuwd dient te worden tegen vrdere onge breidelde uitbreiding van de teelt van pit- en steen, vruchten. Deze gelijkstelling tussen telers van het „oude" en het „nieuwe" land, was ook het standpunt van het Mmistere van Landbouw en van het Ministerie van Financiën, welk Ministerie daarom prompt heeft bepaald dat de pachter van een fruitteelt- bedrijf binnen 5 jaren verplicht is •■'en woning van 275 kub. m te bouwen op zijn bedrijf. De opmerking wordt gemaakt dat de financiële eisen van de N.O.P.-directie te zwaar zijn. Deze eisen zijn n.l., dat de erfpachter minstens moet kunnen beschikken over ten minste f 25.000 ver meerderd met f 5000 voor elke ha, die het bedrijf groot is. Van dit bedrag zal in de regel ce erfpach ten-eventueel met zijn ouders en schoonouders ten minste de helft moeten kunnen verschaffen. Het resterende deel zal verschaft moeten worden door de overige familieleden, door kennissen of door Instellingen. Het is mogelij'k, dat het laatst be deelde Veel zonodig door de Boerenleenbank in de N.O.P. ter beschikking wordt gesteld, onder borg stelling van bovengenoemden; daarbij zullen bij ieder bedrag 2 borgen verlangd worden. Het totaal vëreiste bedrag voor de verschillende bedrijfs- grootten is dus: Bedrijfs- grootte 6 ha 8 ha 10 ha Vereist kapit. 55.000 65.000 75.000 Bedrijfs- grootte 12 ha 16 ha 24 ha Vereist kapit. 85.000 105.000 145.000 Velen zeggen dat deze vereiste bedragen te hoog zijn. Beziet men echter deze cijfe-s nader, dan zal ieder die iets van de fruitteelt weet, moeten toe geven dat men dit geld wel nodig heeft. Bedenkt men daarbij dan nog c'at het Landbouw Economisch Instituut bij de berekening van de investerings kosten van een struikvormboomgaard in de Betu we (prijspeil 1949), kwam op een b:drag, groter dan 10.000 per ha, dan begrijpt men wel dat bo venstaande bedragen niet overdreven zijn. Met in vesteringskosten bedoelen wij dan alle kosten die men aan een jonge boomgaard moet besteden, voordat de opbrengsten de kosten ove'treffen. Rea liseert men zich dan nog dat ook een huis en be drijfsgebouwen moet worden gebouwd, dan zijn de misverstanden over te hoge eisen wel uit de weg geruimd. De bedrijven worden uitgegeven in erfpacht. Dit is gedaan met het doel de fruitteler die zeer veel kapitaal moet investeren in de grond, meer zeker heid te geven. Deze e~fpacht is een experiment en in dit licht moet men ook begrijpen, dat in de voorwaarden alles tot in het kleinste is geregeld. Omdat deze erfpacht is moet men voorbereid zijn op alle mo gelijke eventualiteiten. De erfpachtscanon varieert van 159 tot 195 per ha. De 'hoogte zal in overeenstemming zijn met -de pacht welke voor landbouwbedrijven van vergelijkbare grootte en ligging wordt gev"aagd, met inachtneming van de omstandigheid dat b.v. waterschapslasten en het onderhoud van opstal len ten leste van de erfpachter komen. Critiek is ook uitgeoefend op de oplevering van het erfpachtperceel aan het einde van de erfpacht (na 50 jaar). In dit geval wordt de gewezen erf pachter, die tenminste 1 jaar tevoren schriftelijk de wens hiertoe te kennen heeft gegeven, in de gelegenheid gesteld het desbetreffende perceel opnieuw in erfpacht te aanvaar "en of h"t ter keuze van de Staat aan te kopen, tenzij de Directie aan het perceel een andere bestemming wil geven, wanneer het algemeen belang dit vordert. Des gewenst moet bij het eindigen van het erfpachts- recht het perceel in de oorspronkelijke toestand worden opgeïevcd. Indien de Staat gebouwen, beplantingen cn andere opstallen wenst over te nemen, dan zal zij daarvoor -oen vergoeding beta, len. De gewezen erfpachter heeft geen aanspraak op vergoeding voor hetgeen door hem aan de erf pachtsoppervlakte is ten laste gelegd. Dit alles klinkt misschien een beetje onheilspel lend. Er is hier één baas en dat is de N.O.P.- directie, maar wij hebben het al gezegd, omdat dit een geheel nieuw land is en omdat uitgifte van fruitteeltbedrijven in erfpacht een,, geheel nieuw experiment is moet -ce Directie op blle eventualitei ten zijn voorbereid. Zij beseft dit ook, want zij heeft aan de organisaties gezegd cat. hier onge twijfeld een soepel beleid zal worden gevoerd cn dat regelmatig overleg met het bedrijfsleven zal plaats vinden. In dit licht moet men ook zien de eis, dat de Directie het plantschema dient goed te keuren. Wij ve-wachten dat dit zal betekenen dat t.a.v. de in planting nauw overleg met de speciaal voor de Noord-Oostpolder benoemde tuinbouwconsulent zal moeten plaats vinden. Hebben we dan reen bezwaren? Ja, natuurlijk hebben we die! Critiek hebben wij op verschillende onderdelen van de voorwaarden, die wij hier niet zullen noemen; wat wij wel noemen, is het feit, dat zij het niet helemaal eens zijn met ce omvang de" bedrijven. Wij hebben in Nederland weliswaar genoeg kleine bedrijven, maar een gemiddelde grootte van 10 ha van deze in de N.O.P. te stichten bedrijven vinden wij hoog. Als er van de 24 bedrij ven 20 van 8 ha en groter zijn en slechts 4 van 6 ha, dan achten wij dit niet juist. Waarom kunnen cr van ceze 24 bedrijven niet 10 a 12 van 6 ha zijn? Ook al zijn de fruitp-ijzen in 1951 behoorlijk ge weest, toch is de cateiorie fruittelers die in staat zijn om bedrijven van S en meer ha te financieren zeer klein. Een kleinere bedrijfsgrootte zou onge twijfeld voor de Noordoostpoldercommissie ook de selectiemogelijkheid verruimen. Wij hebben slechts enkele punten aangestipt, doch hopen, dat zij enig licht hebben geworpen in deze zaak, en dat hiermede op ce belangrijkste vra gen een antwoord is gegeven. A. G. Na, als een man, de griepaanval te hebben door staan, welke gelukkig niet verder ging dan een gekanaliseerde waterval door de voorgevel, zijn we weer in de pen geklommen. Als dan de bron nen, die aanleiding gaven voor de waterval, weer zijn opgedroogd, voelt men zich weer fit om de werkzaamheden te beginnen. Als men buiten komt, wordt men meteen ge grepen door lentegevoelens. Op zonnige dagen heeft men reeds neiging een jas thuis te laten, om 's avonds echter thuis te komen met een desillusie rijker, omdat het mistig en triestig is geworden en de koude tot op je botten doordringt. Toch kan men reeds genieten van de wonder mooie lenteboden. Het speenkruid (Ficaria verna) kleurt sommige slootkanten reeds botergeel en aan de wegkanten zien we overal het geel van Tussilago farfara (Klein Hoefblad of wel op zijn Zeeuws „Dokken"). Dan wil ik nog noemen de Dotterbloem (Caltha palüstris) ze behoort tot de Ranonkelachtigen en is, hoewel ze giftig is, een lust voor de ogen. Enkele vroege pruimen staan reeds in bloei en de sneeuwwitte bloesem steekt scherp af tegen de grijze wolkenlucht. Trouwens alle pruimsoorten beginnen reeds bloemen te vertonen, in volgende artikelen komen we hierop nog wel eens terug. In de tuin hebben we natuurlijk in de bak of kas reeds pluksla en spinazie, denk er om als deze gewassen, goed dicht en lang staan, goed te luch ten. Bij een hoge luchtvochtigheid ontstaat er vlug de z.g. „wolf" in de spinazie en „smeul" in de sla. Door goed en op tijd te luchten kan men dit voorkomen. De beste tijd om het aspergebed op te hogen en geheel klaar te leggen, is aangebroken, zodat dit werk bij droog weer kan geschieden. De mengmeststoffen, welke over enkele weken hebben besproken, kunnen in de tuin worden uit gezaaid. In sommige tuinen heeft men wel eens last van Knolvoet bij koolplanten, dit zijn onregelmatige opzwellingen, welke later in rotting overgaan. De bladeren van dergelijke planten zijn meestal lood kleurig. Om deze aantasting te bestrijden kan men gebruik maken van sublimaat, dat men in een op lossing van 1 deel sublimaat op 1500 delen water, langs de stengel van de plant op de grond giet. Een Yi liter van genoemde oplossing is voldoende voor een plant Denk er om dat sublimaat zeer giftig is. Zij die hun fruitbomen nog moeten spuiten, kun nen dit alsnog doen met een DNC-preparaat. Wil men een bespuiting toepassen voor bestrijding van de spint, dan kan men gebruik maken van een minerale olie/kleurstof-preparaat. Kersen en pruimen, waar regelmatig last wordt ondervonden van monilia, kunnen bij goed weer gespoten worden met koperoxychloride. Buitenperziken, die aangetast zijn door krul- ziekte, kunnen worden bespoten, met Cal. pap in een oplossing van 7 k 8 R. A. ADGEVER. Evenals vorig jaar zal ook thans weer bij voldoende bëfahgsïèlling een voorbereidende cursus woeden georganiseerd aan de Rijksland- bouwwinterschool te Goes, welke bestemd is voor hen, die voornemens z.jn in September 1952 toe latingsexamen te doen. Het examen omvat de vakken: Ned. taal, rekenen en aardrijkskunde, terwijl tevens een praktijk opstel moet wo-den gemaakt. De voorbereidende cursus wordt gedurende één dag per week gegeven in de maanden Mei, Juni en Juli. Zij, die aan deze voorbereidende cursus wensen deel te nemen worden ve zocht zich vóór 20 April a.s. 'mondeling of schriftelijk aan te melden bij de Directeur van de school, Ravelijn ce Groene Jager 8 te Goes (tei. 2151), die gaarne alle gewenste in lichtingen verstrekt. Men wordt ve zocht bij de aanmelding op te geven: Naam, woonplaats, geboortedatum en vooropleiding. LAGERE LANDBOUWSCHOOL TE OUDELANDE. Toegelaten tot klas I: J. Boone, Hoedekenskerke; J. Bruijnzeel, F. de Koeijer. P. Malj aars, J. Paauwe, J. Walhout, Bors- se.'e; H. de Dreu, Eilewoulsdijk; P. Huissén, J. de Jonge, M. Murre, Baarland; H. Mol. Oudelande; J. Sinke, Wolf aartsdijk. Bevorderd van I naar II: E. Blok, W. de Kraker, C. Mol, W. de Visser, 's-Gravenpolder; P. de Broekert, A. Schipper. Oudelande; J. Hoekman, Terneuzen; L. Melio, J. Mol, J. Westveer, Driewegen; M. Kesselaar, Hoe dekenskerke; I. de Visser, Aagtekerke. Bevorderd van II naar IH: J. de Bart, Hoedekenskerke; J. v. d. Bosse, W. Otte, Driewegen; C. de Broekert, A. op 't Hof. P. Mol, Oudelande; C. Dekker, Borssele; F. de Pree, 's-Gravenpolder; S. Smallegange, Ellewouts- dijk. Eén leerling voorwaardelijk bevorderd. Bevorderd van III naar IV: C. v. d. Bosse, P. Göeree, W. Nljsse, G. van Oos ten, Driewegen; P. Dieleman, Ellewoutsdijk; A. Krijger, L. Nieuwenhuijse, J. Steketee, A. Zwee- mer, Borssele. Eén leerling niet bevorderd. De nieuwe cursus begint voor de eerste klas op 2 April a.s. Aanmeld.ng van leerlingen is nog mogelijk bij het Hoofd der School, B 6(>d té Oude lande. Vragen: 1. De wet spreekt van „verborgen gebreken". Kunnen de volgende gebreken tot vernietiging van de koop aanleiding geven? a. kwade droes; b. schurft; c. stille kolder; d. vallende ziekte; e. piepende damp of coi nage; f. dampigheid; g. maanblindheid; h. staar; L kribbebljten en luchtzuigen; j. steeg heid; k. tijdelijke verborgen kreupelheid. 2. Bestaan er in Nederland geen afzonderlijke wetten, betrekking hebbende op de paarden handel en worden paarden als „zaken" be schouwd en worden dientengevolge de gebre ken ook niet bij name in de wet genoemd? 3. Wanneer het paard ƒ200 of minder kostte- behoort dan de zaak voor het kantongerecht gebracht te worden; en wanneer de prijs boven 200 ligt, moet de zaak dan voor de rechtbank komen? En, in het laatste geval, moet dan een procoreus worden gesteld? 4. Moet de verkoper spoedig worden gedagvaard en de rechtsvordering binnen korte tijd plaats vinden? Is de veel genoemde „termijn van zes weken" maar een overlevering? M. L. M. te St. M. Antwoorden: 1. De genoemde ziekten kunnen koopvernietigen de gebreken zijn. Bij schurft lijkt mij dat in de meeste gevallen twijfelachtig. 2. Paarden worden als „zaken" beschouwd. Ge breken worden dus ook niet bij name in do wet genoemd. 3. Is mij. niet bekend. 4. Meestal gaat men er van uit, dat de rechts vordering binnen korte tijd, nadat de koper het gebrek had kunnen ontdekken, moet wor den ingesteld. Als plaatselijk gebruik geldt hier njcestal de termijn van zes weken. Dr. G. WAGENAAR.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1952 | | pagina 3