Veldinventaris De vergelingsziekte en onze voederbietenkuilen PROGRAMMA FISCAAL- VARIA I Inlevering Gerst, Haver en Tarwe. ZITDAGEN ZEEUWS VOORLICHTINGSINSTITUUT OP VERZEKERINGSGEBIED. (Z. V. V.) Door enkele leden is ons gevraagd een uiteen zetting te willen geven van de rol, welke de veld inventaris speelt of spelen kan t.a.v. de winst van een landbouwbedrijf. We zullen in het volgende trachten onze vraag stellers tevreden te stellen. We kunnen de veldinventaris omschrijven als de som der gemaakte kosten voor de te velde staande of althans de komende oogst. Als zodanig komen in aanmerking alle kosten welke aan een bepaalde kavel bouwland besteed zijn sedert roven oogst van het laatstvoorgaande gewas. Als kosten kunnen hier genoemd worden bewerkingskosten, van de grond (ploegen, eggen, etc.) zaaizaad en pootgoed, bemesting, lonen, sociale lasten en algemene kosten. De som van deze en dergelijke kosten vormen de veldinventaris. Het zal voor iedere landbouwer duidelijk zijn, dat het verre van eenvoudig is om precies vast te stel len hoeveel de opgesomde kosten hebben bedragen, waardoor dus de waardebepaling van de veldinven taris allerlei meer of minder moeilijke problémen aan de orde stelt. Voor de z.g. directe kosten schept de waardering niet zoveel moeilijkheden, maar zoveel te meer vpor .de z.g. indirecte- en algemene kosten. Het is niet onze bedoeling in dit artikel hierover verder uit te weiden. Onze lezers die hier voor voelen moeten maar eens trachten te berekenen welke de som der kosten is voor 1 ha tarwe, aard appels of suikerbieten b.v. per 1 Mei van enig jaar. Wat we thans onder het oog willen zien is de vraag, welke fiscale vraagstukken met deze veld inventaris verband houden. Om dit goed duidelijk te maken moeten we eerst even een terugblik werpen op de geschiedenis onzer Nederlandse fiscale wetgeving. Per 1 Mei 1915 kregen we hier te lande te maken met een directe belasting van het inkomen, de wet inkomstenbelasting 1914. Deze wet was op gebouwd op het z.g. bronnenfictiestelsel, d.w.z. zij belastte het inkomen met bepaalde bronnen en ging daarbij van de fictie (veronderstelling) uit, dat de op 1 Mei (de aanvangsdatum van het be lastingjaar) bestaande bronnen ook het gehele (volgende) belastingjaar zouden bestaan. Wie dus op 1 Mei van enig belastingjaar boer was op een bedrijf van b.v. 40 ha werd geacht deze bron van inkomen (dat bedrijf) dus ook het gehele komende jaar te zullen exploiteren. Over de opbrengst van dat komende jaar moest dan be lasting worden betaald. Aan dit systeem zit de moeilijkheid vast dat men dus in feite het inkomen moest vaststellen dat men in de toekomst zou ge nieten. Dit kwam dus neer op een schatting en leverde alle daaraan verbonden moeilijkheden en bezwaren op. Nu kwam de wet hieraan te hulp door te be palen, dat zij die per 1 Mei van het belastingjaar een bepaalde bron van inkomen reeds een vol jaar hadden geëxploiteerd de opbrengst van dat afge lopen jaar moesten opgeven. Zij die echter nog geen vol jaar hun bron van inkomen (b.v. land bouwbedrijf) exploiteerden moesten schatten. Dit systeem had eigenaardige, door vele land bouwers nooit goed begrepen gevolgen. Deze eigenaardigheden deden zich vooral voor in het eerste en in het laatste exploitatiejaar. Wij zullen dit met een voorbeeld toelichten. A. pacht per 1 November 1930 een akkerbouw bedrijf groot 40 ha. Tot 1 Mei 1931 heeft A. dan praetisch nog alleen kosten gemaakt en geen op brengst genoten. De fiscus eiste nu een berekening van de winst over de periode 1 Mei 1931 t/m 30 April 1932 en legde naar deze nog te maken winst een aanslag in de Inkomstenbelasting 1931/1932 op, die A. be talen moest, terwijl hij voor zijn gevoel nog niet anders dan Uitgaven had gedaan en kosten had gemaakt. De zaak werd er zeker niet duidelijker op als na verloop van één jaar het werkelijk winst cijfer over 1931/1932 weer dienst deed voor de aan slag Inkomstenbelasting 1932/33. Meermalen hebben wij de opmerking horen maken dat dit neerkwam op tweemaal belasting betalen. Stellen we nu voor dat A. zijn bedrijf reeds per 30 April 1935 verlaat en overdoet aan B. Wat is dan het geval? Per 1 Mei 1935. is de bron van inkomen het akkerbouwbedrijf gestaakt en bestaat dus voor A. niet meer. De volle bedrijfswinst viel nu buiten de Inkom stenbelasting, A. moest hierover niets betalen, ter wijl voor B. eenzelfde situatie bestond als voor A. per 1 Mei 1931 (zie boven). A. verkeerde dan ook niet zelden in de mening, dat hij over het eerste jaar tweemaal, over het laatste jaar in het geheel geen inkomstenbelasting betaalde. Nu zal de aandachtige lezer mogelijk denken, „maar waarom de zaak toch zo ingewikkeld maken, laat de fiscus wachten tot het jaar voorbij is en dan op grond der dan bekende werkelijke gegevens de winst bepalen en daarnaar de aanslag vaststellen". Een gedachte die beter lijkt dan ze is. Voor de fiscus moeilijk te aanvaarden, omdat het dan wel erg lang duurt eer hij de belasting gelden binnen heeft, voor de belastingschuldige bezwaarlijk, omdat hij dan steeds belasting be talen moet over een inkomen dat in het verleden ligt'.eh Jflbgejijkreed$ verteerd is:. Een gezonde gedachte van elk belastingstelsel is, de belasting over een bepaald inkomen, moet be taald worden uit dat inkomen en dus worden op gelegd in dezelfde periode als waarin dat inkomen genoten wordt. Mede op grond van deze overwegingen is in 1941 een ingrijpende verandering in ons belastingstelsel gebracht. Het Besluit Ink. Bel. 1941 brak met het bovengenoemde bronnenfictiestelsel en bracht ons het reëie-stelsel, d.w.z. een stelsël waarbij na af loop van het jaar het inkomen wordt bepaald waarover de belasting wordt geheven. Om nu aan beide bovengenoemde bezwaren tegemoet te komen en dus de fiscus tijdig aan de nodige belastinggelden te helpen en de belasting schuldige zijn belasting te doen betalen in het jaar waarin hij ook zijn inkomen genoot, werd o.a. ge bruik gemaakt van voorlopige aanslagen. Het gevolg van deze wijziging is echter zeer in grijpend. Zagen we boven dat A. die per 30 April 1935 zijn bedrijf overdeed aan B. van de volle winst van 1934/35 geen Ink. Bel. meer behoefde te be talen, onder de wet 1941 is dit geheel anders. Zou A. b.v. per 1 Mei 1952 zijn bedrijf eindigen, dan valt de volle winst over zijn laatste boekjaar onder de Ink. Belasting. Het is nu juist op dat punt dat de Veldinventaris mede een belangrijke rol gaat spelen. Na deze wat uitvoerige inleiding zullen we dit in een volgend artikel nader uiteenzetten. M. Zoals bekend moesten de telers die een kennis geving hebben ontvangen voor de verplichte inleve ring van gerst, haver en/of gemengd gewas (an ders dan met tarwe) van de oogst 1951 hun-desbe treffend product vóór 1 Maart 1952 bij een erkend graanhandelaar inleveren. Degenen, die nog niet aan hun leveringsplicht hebben voldaan, worden aangeraden hieraan alsnog ten spoedigste gevolg te geven. De telers van tarwe zijn verplicht vóór 1 Mei 1952 aan de voor de oogst 1951 geldende leverings verplichting voor dit product te voldoen. De bestrijding van ziekten en plagen is in de landbouw een belangrijke plaats gaan innemen. Het onderzoek naar de oorzaak en de wijze van op treden heeft in vele gevallen tot resultaat gehad, dat nu verschillende middelen en methoden met succes toegepast kunnen worden. De chemische producten nemen hierbij een belangrijke plaats in. Daarnaast zijn echter sommige cultuurmaatrege len of zelfs wijzigingen in de bedrijfsvoering van niet minder groot belang. Noemen wii slechts het schoonhouden van onze sloot- en greppelkanten. Dit zijn vaak broeinesten van ongedierte. Een andere smetstofbron, maar dan van iets andere aard, vormen onze voederbieten-kuilen. Hierin bevinden zich dit jaar namelijk veel bieten OOST ZEEUWS-VLAANDEREN. Maandag 17 Maart. Philippine: 9,30 uur, Markt. Sas van Gent: 10,30 uur, Zandstraat. Westdorpe: 11,30 uur, Café Gijsel. Overslag: 14 uur, J. de Cock. Hoek: 15,30 uur, P. Dieleman (Knol). Terneuzen: 17,30 uur, Veemarkt. Dinsdag 18 Maart. Kloosterzande: 8,30 uur, Hoftezandeplein. Lamswaarde: 9,30 uur, Dorpsherberg. Graauw: 10,30 uur, Verhage. Nieuw-Namen: 11,30 uur. Bij de kerk. Clinge: 14 uur, Maenhout. Hulst: 15 uur, Markt. St. Jansteen: 16 uur, Van Looy. Woensdag 19 Maart. Zaamslag: 8,30 uur, Hotel „De Appel". Stoppeldijk: 9,30 uur, C. de Cock. Hengstdijk: 10,30 uur, Dorp. Össenisse: 11,45, Dorp (toren). Axel: 14 uur, Markt. Zuiddórpe: 15 uur, BH de kerk. Koewacht:-16 uur, 't Zand. VERPLICHTE VOORJAARSSTIERENKEURINGEN 1952. ZUID-BEVELAND. Donderdag 20 Maart. 's-Heer Arendskerke: 8,30 uur, D. W. Lindenbergh. Heinkenszand: 9,30 uur, Dorpsherberg. Sinoutskerke: 11 uur, Van Liere. Nisse: 14 uur, Dorp. Overzande: 15 uur, Bij de toren. OOSTBURG: Woensdag 19 Maart in café „De Vuijst", vanaf 2 uur n.m. ST. MAARTENSDIJK: Donderdag 20 Maart in hotel „Hof van Holland", vanaf 10.30 uur. GOES: Iedere Dinsdag op het Landbouwhuis. Komt hier met uw vragen op het gebied van de oudendags voorziening, successie verzekering, stu die. en uitzetverzekering enz. die aangetast zijn door de vergelingsziekte. Op deze bieten komen luizen voor. Bij deze ontstaat in het voorjaar een gevleugelde generatie, die eerst op de bieten in de kuil leeft. Zodoende worden deze gevleugelde luizen smetstof dragers van de vergelingsziekte. Nu ligt het in de aard van het beestje om bij gunstige weersomstandigheden uit de kuil naar een perceel bieten te vliegen. Daar begint het weer te zuigen en besmet zo de jonge planten. Als wii nu weten dat in 1951 de vergelingsziekte ons per ha een paar ton bieten gekost heeft, dan moeten wij toch wel alles doen om te voorkomen dat die overgang van de kuil naar het v^d rfla^ts kan hebben. Dat wil zeggen: op het tijdsilp dat er zich reeds jonge bietenplanten op het land be vinden mogen geen voederbieten meer aanwezig zijn. Daartoe moeten wij voorkomen dat tot laat in het vooriaar de kuilen onopgeruimd bliiven. Dik wijls bliift er een hoop stro met hier en daar halve en rottende bieten ligeeo. Op deze opnieuw blad- vormende resten ontwikke7en de luizen zich. Bij voorkeur bevinden zij zich op deze jónge bla deren. Werden alle bieten nu zó ver gekopt dat er geen nieuw blad meer gevormd werd. dan waren wij al een heel eind in d£ goede richting. De houd baarheid zal hierdoor echter beduidend minder worden. Daarom moet geadviseerd worden om alle bieten en resten van bieten tijdig op te ruimen. Tijdig wil zeggen, zo vroeg mogelijk, maar in elk geval vóór 1 April. De gemengde bedrijven zouden er toe kunnen overgaan na deze datum uitsluitend kuilvoer aan het vee te verstrekken. De bieten bestemd voor het inkuilen van gras volgens de Hardeland-methode, beware men liefst afzonderlijk en zodanig dat het vormen van nieuwe bladeren tot een minimum beperkt blijft. Naast het opruimen van de kuilen neme men alle maatregelen die beogen vroeg een gesloten gewas te verkrijgen. P. VERHAGE. Kruiningen, 10 Maart 1952.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1952 | | pagina 4