De Coöperatieve
Centrale Raiffeisen-Bank
WAT
SAMENWERKING
VERMAG
Centrale kas van het Nederlandse landbouwcrediet
Steunpunt voor de agrarische export
Bij een beschouwing van het bankwezen in
Nederland moet een bijzondere plaats worden toe
gekend aan de Coöperatieve Centrale Raiffeisen-
Bank te Utrecht. Haa" inwendige organisatie, haar
verhouding tot de 733 coöperatieve boerenleen
banken en zelfs het uiterlijk van het bedrijf zijn
volkomen afwijkend van hetgeen men in het alge
meen aantreft bij de handelsbanken met filialen
en agentschappen.
De bezoeker van het gebouw aan de Kromme
Nieuwe Gracht wordt reeds dadelijk ge tronen
door het feit, dat op geen enkele wijze naar buiten
blijkt, dat hier een bankkantoor van grote lande
lijke betekenis is gevestigd.
De voor het publiek bestemde ruimten en afde
lingen blijken zeer beperkt te zijn en slechts zij,
die verder in het bedrijf doordringen, kunnen uit
de personeelsbezetting en de sterke differentiatie
van de werkzaamheden afleiden, dat de activiteit
van deze bank niet in de eerste plaats op „loket-
werk" is gericht, doch wel van belangrijke impor
tantie moet zijn.
Een geheel gemechaniseerde boekhouding, een
omvangrijke giro-, deviezen- en effectenafdeling
duiden op een grote omzet, doch daarnaast worden
afdelingen aangetroffen, die veeleer van organisa
torische aard zijn, zoals de afdeling Inspectie, de
juridische afdeling, de afdeling voor belasting
zaken en de afdeling voor centrale inkoop van kan
toorbehoeften en inventaris.
Hieruit blijkt het veelzijdig karakter van de
Coöperatieve Centrale Raiffeisenbank, kortweg de
Centrale Bank genoemd.
Zij is in feite een coöperatieve vereniging van
733 coöp. boerenleenbanken, die in hun centrale
bank een gemeenschappelijk steunpunt vinden bij
de uitvoering van hun bankbedrijf.
De Centrale Bank neemt de overtollige middelen
van de boerenleenbanken op of verstrekt gelden
aan deze leden-banken op grond van wederzijdse
credietovereenkomsten.
Zij fungeert als centraal giro- en deviezenkan-
toor, zij behartigt ce aan- en verkoop van effecten
voor de boerenleenbanken en verricht voorts alle
bankzaken voor haar leden-boerenleenbanken en
verdere cliëntèle.
Uit deze centralisatie van middelen vloeit een
der belangrijkste functies voort: de belegging van
gelden en de financiering van objecten van lande
lijke aard. Deze financiering beweegt zich bij
voorkeur op het terrein van de landbouw in de
ruimste betekenis van het woord, overeenkomstig
de roei steil'"PT van ie organisatie, zoals deze aan
stonds zal blijken. Men ziet dus enerzijds een bank-
teciiii.sCii-Oicigamsatie, die een vertakking heeft
over het gehele land met steunpunten in vrijwel
ieder dorp, doch ook met relaties over de gehele
wereld.
Anderzijds moge de nadruk worden gelegd op
het organisatorisch velband, dat het verschil met
het normale bankbedrijf accentueert. Voor een goed
begrip hiervan moge het doel van de coöperatieve
boerenleenbank in het kort worden beschreven,
zoals dit uit een ruim 50-jarige historie naar voren
komt.
DE EERSTE COÖPERATIEVE
BOERENLEENBANKEN.
De economische betekenis van de landbouw
heeft in de geschiedenis als regel slechts een zeer
matige erkenning gevonden, zodat er niet gedacht
we'd aan protectiemaatregelen toen ons land tegen
het eind van de vorige eeuw werd aangetast door
een agrarische crisis. De sterk toegenomen in
dustrialisatie en de grote verbetering der ver
keersmiddelen over de gehele wereld hadden een
internationale goederenmarkt in het leven geroe
pen, waarmede de Nederlandse boer noch met
kwaliteit, noch met prijs kon wedijveren.
Onbeperkte invoer van landbouwproducten
bracht daardoor een ongekende armoede op het
platteland, die velen de ogen openden voor de heer
sende achterlijke toestanden op het gebied van de?
bedrijfsvoering, maar ook bij de credietverstrek-
king.
Verbetering van de bedrijven eiste een doel
matig crediet en een opruimen van wantoestanden
en bestaande woekerpraktijken. Banktechnisch
kon aan die eisen moeilijk worden voldaan door de
verlangde looptijden van de vele kleine credieten,
door de g-ote spreiding, het bijzondere risico en de
geringe rentabiliteit van de boerenbedrijven, zodat
een uitweg werd gezocht in het systeem van Raif-
feisen.
Friedrich Wilhelm Raif feisen (18181888) was
in zijn hoedanigheid van plattelandsburgemeester
in Duitsland diep getroffen door de armoede en
ellen-'e in zijn gemeente cn hij trachtte de nood der
kleine boeren te lenigen door het stichten van lief
dadigheidsverenigingen.
Zijn eerste activiteit dateert van 1846, doch na
jaren van teleurstellingen en tegenslagen had hij
eerst in 1864 dc gedachten vorm gegeven, die de
basis zouden betekenen voor de latere coöpera
tieve boerenleenbanken. Hij was toen burgemees
ter van Heddesdorf (D.) en hier werd een crediet-
vereniging op onderlinge grondslag gesticht, die
als voorbeeld gold voor de elders op te richten
bank-verenigingen, die tenslotte over geheel Europa
als paddestoelen uit de grond rezen.
Toch zou het nog tot 1897 duren alvorens in ons
land we'd overgegaan tot oprichting van een boe
renleenbank naar het voorbeeld van Raiffeisen,
omdat velen twijfelden aan de levensvatbaarheid.
Dit eerste voorbeeld bleek de stoot te hebben
gegeven voor verdere activiteit en reeds in 1898
werd door de eerste boerenleenbanken de Centrale
Bank te Utrecht gesticht.
Door enig meningsverschil, o.a. omtrent de juri
dische vorm van de op te richten boerenleenban
ken, kwam kort daarna een tweede cent-ale te
Eindhoven tot stand, die op enkele statutaire pun-
ten van minder belang afwijkt van de Utrechtse
Centrale.
Beide Centrales hebben met kracht cn succes de
verdere oprichting van boerenleenbanken ter hand
genomen, zodat er thans in totaal 1316 boerenleen
banken zijn, waarvan er 733 bij Utrecht en 583 bij
Eindhoven zijn aangesloten.
Het totaal aantal is groter dan het aantal ge
meenten in Nederland.
Intussen bestaat sinds 1948 een samenwerking
tussen beide Centrale banken, die belichaamd wordt
in het N.V. Gemeenschappelijk Bankkantoor te
's-Gravenhare, welk bankkantoor de gemeen
schappelijke'belangen behartigt.
Het doel van de coöperatieve boerenleenbanken,
aangesloten bij de Centrale Bank te Utrecht,
wordt als volgt omschreven:
De verbetering en instandhouding van de be
drijven en de bevordering van de financiële belan
gen harer leden, in het bijzonder van haar leden,
die het landbouwbedrijf uitoefenen of daarbij zijn
betrokken.
SPAARGELDEN ALS GRONDSTOF VOOR
CREDIET VERSTREKKIN G.
Spaarders behoeven geen lid te zijn van de bank
en zij ve-schaffen de kapitalen, die voor de crediet-
verlening nodig zijn.
Aanvankelijk werd hiertegen geageerd door
theoretici, die de mogelijkheid ontkenden, dat met
,de spaargelden credieten op langere termijn wer
den gefinancierd, doch de ondervinding heeft ge
leefd, evenals bij de andere spaarinstellingcn, dat
spaargelden een zeer stabiel karakter hebben.
Dc geldnemer moet wel lid zijn van de coöpera
tieve vereniging, die de bank in stand hou rit en hij
draagt ve'antwoordelijkheid door een onbeperkte
aansprakelijkheid voor een eventueel tekort. Hier
door kon worden gesproken van een bijzondere
waarborg buiten het eigenlijke bankbedrijf, doch
nimmer in de historie werd een beroep gedaan op
deze aansprakelijkheid, terwijl de reserves in de
banken nog steeds toenemen.
Door een onbezoldigd bestuur en door een een-
voudig beheer zijn de kosten der boerenleenbanken
relatief zeer gering, winstuitkering bestaat in geen
enkele vorm, zodat men de mogelijkheden in han
den kreeg om te voldoen aan de credieteisen van
het landbouwbedrijf, die o.a. een alleszins redelijke
credietprijs inhouden.
Men kon de spaarder een goede rentevergoeding
geven, terwijl de spaarbank tevens een bron was
voor billijk geld.
Doch niet alleen de credietprijs is van belang,
maar vooral ook de doelmatigheid van het crediet,
waarmede het gericht moet worden op de bijzon
dere -eisen van land- en tuinbouw.
Juist daardoor is het oordcel van de plaatselijke
bestuurders van een niet te onderschatten belang.
Toegepaste wetenschap in het landbouwbedrijf
en credietverbetering hebben de kluisters van een
armelijk bestaan kunnen verbreken en de Neder
landse producten een nieuwe en sterkere plaats
op de wereldmarkt kunnen geven. En als hier het
woord landbouw wordt gebruikt dan zij dit een
aanduiding voor een bodemcultuur, die in Neder
land dank zij klimaat en st-uctuur van de grond
en dank zij een veelzijdig initiatief in talrijke varia
ties voorkomt, zoals akkerbouw, veeteelt, grove
tuinbouw, fijne tuinbouw (glascultures), fruitteelt,
bloemencultuur enz.
Ten nauwste in verband hiermede staan de orga
nisaties voor de verkoop, verwerking en verzen
ding der producten, zoals coöperatieve veilingen,
zuivelfabrieken graanmaalderijen, suikerfabrie
ken en vele andere verschijningsvormen van ge-
meenschappelijke ondernemingszin en risico. En
steeds weer vindt het coöperatieve landbouwcre
diet hier een vruchtbare functie.
GROEIENDE BETEKENIS NA DE
OORLOG.
Zo is een krachtig en wijd vertakt financieel
weefsel ontstaan, dat m zijn groei tevens aan ver
trouwen won en de coöperatieve boerenleenbank
maakte tot een financieel centrum op het platte
land.
Vooral de jaren na de tweede wereldoorlog
hebben een nieuwe stimulans gebracht en een
intensiever geldverkeer, zodat tal van nieuwe
zaken behartigd moesten worden, hetgeen de be-
tekenis der coöperatieve boerenleenbanken belang-
riik heeft versterkt.
Per 31 December 1949 kunnen b.v. de volgende
cijfers worden genoteerd voor de gezamenlijke
Nederlandse boerènleenbanke n, aangesloten bij de
Centrales te Utrecht en Eindhoven:
Aantal leden
Aantal spaarders
Totaal eer gedeponeerde gelden
(spaargelden en rekening-courant
gelden)
Totaal der uitstaande gelden (cre
dieten en leningen)
273.687
1.204.000
1.865.000.000
363.450.000
Mogen wij iets uitvoerig de positie van de coö
peratieve boerenleenbank hebben belicht, dan
dient dit slechts tot een beter begrip van het wezen
van de Centrale Bank. Immers de boe-enleen-
banken zijn de leden van de Coöperatieve Centrale
Raiffeisen Bank en hun arbeid en betekenis be
paalt tevens de omvang en de werkwijze van de
Centrale Bank.
Enerzijds wordt de taak van de Centrale Bank
derhalve gevormd door haar organisatorische
werkzaamheden: het beheer en de belegging der
overtollige kasmiddelen van de boerenleenbanken,
de controle op de administratie van de leden
boerenleenbanken, toezichtop het beheer en de
credietve'strekking dezer banken, het geven van
leiding en adviezen op ieder gebied, dat verband
houdt met het boerenleenbankbeirijf, zoals beleg
gingen, aan- en verkoop van effecten, inrichting
van ^ebouwen en kantoren, het verzorgen van de
propaganda, etc.
Daarnaast heeft de Centrale Bank haar taak als
zelfstandig bankbedrijf, dat ook weer in dienst
staat van de aangesloten boerenleenbanken, doch
dat vooral langs grotere en ook internationale
lijnen de belangen van de Nederlandse landbouw
dient.
Haar functie als centrale kas gaf haar de mid
delen voor ern landelijke activiteit, waardoor zij
mede optreedt als verbindingsschakel tussen geld
markt en boerenleenbanken.
Als centraal girokantoor lopen de binnen- en
buitenlandse betalingen over de Centrale Bank.
De giro-afdeling legt daardoor vele verbindingen
tussen de binnenlandse cliënten en instellingen,
doch onderhoudt ook de relaties met tal van bank
instellingen en cliënten in het buitenland.
Bij vele banken in het buitenland zijn accredi-
tieven geopend, waardoor ten behoeve van im- en
export de nodige bankgaranties kunnen worden
gesteld.
Waar de bekende Nederlandse producten op het
gebied van landbouw, tuinbouw, veeteelt en zuivel
thans weer hun weg over de gehele wereld vinden,
daar tracht de Centrale Bank met haar export
financiering deze handel te bevorderen.
Het m )ge door deze korte beschouwing duidelijk
zijn geworden, dat mede door de organisatie van
het coöperatief landbouwcrediet de Nederlandse
landbouw zichzelf heeft kunnen verheffen uit een
depressie-toestand. Maar dat het ook mogelijk
is geworden de basis te leggen voor een specialisa
tie en veredeling van producten, die een ongekende
hoogte heeft bereikt en de Nederlandse boer, kwe
ker en veefokker een goede naam op de wereld
markt heeft bezorgd, zij het niet in kwantiteit, dan
toch wel in kwaliteit.
Het is tenslotte merkwaardig vast te stellen, dat
de crediet-coöperaties minder dan andere instel
lingen de terugslag ondervonden van crisistoestan
den, zoals in de jaren na 1929.
Gezamenlijke reserveringen en spreiding over
gebieden van verschillende economische trefbaar-
heid gaven het geheel een grote-e stabiliteit en
tevens de krachten voor een sneller herstel. Van
velerlei aard zijn thans nog de moeilijkheden, die
de export ondrrvin 't, vooral ten aanzien van
Duitsland, het natuurlijke achterland van de Neder
landse land, on tuinbouw.
De na-oorlogse ontwikkeling en de groeiende
productie- en exportcijfers doen evenwel de hoop
levendig worden, dat een bestendiging van de af-
zet en een versterking van de b*nd met de buiten
landse afnemer niet onmogelijk behoeft te zijn.
Hetgeen tevens het st-even bepaalt van de Coöpe-
ratieve Centrale Raiffeisenbank.