ZITDAG BOEKHOUDBUREAU.
FILMAVONDEN.
JONGE LANDBOUWERS
SPRANG-CAPELLE.
WELKE WAARDE HEEFT HET
ONDERZOEK VAN KUILVOER EN
HOOI VOOR DE BOER?
TUINBOUWTEELTREGELING 1952.
AANVRAGEN GROENTENTEELT.
DENKT U AAN DE WOORDEN VAN
DE MINISTER VAN LANDBOUW?
SA»S»WV
NIEUWENDIJKDonderdag 17 Januari, 10—11%
uur, Café Van den Heuvel.
1
Afdeling Woudrichem. Filmavond met causerie
op Woensdag 16 Januari a.s., des avonds 7 uur, in
het verenigingsgebouw te Oudendijk.
Vertoond zullen o.a. worden films over de ver
richtingskeuringen van het tuigpaard, fruitteelt,
de inpoldering van de Noordoostpolder, onze sol
daten over zee en volk van Canada.
Afdeling Zevenbergen. Filmavond met causerie
op Donderdag 17 Januari a.s., des avonds 7 uur,
in Hotel Tholenaar te Zevenbergen.
Vertoond zullen o.a. worden films over de inpol
dering van de Noordoostpolder, de Ned. pootaard-
appel, volk van Canada, onze soldaten over zee en
enkele culturele films.
Zowel leden als belangstellenden zijn voor beide
avonden van harte welkom.
TE
De vereniging van Jonge Land- en Tuinbouwers
te Sprang-Capelle e.o., houdt op Donderdag 17
Januari a.s., een algemene vergadering in het café
van de heer Baggerman te Vrijhoeve-Capelle waar
in als spreker hoopt op te treden de Weled. heer
Schroder van de Coöp. Raffeisenbank Utrecht die
zal spreken over het Boerenleenbankwezen.
Ook de leden der C.L.A.V. te Sprang-Capelle
worden bij deze uitgenodigd, deze vergadering bij
te wonen om wat meer op de hoogte te komen van
het Boerenleenbankwezen.
Aanvang des avonds 7 uur.
Nu de laatste stoppelgewassen zoals knolgroen,
lupinen enz. het land hebben geruimd, worden de
voorraden ruwvoer, welke als gevolg van de regen-
rijke zomer op vele bedrijven in voldoende mate
aanwezig zijn, aangesproken.
Naarmate de kuilen meer of minder zijn ge
slaagd, verspreiden de opengemaakte kuilen of
silo's een frisse ofwel een onaangename geur. Dit
is niets nieuws, want zo was het ook verleden jaar
en de jaren daarvoor.
Het aantal kuilen met de onaangename geur,
welke wordt veroorzaakt door afbraak van het
waardevolste bestanddeel n.l. het eiwit, wordt ech
ter jaarlijks kleiner.
In de afgelopen week namen wij op één dag elf
kuilmonsters welke bestemd waren voor onder
zoek. Toen wij 's avonds met de bus huiswaarts
keerden, viel het ons op, dat de passagiers ons niet
meer ruimte verschaften als voor een staanplaats
nodig is. Met onfeilbare zekerheid kon ik hieruit
afleiden, dat alle kuilen welke die dag bemonsterd
waren, zonder uitzondering geslaagd waren.
De monsters waren dan ook alle afkomstig van
gehakselde kuilen met toevoeging.
Wanneer de uitslagen van kuilmonsters met een
pH van 4.2 of lager met elkaar vergeleken worden,
dan blijkt dat er bij deze kuilen onderling een groot
verschil is in het gehalte V.R.E.
Het gehalte varieert van 1 tot 3 V.R.E. in het
product. Bij de ingestuurde hooimonsters zijn de
verschillen in eiwitgehalten nog groter. Tot op
heden zijn van de ingestuurde gras-hooimonsters
24 uitslagen bekend. Het gehalte V.R.E. bedroeg
in de slechtste partij 1% in de beste partij
10,3 De Z.W. varieerde van 20 tot 37. Het ge
middelde V.R.E.-gehalte bedroeg 4.7 de
Z.W. 27.
Wanneer men bedenkt dat deze hooimonsters
afkomstig zijn uit de praktijk, verdeeld over het
ambtsgebied van W.-Brabant van de R.L.V.D. dan
stemt dit tot nadenken.
Het opmaken van voederrantsoenen aan de hand
van het bekende veevoedernormenboekje van het
Centraal Veevoederbureau zal, wanneer het vee
voeder niet is onderzocht dan ook dikwijls teleur
stellingen geven.
Wanneer bijvoorbeeld twee rantsoenen worden
opgemaakt in het eerste geval met hooi van 1.5
V.R.E. en in het tweede geval met hooi dat 10.3
V.R.E. bevat, dan moet in het eerste rantsoen 7 kg
hooi opgenomen worden tegenover in het andere
rantsoen 1 kg om evenveel V.R.E. te hebben.
Men kan nu wel aanvoeren dat dit een extreem
geval is, maar uit het onderzoek is toch duidelijk
gebleken, dat variaties van 3% tot 6 V.R.E. heel
normaal zijn en dat in alle gevallen de veehouder
zeer dikwijls meent te beschikken over hooi van
goede kwaliteit.
Wanneer hooi met een V.R.E.-gehalte van 3%
een opbrengst geeft van 5000 kg per ha in één
snede, dan wordt 175 kg V.R.E. verkregen. Hooi
met een gehalte van 6 V.R.E. geeft bij een op
brengst van 4000 kg per ha echter 240 kg V.R.E.
In het laatste geval is de opbrengst 85 kg hoger.
Deze 85 kg V.R.E. zit ook in 340 kg rundveemeel C,
dat ongeveer op bon ƒ40 per 100 kg kost. Het
directe voordeel in geld bedraagt dus 136.
Men kan ook nog de volgende vergelijking maken.
Wordt in het rantsoen 6 kg hooi opgenomen van
3% V.R.E., dan bevat deze 6 kg 210 gram V.R.E.
Is er echter hooi met een V.R.E.-gehalte van 6
dan is de totale hoeveelheid eiwit 360 gram of 150
gram meer dan in het eerste rantsoen. Dit meer
dere eiwit is voldoende voor de productie van 2% 1
melk.
Wanneer er 10 koeien op het bedrijf aanwezig
zijn, kan er per dag met hetzelfde grondrantsoen
25 1 melk meer geproduceerd worden met hooi van
6 V.R.E., in plaats van met hooi met 3%
V.R.E.
Aan de hand van bovenstaand voorbeeld is het
duidelijkt dat het samenstellen van rantsoenen eco
nomisch nadeel kan opleveren als de voederwaar
den van ingekuilde ruwvoeders en het hooi niet
bekend zijn. Voor bieten en pulp is dit niet zo door
slaggevend, daar de cijfers aangegeven in het voe-
dernormenboekje, nooit zo ver afwijken met de
werkelijkheid.
Wordt echter hooi of kuilvoer te hoog gewaar
deerd, dan is met de krachtvoeraanvulling, de
maximale melkgift niet te bereiken, zodat de
koeien zullen vermageren.
Wordt daarentegen te laag gewaardeerd, dan
ontvangt het dier te veel eiwit. Het gevolg is dat
het dier last krijgt van diarrhee en het overtollig
eiwit, dat zo schaars is en zoveel geld kost, ge
deeltelijk ongebruikt het lichaam verlaat.
Al deze moeilijkheden zijn te voorkomen door
het hooi en het kuilvoer op voederwaarde te laten
onderzoeken.
De kosten van het -onderzoek bedragen per mon
ster ongeveer ƒ7,50. Dit bedrag kan op één dag
bij 'n behoorlijke veestapel worden terugverdiend.
Verder verschaft het onderzoek een beter inzicht
ten aanzien van de meest geschikte maaidatum van
gras, dat bestemd is voor kuil- of hooiwinning.
Het spreekwoord „boeren met oordeel is boeren
met voordeel" past ook in de volgende zin.
Voeren met oordeel is veehouden met voordeel.
Welnu laat naast het kuilvoer, zeer zeker het
hooi onderzoeken. Vooral nu het hooi een steeds
groter wordende plaats in het grondrantsoen gaat
innemen, wordt het noodzakelijker om te weten
welke voederwaarde het hooi bevat.
De opgave tot monstername kan geschieden bij
de rayonassistenten van de Rijkslandbouwvoor-
lichtingsdienst, welke wel voor verdere afwerking
zullen zorg dragen.
Zevenbergen, December 1950.
M. MULDERS,
Hoofdassistent voor Voeder en Weidebouw.
v-
Ten aanzien van de tuinbouwteeltregeling 1952
wordt het volgende medegedeeld.
1. Blijvende vergunningen.
De voor 1951 geldende blijvende vergunningen
met opdruk '50 zullen ook voor 1952 geldig blijven.
2. Aanplant-vergunningen boomgaarden.
Een aanplant-vergunning voor boomgaarden zal
in de toekomst ook worden gegeven wanneer aan
vrager de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt, tot het
stichten van een zelfstandig bedrijf overgaat en
zowel theoretisch als practisch voldoet aan de daar-
voor gestelde eisen. Dit in tegenstelling met vroe
ger bestaande voorschriften waarbij de leeftijd van
aanvrager op 24 jaar was vastgesteld.
3. Fruit, dat vrij mag worden geteeld.
De teelt van hazelnoten, walnoten, kastanjes,
Amerikaanse blauwbessen, bramen, bosbessen en
mispels is voortaan geheel vrij. Men behoeft hier.
voor dus niet meer erkend te zijn als aange
slotene B.
4. Bijzondere vergunningen.
Alle bijzondere vergunningen, uitgereikt in 1951,
komen per 1 Januari 1952 te vervallen. Voor het
teeltjaar 1952 kunnen wederom bijzondere vergun-
ningen worde:, aangevraagd voor de teelt van aard
beien, vroege aardappelen met en zonder nateelt
en spruitkool.
Aardbeien.
Degenen, die het vorig jaar een bijzondere ver
gunning voor aardbeien hebben gehad, zullen door
middel van een aan hen gericht schrijven in kennis
worden gesteld hoe door hen moet worden ge
handeld.
Degenen, die nog nooit een bijzondere verguning
voor aardbeien hebben gehad en in 1952 aardbeien
op bijzondere vergunning willen telen, kunnen hun
aanvrage daartoe indienen bij de bureauhouder van
het district.
Vroege aardappelen.
Men onderscheidt bijzondere vergunning voor
vroege aardappelen met nateelt en bijzondere ver
gunning voor vroege aardappelen zonder nateelt.
Voor een bijzondere vergunning voor vroege aard
appelen met nateelt komen uitsluitend in aanmer
king aangeslotenen A wier totale bedrijfsgrootte
maximaal 5 ha bedraagt. Als nacultuur mogen
slechts worden geteeld spruiten, bonen en bloem
kool.
Bedrijfsgenoten A met een bedrijf groter dan 5
ha en niet aangeslotenen A (landbouwers) komen
slechts in aanmerking voor een bijzondere vergun
ning zonder nateelt.
Aanvragen voor bijzondere vergunningen voor
vroege aardappelen moeten vóór 15 Februari 1952
bij de bureauhouder worden ingediend.
Wij willen hier nog wijzen op de „Wet Bestrijding
Aardappelmoeheid", welke hierop neerkomt dat
een wisselteelt van aardappelen van 1 op 3 jaar
moet worden toegepast, zodat niemand meer dan
gemiddeld deel van zijn bouwland1 met aard
appelen kan betalen.
Spruitkool.
Ook voor spuitkool kunnen wederom bijzondere
vergunningen worden aangevraagd. De teelt van
spruiten leent zich bijzonder voor bedrijven waar
het schonen door eigen werkkrachten kan worden
verricht. Aanvragen voor een bijzondere vergun
ning moeten bij de plaatselijke bureauhouder wor
den ingediend.
Later zal worden medegedeeld of en tot welke
oppervlakte spruiten kunnen worden toegewezen.
Aangezien de te verdelen oppervlakte beperkt is,
radén wij een ieder, die zich voor deze teelt inte
resseert aan, de aanvrage ten spoedigste in te
dienen.
Tilburg, 2 Januari 1952.
De Voedselcommissaris voor Noord-Brabant,
L. F. A. VAN AGTMAAL.
Aan belanghebbenden wordt medegedeeld, dat
de data tot wanneer aanvragen op het gebied van
groententeelt kunnen worden ingediend, als volgt
zijn vastgesteld.
De aanvragen erkenning bedrijfsgenoot A, al of
niet met aanvrage toewijzing teeltrecht: 1 Februari
1952.
De aanvragen erkenning bedrijfsgenoot B, al of
niet met aanvrage aanplant boomgaard: 1 Maart
1952.
De aanvragen overschrijving teeltrecht: 15 Maart
1952.
Aanvragen, die verband houden met algehele
bedrijfsoverdrachten als gevolg van overlijden of
andere bijzondere omstandigheden kunnen het ge-
hele jaar worden ingediend.
Tilburg, 2 Januari 1952.
De Voedselcommissaris voor Noord-Brabant,
L. F. A. VAN AGTMAAL.
Het wordt voor de boer op het gemengde bedrijf
de hoogste tijd het bouwplan 1952 definitief vast
te stellen. Verder moet hij, evenals zijn collega op
het weidebedrijf, thans een weideplan uitwerken.
Als het weer en de tijd uitvoering toelaten, moeten
beide plannen geheel klaar zijn. Stelt dit niet
langer uit!
Voor elke boer is het van het grootste belang
zich de woorden van onze Minister van Landbouw
goed te herinneren: Voor de winter 1952/1953
zijn de vooruitzichten wat betreft de krachtvoer-
voorziening uiterst, uiterst somber!
Een verstandige boer knoopt zich deze woorden
goed in het oor en tracht van de hem beschikbare
grond de maximale voederproductie te halen.
Werkt het weer dan niet erg tegen, dan zal het
veelal mogelijk zijn ook in de komende winter nog
rond te komen. Overlegt Uw bouw- en/of weide-
plan eens met de assistent van de Landbouwvoor-
lichtingsdienst; misschien kan hij U nog waarde-
volle aanwijzingen verstrekken.