BELANGRIJK RAPPORT d
Machinaal
melken
landSouüDvcorlicfïfincjsóiQnst
cffiaóio
over de
Door de commissie
4
voorgestelde veranderingen
DE BESTRIJDING VAN
ABORTUS BANG.
Om de medezeggenschap van de georganiseerde
landbouw in de landbouwvoorlichtingsdienst in een
tastbare vorm om te zetten, meent de commissie
dat Raden van Landbouwvoorlichting in het leven
geroepen moeten worden, die elk een provincie als
werkgebied hebben. Landelijk zouden deze Raden
dan samengebundeld moeten worden in een Cen
trale Raad van Landbouwvoorlichting.
In de provinciale Raden zullen dan enerzijds de
in de provincie werkzame consulenten en de daar
mee gelijk te stellen ambtenaren van Rijksdiensten,
en anderzijds de vertegenwoordigers van de stands
organisaties zitting kunnen nemen.
Als taak van de Raden kan men zich in de eerste
plaats denken het opstellen van een algemeen plan
voor de landbouwvoorlichting in de provincie.
De definitieve vormgeving behoeft hier niet bij
betrokken te worden, daar dit uiteraard aan de af
zonderlijke consulenten overgelaten kan worden.
Bij het opstellen van deze plannen moeten de
sanering van het kleine boerenbedrijf, alsmede de
zorg om een plaats te zoeken voor de vele jonge
boeren, een aparte plaats innemen naast de
algemene plannen om de landbouw te verbeteren.
Indien nu deze provinciale Raad tot een conclu
sie zou komen die onaanvaardbaar is voor de land
bouwvoorlichtingsdienst, dan zou dit geval voor
gelegd moeten worden aan de Centrale Raad voor
Landbouwvoorlichting, die bij gelijkblijvende moei
lijkheden zich tot de Minister zou kunnen wenden.
Consulenten en organisaties zouden zo vruchtbaar
samen kunnen werken bij het opstellen van de
plannen en het bespreken van de wijze van uit
voering.
Uit deze Raad kan een dagelijks bestuur gekozen
worden dat het eigenlijke werkcollege vormt en
voorbereidend werk kan verrichten voor de verga
deringen als ook het bijeenbrengen van gegevens,
het formuleren en funderen van bij de Raad aan
hangig gemaakte voorstellen, en het zelf opstellen
van plannen.
Ook de nadere regeling van het onderzoek kan
door het dagelijks bestuur van de Raad, in overleg
met de betrokken consulenten, nader geregeld wor
den. Dit werkcollege verzamelt dus wel gegevens
en formuleert dus tenslotte de door de Raad uitge
sproken oordelen in conclusies, doch laat het uit
dragen hiervan en het doen doorwerken in de prak
tijk verder geheel aan de voorlichtingsdienst zelve
over.
De te grote centralisatie van de landbouwvoor
lichtingsdienst vormt wel één van de belangrijkste
fundamenten van de bezwaren, zodat aan de oplos
sing van de hieraan verbonden problemen alle aan
dacht wordt besteed.
Als de voornaamste taak van de voorlichting
zal ten allen tijde gezien moeten worden de verbin
ding zijn tussen enerzijds de wetenschap die nieuwe
bronnen aanboort, en anderzijds de praktijk die
moet leren om deze stroom op goede wijze over de
akkers heen te leiden. Daartoe moet deze dienst
in de eerste plaats onafhankelijk zijn en vrij zijn
om te bepalen in hoeverre en op welke wijze zij
gebruik wenst te maken van algemeen erkende, en
wetenschappelijk juiste richtlijnen. In de gegeven
omstandigheden moet dan beslist worden of deze
richtlijnen kunnen leiden tot een intensief en ratio
neel bodemgebruik en of hierdoor het hoogst moge
lijk effect bereikt zal worden.
Het werk moet daarom zeer sterk worden afge
stemd op de noden en behoeften van de streek en
haar bedrijven. Met behoud van de centrale leiding
in de vorm van de Directeur-Generaal en zijn staf
zal het werk zoveel mogelijk gedecentraliseerd uit
gevoerd moeten worden.
Volgens de commissie houdt dit o.a. het volgende
in:
1°. bij de verdeling der middelen hebben de ge
westelijke diensten voorrang.
2*. het eigen onderzoek aangepast aan de behoef
ten van de streek moet voorrang hebben boven
het meer algemeen ingestelde onderzoek.
3\ de consulent moet niet te veel belast worden
met neventaken (centrale opdrachten, verrich
ten controlewerkzaamheden, houden enquêtes)
en moet kunnen beschikken over een aantal
wetenschappelijk gevormde hulpkrachten als
ook een eigen uitrusting.
Hiertoe zal ieder groter landbouwgebied moeten
kunnen beschikken over een streekproefstation, dat
niet alleen het normale routine-onderzoek kan ver
richten, doch ook in staat is om meer ingewikkeld,
met de streek samenhangend, onderzoek te ver
richten. Een dergelijk proefstation moet naar
boven nauw verbonden zijn met de centrale insti
tuten voor toegepast wetenschappelijk onderzoek.
De band met de voorlichting moet echter ook zeer
nauw zijn; de directeur en het personeel moeten
a. h. w. deel uitmaken van de voorlichtingsdienst
en zich wanneer zich een probleem voordoet direct
ter plaatse hiervan op de hoogte stellen. De spoe
dige behandeling en de goede oplossing zal hier
zeker mee gediend worden.
In totaal stelt de commissie voor een 8-tal van
deze streekproefstations, te stichten in gebieden die
door hun grondsoort en bedrijfstype ongeveer een
eenheid vormen. Zodat ook het Zuidwestelijk zee
kleigebied in deze als een eenheid gezien kan wor
den en over een dergelijk proefstation zou moeten
kunnen beschikken.
Ook een proefboerderij wordt door de commissie
tot de noodzakelijke uitrusting van de voorlich
tingsdienst gerekend, terwijl daarnaast ook demon-
stratiebedrijven voor bijzondere doeleinden zeer ge
wenst geacht worden voor het nemen van proeven
en het maken van bedrijfsstudies binnen het land
bouwbedrijf.
Teneinde de technische en economisch^ ontwik
keling van de landbouw ter hand te nemen is een
vakbekwame landbouwer een eerste vereiste. Daar
toe moet niet alleen aan de jongeren een goede
Het is niet onze bedoeling om propaganda voor
machinaal melken te maken. Het aantal koeien is
in Zeeland per bedrijf meestal te klein om ren
dabel te kunnen werken. Plet blijft dan per koe
altijd duur. Heeft men geen goede melkers en kan
men ze niet krijgen, dan kan de machine de zaak
wat vergemakkelijken. Men moet hierbij echter
steeds bedenken, dat alleen goede handmelkers,
goed met de machine kunnen melken.
Goed machinaal melken wil zeggen: de grootst
mogelijke hoeveelheid melk winnen en dan van
bacteriologisch goede kwaliteit.
Bij het machinaal melken worden nogal eens
fouten gemaakt, vooral in de tijd, dat de koeien
bijna droog staan. Wanneer er slechts 2 a 3 koeien
zijn, die weinig geven, kan men eigenlijk veel
beter een paar weken met de hand melken. Het
gaat net zo vlug en men behoeft dan niet de ma
chine in elkaar te zetten en na het melken schoon
maken. Rekent men alle tijd, die hiervoor nodig
is, en de tijd van het melken erbij, dan zal de tijd
bij 2 a 3 koeien die bijna droog zijn, langer zijn dan
die, welke nodig is om de beesten met de hand te
melken. Men heeft dan het voordeel, dat men
geen fouten maakt, als men tenminste met de hand
goed melkt. In elk geval doet men zeer verstandig
in zo'n geval nooit meer dan één apparaat te ge
bruiken.
De fouten, die nogal' eens gemaakt worden, zijn
de volgende.
1- Bij koeien, die slechts weinig melk meer geven
laat men het apparaat gemakkelijk te lang aan
staan. Daarin schuilt gevaar voor het inwen
dige uierweefsel, omdat dan aan de lege uier
gezogen wordt.
2. De voor-behandeling is vaak onvoldoende,
soms laat men die geheel achterwege.
Er zijn wol enkele koeien, waarbij de voor
behandeling niet zo nodig is. Deze laten b.v. de
melk al schieten, zodra de motor aangezet is, ofwel
als aridere geluiden hun gehoor er op attent ma
ken, dat er gemolken zal werden. Dit zijn echter
uitzonderingen. Bij de meeste koeien is dit niet
het geval, en duurt het vooral aan het einde
der melkperiode vrij lang voordat de melk „los"
komt. Het is daarom zeer wenselijk een goede
voorbehandeling toe te passen. Deze kan bestaan
uit het zacht wrijven van de uier met een schone,
droge, wat ruwe doek. Wil men het liever met wat
lauw-warm water doen, dan is daar geen bezwaar
tegen, als men op stal melkt en de doek geregeld
goed gewassen wordt, zodat zij fris blijft. Worden
de koeien buiten gemolken, dan koelen de natte
uiers in deze tijd veel te snel af en is „nat" dus
niet aan te bevelen.
Deze voor-behandeling is bij de meeste koeien
noodzakelijk, om de melk goed „los" te krijgen.
Het moet echter steeds gebeuren net vóór het
apparaat aangezet wordt; ongeveer 1 minuut.
technische vorming gegeven worden, doch deze
moet ook op latere leeftijd worden voortgezet.
Om dit te bereiken moet de consulent voortdu
rend een nauw contact met de boeren onderhouden
door het houden van lezingen, het leiden van de
monstraties en excursies, het bezoeken van bedrij
ven, het bijwonen van vergaderingen.
Hierbij moet hij niet te veel worden afgeleid door
andere taken zoals het werk voor centrale instan
ties en werkzaamheden van intern-organisatorische
en administratieve aard.
Dit intensief contact met de praktijk wordt ech
ter tegengewerkt door de grote oppervlakte en het
grote aantal bedrijven van de huidige ambtsgebie
den. Vandaar dat de commissie voorstander is van
een geleidelijke inkrimping van deze gebieden.
Bij een technisch goed geschoolde boerenstand
zal de voorlichting door de assistenten met een
middelbare opleiding wel eens tekort kunnen schie
ten, vooral als deze in de eerste plaats als raad
gever en dan pas als helper van de boer worden
gezien. Ondanks alle goede bedoelingen zal de
assistent als adviseur wel eens kunnen falen, om
dat hij tegenover de technisch goed gevormde boer
aan gezag tekort schiet. De opengevallen plaatsen
zouden daarom door consulenten en andere weten
schappelijk gevormde krachten ingenomen moeten
worden.
Deze zienswijze heeft geen betrekking op die ge
bieden waar het technisch peil der boeren nog op
een lage trap van ontwikkeling staat, omdat hier
de assistent een nog veel meer omvattende rol kan
spelen.
Ook hier zou echter een verdergaande splitsing
van de consulentschappen op zijn plaats zijn.
Uitdrukkelijk verklaart de commissie nog dat
deze gedachtengang niet ontstaan is doordat zij
ontevreden zou zijn over de ijver en ambitie waar
mee de meerderheid der assistenten het werk ver
richt.
Dit rapport is voor belangstellenden die lid
zijn van een standsorganisatie te verkrijgen tegen
betaling van 1,
Fout is het dus: eerst alle koeien vóór-behandelen
en pas daarna alle melken.
3. De melktijd is soms veel te lang. Als melktijd
moeten we beschouwen: de tijd, die ligt tussen
het voor-behandelen en het einde van het
namelken. Alle onderdelen: voor-behandelen,
wegmeiken eerste stralen, 1 minuut wach
ten, aanzetten machine en namelken, moeten
voor elke koe achterelkaar worden afgewerkt.
Sommigen hebben de onjuiste gewoonte eerst
b.v. alle 4 de koeien voor-behandelen, dan alle
4 melken en eerst daarna gaan ze namelken.
Het is dan soms 10 a 15 minuten geleden, dat
de koe de melk liet schieten. In zo'n geval is
het gevaar zeer groot, dat bij het namelken de
melk niet meer „los" is. Men kan dan nog wel
enkele stripjes krijgen, doch de melk, die nog
in het inwendige van de uier (de melkblaasjes
en fijnere kanaaltjes) aanwezig is, zal dan niet
meer uitgemolken kunnen worden.
Men verliest dus melk en wel de allervetste.
Bovendien zal hierdoor de melkgift sneller ach
teruit gaan, terwijl de kans op uiergebreken sterk
toeneemt. Hoe beter nagemolken wordt, hoe lan
ger de koe aanhoudt met melkgeven en dus hoe
groter de productie per jaar.
Ook om deze reden kan men, bij slechts enkele
bijna drooggaande koeien, veel beter met één ap
paraat melken. Men kan dan gemakkelijker doen,
zoals het moet en hierboven is aangegeven. Er is
dan ook maar één apparaat te reinigen.
Over reinigen gesproken: op dat punt worden
ook nogal wat fouten gemaakt, maar daarover een
andere keer eens.
De Hoofd-Ass. bij het Rijkszuivelconsulent-
schap voor Zeeland,
W. SIETEMA.
Teneinde een doeltreffende bestrijding van de
ziekte mogelijk te maken, zal de Directeur van de
Rijksseruminrichting te Rotterdam, de heer G. M.
van Waveren, in een radiocauserie, welke zal wor
den uitgezonden op Maandag 14 Januari 1952, des
avonds van 19.4520.00 uur over Hilversum I,
spreken over de aard en de verschijnselen van deze
ziekte en daarbij tevens aangeven, welke maat
regelen hiertegen moeten worden genomen.
De uitzending is voorbereid door de Afdeling
Voorlichting van het Ministerie van Landbouw,
Visserij en Voedselvoorziening.