n Pension an en minder belasting! de NATIONALE levensverzekering-bank n.v. Een voordeel van een kapitaalverzekering, voorzien van de lijfrente-clausule, gesloten bij de NATIONALE: 1 U kunt met het verzekerde kapitaal, dat U bij leven op Uw 60ste of 65ste jaar zal worden uitgekeerd, een pensioenvoorziening treffen bij de NATIONALE, terwijl U reeds thans een groot deel van de voor de verzekering betaalde premie in mindering kunt brengen voor de Inkomstenbelasting! SCHIEKADE 130 - ROTTERDAM - TELEFOON 82700 NATIONALE geeft U gaarne vrijblijvend advies. (VERZEKERD BEDRAG H MILLIARD) iljka opbrensrt, terwijl en hier gaat het om elk onderdeel toch tegelijkertijd past in het raam van het gehele bedrijf. De ten tweede gestelde vraag kan aldus worden beantwoord. Vanzelfsprekend dient eerst een onderzoek plaats te vinden. Men dient een be- drijfsanalyse te maken, d.w.z. het bedrijf uit elkaar pluizen om de factoren te leren kennen die van invloed zijn op 't bedrijfsresultaat. Weten we nu de fouten, dan kunnen we komen tot een betere opbouw van het betreffende bedrijf. We maken dan een bedrijfssynthese. Iets nader toegelicht pakken we een Zeeuws- gemengd akkerbouwbedrijf als volgt aan: Allereerst worden het bouwplan en de vrucht opvolging technisch en economisch bezien. Extra aandacht krijgen de arbeidsverdeling en de ar- beidsbezetting, alsmede de trekkrachtvoorziening. Daarnaast worden de bijproducten van het bouw land en de voedergewassen, samen met det aan wezige grasland betrokken op de aanwezige vee stapel. Extra aandacht daarbij krijgen de veevoe ding en de productiviteit van het vee. Pas daarna worden de onderdelen beschouwd als rassenkeuze, bemesting, werktuiginventarïs, drai nage, enz. Om practische redenen teneinde niet in een doolhof te verdwalen kan men op onze bedrijven het beste uitgaan van en beSthouwen: I. Het bouwplan en de vruchtopvolging. IIV Het bouwplan en de rentabiliteit. III. Het bouwplan en de arbeidsverdeling. IV. Het bouwplan en de veestapel met de vee voeding. Deze vier grondslagen, zijn de 4 poten, waar onze tafel het boerenbedrijf -op rust. Deze 4 poten dienen alle even lang te zijn, want anders gaat de tafel wiebelen. Hebben we de genoemde 4 poten critisch bezien, dan stellen we ons vragen. a. Moet het bouwplan worden veranderd en zo ja, kan dit dan in verband met de person ■^els- bezetting, met de trekkracht, de veevoeding, enz.? b. Moet de veestapel veranderd, uitgebreid of ingekrompen worden? c. Is het verantwoord meer of minder personeel te houden? d. Is het mogelijk en rendabel veel werk door loonwerkers te laten doen? Een enkel woord nog over de 4 genoemde poten: I. Het bouwplan en de vruehtopvolging: Een bouwplan maken wil niets anders zeggen dan het maken van een plan, waarin de verdeling van verschillende te verbouwen gewassen op het bedrijf waarin de verdeling van verschillende te verbouwen gewassen op het bedrijf tot uiting komt, in hectaren of in procenten uitgedrukt. Men kan een bouwplan een plan in de breedte of een horziontaal plan noemen. Het maken van een vruehtopvolging wil niets anders zeggen, dan het maken van em plan, waarin de opvolging van verschillende gewassen op een perceel wordt aan gegeven. Zo'n vruchtopvolgingsplan, dat gebonden is aan de tiid, kan men een plan in de lengte of een verticaal plan noemen. II. Het bouwplan en de rentabiliteit van de ge wassen. Bij het opmaken van zijn bouwplan ziet de boer zich elk .i^ar voor moeilijkheden genlaatst daar de omstandigheden ieder iaar verschillend zijn en een dynamisch verloop hebben. De boer dient zich toch af te vragen: Welk bouwplan veel geld in het laadje brengt, zonder het vruchtopvoMngsschema te storen, waardoor de gezondheidstoestand van de grond in gevaar komt; zonden de vruchtbaarheidstoestand van de bodem aan te tasten; zonder een regelmatige werkverdeling te. ver hinderen; terwijl hij zich geliik afvraagt of ziin grond voor alle gewassen geschikt is en voor welke gewassen wel in bijzondere mate. Met de vraag of er op een bepaald bouwplan verdiend kan worden komen we op economisch terrein. Hier moeten kosten en opbrengsten tegen elkaat worden afgewogen. Men dient dus een bouwplan- begroting te m^ken, als een belangrijk onaerdeel van de bedrijfsplan-begroting. Velen hebben hier veel critiek, omdat: a. de opbrengsten zijn niet te voorzien. b. een prijs kan van jaar tot jaar zeer wisselen. c. de kosten kunnen veranderen en stijgen. Hier kan het volgende tegenover gesteld worden: le. Inderdaad de opbrengsten velschillen van jaar tot jaar, maar is het niet zo, dat in slechtere jaren bijna alle gewassen lager in opbrengst zijn, terwijl in betere jaren het omgekeerde 't geval is. Bovendien kent een boer, en vooral hij die een bouwboek bijhoudt, waarin hij telkenjare, de op brengsten van zijn percelen en gewassen noteert, de gemiddelde opbrengsten van zijn gronden. Na zulk een begroting kan na afloop van de oogst blijken, dat de rekening iets anders uitvalt, maar dat betekent niet, dat de begroting onjuist is geweest. Het komt on ander o-ob'ed onk voor, dat begrotingen niet geheel uitkomen, hetgeen niet tegen het maken van .begrotingen pleit. In verband met het argument: de wisselende op brengsten blijkt het hoe langer hoe meer, dat het ene bedrijf in de loop der jaren veel gelijkmatigere opbrengsten heeft, dan een ander bedrijf. Dit heeft twee redenen: Het ene bedrijf wordt technisch goed in de hand gehouden en de grond van dit bedrijf is minder ge voelig voor slechte weersomstandigheden dan op een tweede bedrijf met minder goede leidingen en slechtere gronden. Inderdaad is er een verschil in kwaliteit in de verschillende gronden. Maar wat te zeggen van twee bedrijven in dezelfde polder, met dezelfde grondsoort, die een toch geheel ver schillend productieniveau hebben? Men wil de laatste tijd naar ruimere verschillen in pachtprijzen. Maar dan moeten deze pachtprij zen worden gebaseerd op het bodemprofiel, dus aan de hand van de bodemkartering. le. De prjjs. De prijzen zijn in ons land nogal wisselend, maar toch ook weer niet zo erg. Immers de hoofdpro ducten waar we steeds van uit moeten gaan, omdat ze de basis van ons bedrijf vormen suiker bieten, gerst en tarwe zijn redelijk stabiel. Toch is er zeker lijn in de prijzen te vinden. Vooral hij die aan markt-oriëntatie doet, kan daar van nog meer zeggen. 2e. De kosten. Des te nauwkeuriger de gegevens van een bedrijf bekend zijn, des te beter is een kostenberekening te maken. Een kostenanalyse leert de boer waar zijn zwakke punten zitten. Denk echter niet, dat de slechtste bedrijven al tijd de hoogste kosten hebben. Men moet bij de kosten, een onderscheid maken a. Kostenverhoging door intensivering van de bedrijfsvoering. b. Kostenverhoging welke ontstaat door een min der goed organisatievermogen van de bedrijfs leider. Men moet niet te bang zijn voor de kosten onder a. genoemd. Immers het blijkt dat verschillende bedrijven met minder goede resultaten niet opval len door hoge onkosten, maar door lage opbreng sten. III. Bouwplan en arbeidsverdeling. Ieder gewas heeft bepaalde arbeidstoppen b.v. tijdens de verpleging en/of tijdens de oogst. Nu moet er zoveel mogelijk voor worden gezorgd, dat er niet teveel werk in een bepaalde periode komt. Door het maken van een begroting der waar schijnlijke benodigde arbeid kan een inzicht wor den verkregen van de arbeidsverdeling. Vragen die men zich stellen kan, zijn: Kan men de toppen wegwerken door verantwoor de mechanisatie, door gebruik te maken van loon werker, door het inschakelen van krooi, of moet men zijn bedrijfsplan veranderen? Een landbouwbedrijf is soepel en er kunnen zo nodig door goedwillend en eigen personeel lange dagen worden gemaakt, waardoor de arbeidstop pen minder gevaarlijk zijn dan ze er uit zien. Een landbouwer met een goed bijgehouden bouw boek kan een behoorlijke arbeidsbegroting maken. IV. Bouwplan, Veevoeding en Veebezetting. Op ons Zeeuwse-gemengde Akkerbouwbedrijf is het noodzakelijk een bouwplan op te stellen, dat zoveel mogelijk marktbare gewassen voortbrengt en waarbij de bijproducten van die marktbare ge wassen zo rendabel mogelijk moeten worden ge maakt door ze in de veehouderijsector te brengen. Het voederplan dient hier ondergeschikt aan het bouwplan. De oppervlakte voedergewassen dient zo gering mogelijk te blijven. Daarom dient de boer geen voederbalans op te maken in November wanneer zijn koeien op stal gaan, maar reeds in Januari daaraanvoorafgaande wanneer hij zijn bouwplan opzet, Voor het opstellen van een goed voederplan dienen we ons de volgende vragen te stellen: le. Wat komt als afvalproducten van het bouw land beschikbaar? 2e. Welke nagewassen kunnen worden voortge bracht? 3e. Hoeveel grasland heb ik, hoeveel heb ik nodig en wat kan dit opbrengen aan voer? 4e. Welke en hoeveel voedergewassen moeten op het bouwland nog worden geteeld om de voe- dervoorraad in de winter toereikend te maken Bij het overwegen van deze 4 punten moet steeds voor ogen staan: le. Het te winnen voer moet zo goed mogelijk zijn. 2e. Het te winnen voer moet zo min mogelijk aanleiding geven tot arbeidstoppen. 3e. Het te winnen voer moet kunnen bijdragen tot het samenstellen van goede rantsoenen. 4e. De veestapel dient te bestaan uit hoog pro ductieve dieren. Overwegen we dit niet, dan is onze veehouderij gedoemd economisch op het lage peil te staan, waarop zij zich nu bevindt en kan ze beter ver dwijnen. Tot zover de 4 hoofdzaken. Vanzelfsprekend kunnen aansluitend beschouwd worden, de rassenkeuze, het organisch en anorga nisch bemestingsplan, een drainageplan, de inven taris, enz. V. Bedrijfsadministratie. Onder een goede bedrijfsadministratie verstaan we in de eerste plaats een bedrijfsboekhouding welke kan worden gebruikt ten nutte van de boer derij en niet, zoals het tegenwoordig bijna uitslui tend is, „ten behoeve" van de Inspecteur van de belasting. Het zal niet gemakkelijk zijn de belastingboek houding aan te vullen of zelfs te veranderen in een bedrijfsboekhouding. Dit komt, omdat in de historie een grote fout is gemaakt. Tot '1914 had practisch geen enkele boer een boekhouding. Toen kwam het jaar 1914. Tot die tijd was het inkomen van landbouwers vrijgesteld van belas, ting. Maar in het eerste oorlogsjaar in 1914 greep de toenmalige Minister van Financiën de boeren in de kraag. Toen begonnen de boeren in te zien, dat een boekhouding wel haar nut zou hebben. Na vele jaren zag men in dat er iets anders moest komen en zo ontstond het Landbouw Economisch Insti tuut, aanvankelijk meer met het doel om cijfers te krijgen, opdat de landbouworganisaties, met deze cijfers gewapend, mee konden spreken over de bepaling der prijzen der landbouwproducten. Maar later ook voor bedrijfseconomische analyses ten behoeve van yoorlichting aan de boeren. De deelnemende boeren houden daartoe een aantal technische en economische boekhoudingen bij, waarvan de laatste aansluiten bij de belastingboek houding. Men heeft in principe een tabellarisch kasboek zodat men weet uit welke bronnen de ont vangsten en voor welke doeleinden de uitgaven hebben gediend. Verder dient natuurlijk telken- jare een normale begin- en eindinventaris te wor den opgemaakt. Aanvullend, en hier komen we reeds op de tech nische boekhouding, dient in een loonboek worden bijgehouden de arbeidsuren per man, per dag, per gewas of per perceel. Tenslotte en ten vierde, dient elke deelnemer een bouwboek aan te houden, om de technische maat regelen van zaaien, verplegen, oogsten, bemesting, grondbewerking, enz. bij te houden. Vanzelfsprekend kan iedere landbouwer tech nisch en economisch voldoende geschoold een der gelijke boekhouding en de daaruit voortvloeiende rentabiliteitsve*rekening en de bedrijfsorganisatie voor zichzelf bepalen en uitmaken. Nu bestaat er het Landbouw Economisch Insti tuut, het L.E.I., die o.a. mede wil werken tot het verkrijgen van een goede bedrijfsboekhouding, waarop een bedrijfsverbetering kan worden opge bouwd. Toch moet er naast dit Instituut in de toekomst iets anders komen. Immers: le. Worden de gegevens van de deelnemende L.E.I.-brdrijven, zij het anoniem en zij het in be perkte kring, openbaar gemaakt. 2e. Leidt de voorlichting van het L.E.I. en de sa menwerkende deskundigen naar bedrijfsvergelij- king van de deelnemende bedrijven. Principieel is dit fout, omdat men door bedrijfs- vergelijking afstapt van gestelde vragen voor elk afzonderlijk bedrijf, hoe staat het er landbouwtech- nisch en landbouweconomisch voor. Wij dienen bij de bedrijfsanalyse in de eerste plaats uit te gaan van de cijfers en de resultaten van elk afzonderlijk bedrijf en daarna de bedrijfs-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1952 | | pagina 3