LANDBOUWBEDRIJFSORGANiSATIE
EN ONDERZOEK
vooral op het gebied van' levensverzekeringen de
nodige voorlichting kunnen krijgen. De aanlei
ding hiertoe is geweest, dat gebleken is, dat op
het ingewikkelde terrein der verzekering grote
behoefte aan deskundige voorlichting bestaat, en
dat bij het afsluiten van polissen in sommige ge
vallen zeer zeker niet op het belang van de ver
zekerde werd gelet of soms merkwaardige prak
tijken aan het licht zijn gekomen.
Reeds nu blijkt, dat er een zeer grote belang
stelling voor dit voorlichtingsinstituut bij de leden
bestaat. Ieder lid is echter geheel vrij.
De Voorzitter vestigt er de aandacht op, dat de
afdelingen kennis kunnen nemen van dit werk
door de heer Wegner, Inspecteur van de Olveh,
op de vergaderingen uit te nodigen.
Auto-onderlinge.
Ook deelname in de Onderlinge Verzekerings
maatschappij voor motorvoertuigen der Z. L. M.,
zo deelt de Voorzitter verder mede, heeft alle ver
wachtingen overtroffen. Thans zijn 566 polissen
afgesloten voor de helft gewone auto's en onge
veer de helft tractoren.
Proefbedrijf Zeeuws-Vlaanderen.
De Voorzitter brengt verder ter kennis van de
leden, dat door de landbouworganisaties plannen
zijn besproken om te komen tot het stichten van
een proefbedrijf in de Braakmanpolder; dit is wel
gewenst, gezien de veelal moeilijke en tijdrovende
verbindingen van Zeeuws-Vlaanderen met het
overige deel van Zeeland.
Mond- en klauwzeerbestrijding.
Over het al of niet verplichtstellen van de be
strijding van het mond- en klauwzeer is destijds
door het Bestuur der Z. L. M. al een standpunt
ingenomen, aldus de Voorzitter. Het Bestuur is
van mening, dat men door intensieve voorlichting
en het zelf-verantwoordelijk stellen van de vee
houder zeer veel kan bereiken. Het is ondoenlijk
alles verplicht te stellen. Ook in de onlangs ge
houden vergadering van het K. N. L. C. was het
merendeel der afgevaardigden van mening, dat
men door moet gaan met propaganda voor zelf ter
hand nemen der bestrijding.
Maisdrogen.
De Voorzitter deelt mede, dat gebleken is, dat
de capaciteit der drooginstallaties voor maïs niet
voldoende is. Met het oog op de te verwachten
uitbreiding van het maïsareaal, zullen de moei
lijkheden het volgende jaar nog groter zijn. Aan
de andere kant is het aanvaardbaar, dat de droog-
bedrijven op grond van de onzekere toekomst van
de maïsteelt in de volgende jaren, niet gaarne
grote bedragen gaan besteden aan de bouw van
kostbare drooginstallaties.
Teneinde aan deze moeilijkheden tegemoet te
komen wordt het gebruik in de bouw van droog-
rennen aanbevolen, terwijl men geleidelijk zal moe
ten dorsen.
Men zou dus genoodzaakt kunnen worden de
maïs op te slaan of in termijnen af te leveren. Het
gevolg hiervan zou kunnen zijn, dat men niet zou
kunnen profiteren van een gunstige markt, doch
mogelijk zou een oplossing te vinden zijn in pool-
vorming.
Tenslotte is er nog een mogelijkheid, dat de Over
heid subsidie verleent voor de bouw van droogren-
nen. In deze richting wordt in elk geval gewerkt.
Fijne zaden.
Het is zeer moeilijk voorspellingen te doen over
de verwachtingen ten aanzien van de fijne zaden.
Het is evenwel van belang te beschouwen hoe
de opbrengsten en hoe groot de verbouw van bij
voorbeeld karwij- en blauwmaanzaad zijn geweest.
De karwij-opbrengst was in 1951 goed en er is
betrekkelijk veel karwij verbouwd. De karwij-
markt is nu echter verlaten, al schijnt dit in tegen
spraak met elkander te zijn.
Wat het blauwmaanzaad betreft, zo gaat de
Voorzitter verder, hiervan is de opbrengst matig
geweest, terwijl de kwaliteit door het natte oogsten
veel te wensen overliet.
Onderwijs.
De Voorzitter deelt mede, dat met een Landbouw-
huishoudschool in Axel is begonnen, waar de be
langstelling bevredigend kan worden genoemd.
Starings' Z.L.M.-Almanak.
De Voorzitter wijst op de mogelijkheid de Sta
rings' Z.L.M.-Almanak, zoals die vroeger verscheen,
in de zaal te verkrijgen.
Vervroegde afschrijving bedrijfsmiddelen.
Verwezen kan worden naar een elders in dit blad
opgenomen publicatie van de heer B. Meijers.
Begroting 1952 en vaststelling contributie.
In zijn toelichting op de begroting voor 1952 wijst
de Voorzitter op de enorme stijging der papierprij-
zen, de verhoging der contributie-afdracht aan het
K.N.L.C., de 5 loonronde, de stijging der sociale
lasten enz., die een verhoging der contributie nood
zakelijk hebben gemaakt, wil de exploitatierekening
geen grote tekorten opleveren.
De Voorzitter vraagt of iemand toelichting op de
posten der begroting wenst en of stemming wordt
verlangd.
Geen der aanwezigen wenst nadere inlichtingen
of stemming, zodat de Voorzitter voorstelt de be
groting en de vaststelling der contributie goed te
keuren.
De vergadering betuigt haar instemming met
applaus.
De Voorzitter spreekt zijn hartelijke dank uit
voor de steun en het vertrouwen dat de leden in
de Z. L. M. en haar Bestuur in deze weer hebben
getoond. Wij zijn U zeer erkentelijk voor Uw be
sluit, aldus de Voorzitter, en wij zullen ons best
doen de iets grotere lasten, die op Uw bedrijf
komen te drukken om te zetten in een van jaar tot
jaar stijgend voordeel. De Voorzitter constateert
met genoegen, dat de Z. L. M. nog steeds een der
goedkoopste landbouwmaatschappijen is. Indien
de contributie gelijk zou staan met hetgeen de ar
beiders jaarlijks aan hun vakbond betalen, zou het
inkomstencijfer der Z. L. M. een bedrag van
165.000,belopen.
(Hierna houdt de heer Bouman zijn rede, die
hieronder is opgenomen.)
De Voorzitter dankt de heer Bouman nogmaals
duidelijke en goed gedocumenteerde uiteenzetting.
Spr. is van mening dat het aantal boeren dat met
een begroting werkt, niet groot zal zijn.
Aan de heer Bom vraagt de Voorzitter te willen
mededelen welk bouwplan-systeem hij volgt.
De heer Bom zegt, dat hij en nog een aantal
collega's op N.-Beveland de laatste jaren op be
scheiden wijze in de richting werken, zoals de heer
Bouman in zijn inleiding heeft beoogd. Het is
echter moeilijk om uit de verzamelde gegevens een
duidelijk beeld te krijgen. De heer Bom is van
mening, dat men een verantwoord bouwplan langs
vaste lijnen moet aanhouden, wil men over een
aantal jaren cijfermateriaal kunnen verzamelen.
Zelf ben ik nu een 5-tal jaren bezig 1/6 gedeelte
van de totale bedrijfsgrootte met bepaalde gewas
sen te bebouwen, aldus de heer Bom. Echter is dit
vruchtopvolgingssysteem niet na te volgen op
ieder bedrijf, al wordt het op sommige bedrijven
op N.-Beveland reeds nagevolgd.
De Voorzitter is het met de heer Bom eens, dat
een dergelijk „ijzeren bouwplan" veel meer moge
lijkheden tot het verkrijgen van gegevens biedt.
De heer J. W. Scheele is van mening, dat, gezien
de omstandigheden op Noord-Beveland, zulk een
systeem nuttig kan zijn, doch acht eveneens de
toepassingsmogelijkheden voor grote delen van
Zeeland, met name Zeeuws-Vlaanderen, nihil.
De heer Jb. Koopman is geen voorstander van
een z.g. „ijzeren bouwplan", doch meent wel, dat
men door een bepaald systeem te volgen, het be
drijf beter kan gaan beoordelen. Aan de hand van
voorbeelden toont de heer Koopman aan, dat men
door systematische bebouwing en teelt ook kan
komen tot gezondmaking van bepaalde percelen,
bijvoorbeeld in die gevallen, waar men te kampen
heeft met het bietenaaltje.
Wat de opmerkingen van de heer Bouman over
het L. E. I. aangaat, is de heer Koopman van
mening, dat men hier niet te ver moet gaan.
De heer Bouman is het met de heer Scheele
eens, dat voor vele bedrijven de zaken niet zo een
voudig liggen, als is aangegeven. Echter mag men
uit het grote verschil in de opbrengsten per ha
van een bepaald gewas in Zeeuws-Vlaanderen, n.l.
een variatie van 200—700 wel concluderen, dat
daar iets scheef ligt, ook al neemt men het verschil
in kwaliteit der grond daarbij in aanmerking. Be
paalde bouwplannen zijn voor vele bedrijven dan
ook niet van toepassing; anderzijds kan men de
fout ook zoeken in de mechanisatie van een bedrijf
of in de arbeidsbezetting. Vaak is ook de veestapel
zeer onharmonisch samengesteld.
De heer Bouman is er echter van overtuigd,
dat het absoluut onjuist moet worden geacht, dat
men bijvoorbeeld op een perceel 6 X achtereen
verschillende hakvruchten verbouwt en op een
ander perceel maar 2 X in 6 jaar.
Al deze zdken kan men echter niet in een enkel
„praatje bij de haard" tot een oplossing brengen,
doch zij vereisen integendeel een grondige en
nauwkeurige studie.
De Voorzitter dankt de heer Bouman nogmaals
hartelijk voor zijn inleiding, die zeer zeker voor
velen nieuwe gezichtspunten heeft geopend. Spr.
meent, dat de kwesties, welke zijn besproken zeker
in de toekomst de aandacht verdienen en mogelijk
een geheel nieuwe periode in de bedrijfsvoering
kunnen inluiden.
Rondvraag.
De heer Polderman vraagt aandacht voor de be
strijding van kraaien en ander schadelijk gevogelte.
De Voorzitter antwoordt, dat deze zaak reeds
in Stichtingsverband de volle aandacht heeft.
Op een desbetreffende vraag van de heer Cevaal
antwoordt de heer Meijers, dat hij over de effecten
registratie in het eerstvolgende landbouwblad
nadere mededelingen zal doen.
De heer Nieuwenhuijze wijst er op, dat de T.J3.C.-
bestrijding grote bedragen vergt. Oorzaak van de
T.B.C. is echter veelal gelegen in een slechte ver
zorging van de veestapel. Reden, waarom hij aan
wil dringen op een betere verzorging van de vee
stapel.
De Voorzitter geeft toe, dat een goede verzor
ging van de veestapel een eerste vereiste is voor
een afdoende bestrijding van de T.B.C.
De heer Scheele vraagt of de aangekondigde vrije
notering van het Engelse pond ook van invloed
kan zijn op de handelsmarkt; vooral wat de afzet
van fijne zaden betreft.
De Voorzitter antwoordt, dat de consequenties
van één en ander nog niet te overzien zijn.
De heer Zwagerman zegt zich erover te verheu
gen dat de voorgestelde begroting zonder op- of
aanmerkingen is goedgekeurd. Hij meent hieruit
te mogen concluderen, dat de leden der Z. L. M.
het belang van een goede organisatie inzien; het
geen hij met klem wil onderschrijven.
Sluiting.
Niets meer aan de orde zijnde sluit de Voorzitter
de vergadering met dank voor de goede opkomst
en de aangename besprekingen.
Lezing van Ir. P. R. BOUMAN
op de Algemene Vergadering der Z. L. M.
(Verkort.)
Landbouwvoorlichting.
Gemakshalve verdeelt men de voorlichting aan
de boeren in 2 delen en wel:
A. Voorlichting in groepsverband, hetgeen wordt
bereikt door middel van lezingen, studieclubs,
tentoonstellingen, demonstraties, excursies,
krantenartikelen, enz., enz.
B. Voorlichting aan de individuele landbouwer.
Vanzelfsprekend krijgt de individuele landbou
wer het een en ander mee van de algemene
voorlichting in groepsverband, maar het be
langrijkst is de individuele voorlichting op zijn
eigen bedrijf met zijn speciale omstandig
heden.
Nu kan de landbouwconsulent, of een andere
deskundige, zich bezig houden met de individuele
boer voor te lichten over een ras, een werktuig,
een voederrantsoen, een plantenziekte of een ander
bedrijfsonderdeel.
Zo is de voorlichting lange jaren geweest en zo
is ze grotendeels nog. En zeer zeker zijn de resul
taten, die met deze bedrijfsonderdelenvoorliehting
werden en worden gekregen van geweldige beteke
nis gebleken.
Deze voorlichting alleen is nu niet voldoende
meer, daar de gehele bedrijfsvoering er bij be
trokken moet worden. Wanneer een boer eenmaal
een voldoend hoog technisch niveau bij zijn be
drijfsvoering heeft bereikt, zal niet iedere vol
gende kostenbesteding gepaard gaan met 'n even
redige netto-inkomstenverhoging van 't gehele be
drijf. Er is dan behoefte aan economisch inzicht
van het gehele bedrijf. De eis is dus: meer aan
dacht voor het gehele bedrijfsplan en de bedrijfs
organisatie. Temeer moeten we deze richting uit,
omdat onze bedrijven de eenvoudige structuur van
vroeger verloren hebben.
De boer en de landbouwkundige sarnen, dienen
zich in hun samenspraak daarom voor elk bedrijf
de vragen te stellen:
le. Hoe staat dit bedrijf er landbouwtechnisch en
landbouweconomisch voor?
2e. Hoe zou dit bedrijf onder de gegeven om
standigheden, met de tegenwoordige kenni»
en hulpmiddelen, kunnen en moeten zijn?
Het is zo gemakkelijk iemand voor te rekenen,
dat een bepaald werktuig op een bepaald akker
bouwbedrijf met een bepaald bouwplan rendabel
kan zijn. Moet dit werktuig nu wórden aange
schaft?
Het is zeer wel mogelijk, dat het bepaalde bouw
plan, waar we van uitgingen, niet deugt, en dat bij
een ander maar beter bouwplan het bepaalde werk
tuig helemaal niet gewenst zou zijn. Men kan soms
zelfs zover gaan, dat men bepaalde werktuigen
koopt en het bouwplan bij de werktuigen aanpast,
zodat dit bouwplan door die werktuigen in een
verkeerde richting kan worden geduwd.
II. Bedrijfsanalyse en Bedrijfssynthese.
We dienen ons nog eens twee vragen te stellen:
le. Wat is bedrijfsorganisatie?
2e. Hoe vinden we de juiste bedrijfsorganisatie?
Het doel van iedere bedrijfsorganisatie is, met
de geringst mogelijke inspanning en onkosten, het
grootst mogelijke effect te bereiken.
Voor een landbouwbedrijf betekent dit practi-
scher gezegd: Het bedrijf moet zo georganiseerd
worden, dat iedere bedrijfstak het hoogst moge-