V. t Ef)BSf .J _IVTIL en verlaten, verscholen onder de dikke, door de wind scheefgewaaide olmen, die 's zomers het gezicht bijna be namen, lag het hof „Zeldenrust" eenzaam in de kleine polder, dat begrensd werd door een oude slaperdijk en de nieuwe zeedijk, die het soms ruwe Scheldewater moest keren. Ze leek nu tegen de Kerstdagen totaal verlaten. De akkers waren geploegd. Alleen maakte een troep kraaien wat lawaai op het groene tarweveld vóór de boerderij gelegen. Wanneer we het erf betreden, is het daar echter verre van stil; twee kinderen, een meisje van 5 en een jongen van 7 jaar, proberen spelend een grote herdershond voor een klein speelgoedkarretje te spannen, wat hun echter steeds mislukt, daar de hond weglopend, hier niets voor schijnt te voelen. In de voorkamer, die we via het achterhuis of keuken bereiken, is het echtpaar Tadema druk bezig met het opsieren van de Kerst boom, die met een paar dagen aan het Kerstfeest luister moet bij zetten. Opoe Tadema staat breed voor de deur, omdat deze voor de kinderen gesloten moet blijven, daar de boom eerst kant en klaar moet zijn eer de kinderen hem mogen bewonderen. Het optuigen is een prachtig, voldoeninggevend, werk, want de boom is een sieraad geworden door de vele blinkende sterren en klokjes en door de mooie blinkende zilverdraad en engelenhaar. Jongen, jongen, zegt Opoe, wat zou het toch nóg mooier Kerst feest zijn, wanneer Adri en zijn vrouw er óók bij zonden zijn. Ja, zegt Piet Tadema, haar oudste zoon, die de boerderij heeft overgenomen toen zijn vader in het griep jaar plotseling is over leden. Ja, dat zou zeker nóg mooier zijn. Maar, moeder, hij heeft zélf gekozen. Hij wilde de vrijheid en daarom is hij van hier gegaan. Ja, ja, praatte zijn moeder terug, het wordt nu met Kerstmis 5 jaar, dat hij is weggegaan en hij schrijft nooit eens of hij nog eens naar ons komt kijken. Ach, zei Piet's vrouw, dat zou fijn zijn. Maar, moeder, we zullen daar maar niet op rekenen. Vijf jaar terug was het rond Kerstmis niet erg rustig geweest. Adri, de jongere broer van Piet, die precies het tegenovergestelde avonturier was, die geregeld op de zeedijk klom om de grote zee schepen naar Antwerpen te zien opstomen, droomde van grote schepen naar Antwerpen te zien opstomen, die droomde van grote reizen naar verre landen, die reisverhalen verslond, die op school voor rekenen steeds onvoldoende en voor aardrijkskunde 9 had, die tijdens de oorlog telkens naar 'tdorp liep om wat te zien en te horen, die wakker was wanneer de drommen vliegtuigen van Engeland naar het Roergebied vlogen en zelfs droomde, dat hij er bij was. Die nó de bevrijding het wereldje rond „Zeldenrust" veel te klein vond en toen het in Indonesië ging gisten, direct vrijwilli ger wilde worden, omdat hij met een jaar toch soldaat moest wor den. Dit laatste bracht grote moeilijkheden met zich mee, vooral bij zijn moeder, die hem, die zoveel zorgen reeds had gekost, zo graag hier hield. Toch won Adri het. En toen hij afscheid nam, deed hij dat zo luchtig ofdat hij maar voor een paar dagen moest vertrekken. Het scheen bij hem wel, dat „Zeldenrust hem nooit meer zou terugzien. Kranig stapte hij het erf af, stak bij het hek zijn arm nog op tot afscheidsgroet, en ging met opgeheven hoofd de toekomst in, die ól zijn droomwensen zou vervullen. Eerst was de reis naar Engeland, waar hij in een zeer afgelegen kamp zijn training ontving, en ging, na voltooiing naar Indonesië. Hier, in dit mooie grootse land waar eerst maar kleine activiteitjes waren, doch dra grote schermutselingen plaats hadden, dóór werd de avonturier Adri wat meer gewoon mens. Vooral, toen hij op een middag met 2 kameraden in de jeep uitreed op een verkennings tocht en deze op een mijn reed. De ramp was ontzettend. Zijn twee kameraden waren, doordat de jeep geheel uit elkaar sprong, dode lijk gewond, doch hij had maar een paar schrammetjes. Dit voorval maakte op hem grote indruk en wanneer hij later op de eenzaihe buitenposten op wacht stond, zag hij alles weer gebeu ren en wist, dat zijn leven hier aan een zijden draad hing. Wanneer hij daar zo alleen tussen de plantages de dienst deed, dacht hij ook weer terug aan „Zeldenrust." Zag hij zijn moeder uit het raam kijken, precies als toen hij vertrok, zag hij de kinderen, die, toen hij vertrok nog maar goed lopen konden, spelen met Kazan, de her dershond, die altijd met hem naar het dorp ging. Hij zag zijn broer en diens vrouw de koeien ophalen en samen melken, en de paarden in de weide lopen. Hij dacht aan de vlugge klepper Ras, waarmee hij in één uur naar de stad kon rijden. Nu was hij heel wat rustiger en evenwichtiger geworden. Hij had het leven daar ónders voorgesteld en zijn brieven naar huis waren niet meer zo opgeschroefd. Opoe Tadema had het in de eerste dagen na zijn vertrek erg moeilijk gehad. Elke dag dacht zij aan haar zoon, die zo vèr weg was. 's Zondags zat zij in de kerk en haar aandacht was meer bij Adri, dan bij de preek van de dominee. In haar kerkboek stond op de tweede bladzijde de naam van haar en van haar overleden echt genoot en de huwelijksdatum er bij. Er onder stonden de geboorten geschreven van haar twee zoons. Eerst stond Pieter Jan Tadema, geboren 4 Maart 1920, en er onder Adriaan Willem Tadema, ge boren 10 Juni 1925. Steeds had zij, wanneer zij in de kerk zat, haar kerkboek open op die tweede bladzijde en dacht dan aan haar zoon in het verre land. Eens had zij, toen zij geheel met Adri in gedachten was en zij twijfelde of zij hem nog ooit zou weerzien, een potlood gnomen en achter zijn naam gezet: v.g.w., voor goed weg. Zij geloofde, dat hij nooit meer terug kwam, doch elke dag bad zij of God hem wilde bewaren. Vooral toen hij na drie jaar militair te zijn geweest, de dienst verliet en zich met een paar meerderen inscheepte naar Australië, omdat „Zeldenrust" te klein was gewor den, en dit nieuwe land hem steeds aangetrokken had. Hij kwam daar terecht bij een Zeeuwse familie, die reeds 25 jaar geleden daarheen was geëmigreerd. Op de grote farm had hij het best naar de zin; leerde de taal en de gebruiken in de landbouw uit stekend. Na een half jaar had hij kennis gekregen aan een nichtje van de boer, dat 40 mijlen verder een groot vee- en schapenbedrijf dfreef. Haar vader was ook uit Zeeland afkomstig en gelijk met zijn baas naar Australië gekomen. Nu was hij ongeveer een jaar gehuwd met Clara en toen zijn brieven dit aan zijn moeder meldden, gaf zij de kans hem terug te zien, geheel op. Adri dreef nu met zijn schoonvader het grote bedrijf en wanneer hij de koeien in de melkstal dreef, zag hij soms plotseling als in een fata morgana, het oude hof „Zeldenrust" met al zijn bewoners en kwam het verlangen, daar nog eens een kijkje te nemen, telkens meer door. Op een morgen zei hij tegen zijn vrouw, wat denk je ervan Clara, zouden we met Kerstfeest niet eens naar Holland vliegen, dan kun nen we er meteen Kerstfeest vieren. Het is nu 5 jaar geleden, dat ik er wegtrok. Ik begin er toch naar te verlangen; mijn moeder is nu zestig jaar geworden, en de kleintjes van Piet en Anna zullen ook wel gegroeid zijn. Nu ik vind het best, zei Clara, maak dan alles maar in orde. Maar je moet het niet schrijven hoor, het moet een verrassing blijven. Terwijl Clara en Adri naar Holland vlogen kwam de Kerstdag nabij. De eerste Kerstdag ging het gehele gezin 's middags naar de kerk en 's avonds zouden zij de Kerstboom laten branden en thuis Kerstfeest vieren. De klokken luidden voor de kerkdienst en de kerk stroomde vol. De oude predikant bracht met volle overtuiging het Kerstevangelie. De organist speelde gevoelvolle schone Kerst liederen en er heerste in de kerk een echte Kerstmissfeer. Alleen opoe Tadema hoorde weinig van de mooie preek. Alleen één keer hoorde zij, dat de predikant zei: vrede op aarde, ja niet alléén op Korea, Indonesië en Egypte, neen, ook mede in de harten der men sen. Geen kleine oorlogjes onder elkaar, maar elkaar dienen, zoals Hij gedaan heeft, Die op de wereld kwam toen er gezongen werd: „Vrede op aarde". Ja, dat was eerlijk gezegd bij haar ook nog niet. Thuis ging alles best, zij had een goed tehuis met brave kinderen, dat was alles in orde. Doch Adri had zij niet thuis, die was daar getrouwd in dat verre land, hoe zou hij het daar hebben en wanneer kwam hij eens terug? Zij sloeg weer de bladzijde met de namen op en hield haar vinger bij zijn naam. Ja, er stond nog bij: v.g.w., voor goed weg! Och mocht het toch eens zo zijn, bad zij, dat ik hem nog eens zien mocht. Opeens zette het orgel het laatste lied in „Ere zij God" en het galmde zo hard, dat zij klaar wakker werd. Tezamen gingen zij te voet uit de kerk naar huis. Wat was het vol hé, opoe, zei het meisje, doch opoe knikte alleen maar. Er werd weinig gesproken tot zij de boerderij konden zien staan. Wat is dat, zei Piet, er is licht in de voorkamer. Heb je dit ver geten uit te doen, Anna? Neen, zei Anna, ik heb geen licht aangedaan. Ja, nu zagen allen het, de voorkamer was hel verlicht. Toen ze wat nader kwamen, zagen zij dat de Kerstboom brandde. Het lijken al wel kleine sterretjes, zei het kleine meisje. Bij de ramen gekomen, gluurden zij alle tegelijk naar binnen. Ze zagen daar een nooit gedacht schouwspel. De Kerstboom brandde dat het een lust was en bij de Kerstboom zaten twee blijde mensen, Clara en Adri. Ze konden hun ogen niet geloven, doch het was waar. Zij hadden een trein gemist en waren voor een gesloten huis gekomen, doch Adri was vlug binnen en samen hadden zij de kaar sen aangestoken. Het weerzien was aandoenlijk. Opoe kon haar tranen niet weerhouden en kon bijna niet spreken. Jonge, jonge, Adri, nu ben je terug, dat had ik nooit gedacht. En is dat je vrouw Clara? Je bent hier welkom hoor; wat een mooi Kerstgeschenk heb ik nu ontvangen. Wat was er veel te vertellen. Toen zij na een half uur in de keuken zouden gaan eten, gingen ze alle naar achter, doch opoe bleef nog even. Zij haalde stilletjes haar kerkboek voor de dag, sloeg de tweede bladzijde op en terwijl de tranen over haar stijve, eeltige vingers stroomden, veegde zij met een gummitje van de kleine jon gen vlug de letters „v.g.w." uit en terwijl zij haar tranen droogde en naar de keuken liep, zeide zij tot zichzelf: nu is er vrede ook in de harten der mensen. Het Kerstfeest op „Zeldenrust" is nooit zo mooi meer gevierd dan na Adri's terugkeer. K. M.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1951 | | pagina 4