BELANGRIJK RAPPORT
On J
lanèGcuüDvoorlicfiiingsóienst
r
over de
Historisch overzicht van
de landbouwvoorlichting
DECADESOMMEN
EMIGRATIE
EINDLES FIJNE KEUKEN-CURSUS
LANDBOUWHUISHOUDSCHOOL
TE KORTGENE.
Staat hoog in aanzien bij de man".
REEDS 40jaar wordt de voorlichting in de landbouw van Rege
ringswege gegeven. In deze periode hebben zich grote veranderingen
voorgedaan wat betreft het terrein en de werkwijze van deze dienst,
zodat na de oorlog het bedrijfsleven de behoefte gevoelde zich nader te
oriënteren op dit gebied, mede in verband met de totstandkoming van de
P.B.O., waarbij de vraag rees of op den duur de georganiseerde landbouw
deze taak van de Overheid over zou moeten nemen. Een meer actuele, on
afhankelijk hiervan gestelde, vraag betrof die, waarin in het bijzonder het
contact van de voorlichtingsdienst met de bedrijfsgenoten en hun organi
saties aan de orde komt.
Wij geven U de komende weken een verkort verslag van enige hoofd
stukken uit dit goed gedocumenteerde rapport, dat werd opgesteld door de
volgende personen: Prof. Ir. W. J. Dewez, H. Deckers, Ir. J. D. Dorst, Wb.
de Jager, H. Kikkert, Ir. A. P. Minderhoud, Ir. J. B. Mijs, Ir. G. P. F.
Royackers, Ir. H. J. M. Steenbergen.
Hoewel we in grote lijnen de ;nhoud van het rapport onderschrijven be
tekent het opnemen van conclusies van deze commissie echter niet, dat we
deze geheel voor onze rekening nemen. De vraag of de voorlichtings
dienst op den duur in handen van het bedrijfsleven gelegd moet worden,
laten we hier buiten beschouwing omdat deze o.i. voorlopig niet ter sprake
behoeft te komen RED.
De schuchtere bemoeiingen van de Staat met de
landbouw begonnen in het jaar 1799 met de instel
ling van het Veefonds, en deden tevens een „Com
missie tot de zaken van den landbouw" in het
leven roepen, uit welke periode vooral de naam
Jan Kops tot op dezen dag een goede klank behou
den heeft.
Door het economisch liberalisme werd de land
bouw echter weer practisch geheel aan zichzelf
overgelaten, en eerst in het jaar 1886 ging de
Minister van Waterstaat er door het aandringen
van de vertegenwoordigers der grote landbouw-
maatschappijen toe over een staatscommissie voor
een onderzoek naar de toestand van de Nederland
se landbouw in te stellen. Reeds in 1870 was de
eerste wandelleraar (welk een germanisme denk
aan Wanderlehrer) de heer F. R. Corten ten tonele
verschenen, die ©en groot gedeelte van het land be
zocht om lezingen te houden. Het verslag van de
landbouw in 1878 vermeldt b.v. dat in Zeeland de
Provincie ƒ800 subsidie voor dit doel verleende en
de Z. L. M. ƒ200.
Van effectieve voorlichting kan in deze tijd ech
ter nog niet gesproken worden, omdat de Centrale
Overheid practisch geen geld voor dit doel ter be
schikking stelde en de onontwikkelde boerenstand
het gebodene niet kon opnemen en verwerken.
In 1887 wezen verschillende Kamerleden op de
wenselijkheid het particuliere initiatief in dezen
de vrije hand te laten. De Regering zou zich hoofd
zakelijk moeten beperken tot het opruimen van de
hindernissen.
De Regering heeft echter sedert dien een enigs
zins andere weg gekozen door de hervormings
maatregelen direct in de hand te werken.
In 1890 en 1895 werden resp. de eerste Rijks-
landbouwleraar en de eerste Rijkstuinbouwleraar
aangesteld. Het door de Staatscommissie opge
stelde plan voor de in te voeren veranderingen, gaf
een centrale visie en werd gedecentraliseerd uit
gevoerd. Het eerste kwam tot uiting door de in
stelling van een afdeling Landbouw aan het de
partement met aan het hoofd een Directeur-Gene
raal, terwijl het tweede zich deed gevoelen in de
grote autonomie welke aan de consulenten werd
toegekend.
De hartslag van de dienst was dar ook in de
provincie te beluisteren.
Zo kon men landbouwconsulent, geassisteerd
door specialisten op het gebied van de veehouderij
en de zuivelbereiding op een intensieve wijze zien
samenwerken met de landbouworganisaties. Bij
deze voorlichting en het praktijkonderzoek werd
door deze maatschappijen de zelfwerkzaamheid be
vordert door: het uitschrijven van vraagpunten,
werktuigencommissies, verbetering van de kwali
teit van zaaizaad en pootgoed, fruit, veevoeder,
kunstmest en de coöperatieve verenigingen spe
ciaal op het gebied van de zuivelbereiding.
De initiatiefnemer van deze activiteiten was in
de meeste gevallen wel de landbouwconsulent die
op zijn flets door de praktijk zwervend, velden
en het vee inspecteerde, proefvelden aanlegde, met
boeren en landbouwonderwijzers overleg pleegde,
lezingen hield en alleen bij ongunstig weer achter
zijn schrijftafel te vinden was.
Nadat deze consulent in de eerste wereldoorlog
belast werd met de uitvoering van maatregelen
welke van belang waren voor de voedselvoorzie
ning, werd de dienst in cte jaren 19181934 vrij
sterk ingekrompen. In het laatstgenoemde jaar
kwam een reorganisatie van de dienst tot stand en
werd specialisatie toegepast, omdat de consulent
niet meer in staat was het vele nieuwe op weten
schappelijk gebied in een pas klare en voor de
praktijk geschikte vorm aan de boer voor te zetten,
die in deze jaren die vele nieuwe moest combineren,
en het tot een voor zijn bedrijf economisch geheel
moest verwerken om van deze specialisatie ook
profijt te trekken.
Wel poogde men nog om aparte ibedrijfsconsu-
lenten voor dit doel aan te stellen, doch deze po
ging is door allerlei oorzaken mislukt.
van de neerslag in mm van de regenstations
in Zeeland over de maand October 1951.
le
2e
3e
Decade
Decade
Decade
Tot.
Haamstede
(West. Vuurt.)
-
0.0
21.3
21.3
(De Blink)
0.0
0.1
14.9
15.0
Kerkwerve
0.7
13.8
20.8
Brouwershaven
0.4
16.6
17.0
Noordgouwe
1.4
16.9
18.3
Anna Jacofoapolder
0.8
20.9
21.7
Kortgene
1.0
15.3
16.3
St. Annaland
0.1
0.7
19.0
19.8
Stavenisse
0.7
24.4
25.1
Tholen
0.5
8.9
9.4
Oranjezon
0.3
0.2
22.5
23.0
N. en St. Joosland
1.0
16.6
17.6
Westkapelle
0.4
25.3
25.7
Vlissingen
0.8
1.7
19.4
21.9
Middelburg
0.0
1.2
19.1
20.3
Kraaiertpolder
0.0
1.0
27.7
28.7
O verzande
1.0
12.0
13.0
Wolf aartsdijk
0.8
17.5
18.3
Wilhelminadorp
0.3
25.2
25.5
Kapelle
0.8
16.1
15.3
Krabbendijke
9.2
9.2
Rilland
1.1
0.6
7.7
9.4
Cadzand
2.2
25.6
27.8
Cadzand-Haven
0.6
1.4
25.6
27.6
Groede
1.0
28.7
29.7
Biervliet
0.2
14.0
14.2
St. Kruis
1.2
17.9
19.1
Philippine
0.2
0.8
6.9
7.9
Terneuzen
0.4
10.5
10.9
Axel
0.7
9.7
St, Jansteen
0,0
0.3
0.2
9.7
De dreigende economische debacle van die jaren
deed de Overheid ingrijpen, evenals zij dit deed in
en na de laatste oorlog toen met alle kracht het
voedseltekort bestreden diende te worden. Om dit
doel te bereiken moest een nationale landbouw
politiek gevolgd warden waarbij de rationele pro
ductie een belangrijk onderdeel vormde. Voor de
verwezenlijking van deze plannen werd mede de
Voorlichtingsdienst ingeschakeld die zowel in de
top als naar beneden daartoe aanzienlijk werd uit
gebreid.
Bezien wij deze uitbreiding in de loop der jaren
in cijfers dan krijgen we hiervan het volgende
beeld:
Landbouwvoorlichtingsdienst
1910 1930
15 24
1939
23
9
234
1949
35
15
601
Consulenten
Ing. en Adj.-Ing.
Hoofdass. en Ass. 3
De andere diensten te weten de Tuinbouw, Vee
teelt, Pluimvee en Zuivelvoorlichtingsdienst ver
tonen een minder spectaculair karakter in hun ont
wikkeling.
Een samenvattende vergelijking van de jaren
1910 en 1949 geeft het volgende beeld:
1910 1949
Consulenten met ambtsgebied 41 67
Consulenten, Ing., Adj.-Ing. en
leraren Alg. Dienst 44 153
Hoofdassistenten en assistenten 0 920
Per landbouwconsulentschap komen gemiddeld
27,3 hoofdassistenten en assistenten voor, teg-m
over 14,6 bij de tuinbouwccnsulentschappen, 1,5 bij
de veeteeltconsulentsehappen, 3,7 bij de zuivelcon-
sulentschappen.
Vooral bij de Landbouwvoorlichtingsdienst zien
we dus dat de voorlichting steeds meer wordt toe
vertrouwd aan minder wetenschappelijk gevormde
krachten, die volgens de opzet van de Directeur
voor de Akker- en Weidebouw ieder gemiddeld 350
bedrijven boven de 3 ha onder hun hoede moeten
hebben. Door dit grote aantal assistenten wordt
tevens de tijd die de consulent nodig heeft voor
vorming, leiding en controle van dit corps groter,
zodat hij minder tijd zal hebben om de voorlichting
zelf ter hand te nemen.
De Rijkslandbouwconsulent zag in 1949 gemid
deld 7500 bedrijven aan zijn zorgen toevertrouwd,
terwijl het in de bedoeling ligt het aantal consu
lentschappen uit te breiden tot 27 zodat de ambts
gebieden gemiddeld 80—90.000 ha cultuurgrond
zullen beslaan.
Het rapport van de Studiecommissie Landbouw
voorlichting is voor publicatie vrijgegeven en voor
belangstellenden die lid zijn van een landbouw
organisatie, te verkrijgen 1,
CANADA.
Canada is bereid en ruimschoots ih staat het vol
gend jaar rond 18.000 Nederlanders op te nemen,
waarvan het grootste deel uit de landbouw.
Voor een dergelijke grootscheepse emigratie
moet tijdig alles geregeld worden. Nu reeds is dan
ook een volledig schema opgesteld om de gegadig
den op tijd gekeurd, geplaatst en vervoerd te krij
gen, zodat ieder op tijd zijn plaats van bestem
ming bereikt en aan het werk kan.
Uit kringen buiten de landbouw is de aanmel
ding meer dan bevredigend, doch de boeren zelf
moeten oppassen dat zij niet in de verdrukking
raken. Hoewel het begrijpelijk is, dat een boer in
de zomer minder gelegenheid heeft om de nodige
papieren te verzorgen, moet men er wel om den
ken, dat het nu de hoogste tijd is. Want juist de
boerenemigrant zal het komend voorjaar op het
Canadese land present moeten zijn, wil de zaak
voor hem en zijn toekomstige sponsor niet spaak
lopen.
Aanmeldingen dus nu aan het Secretariaat van
het A. L. E. C., Landbouwhuis, Goes.
Op Dinsdagavond 27 November bewezen de kook-
cursisten van de „Fijne Keuken-cursus" o. 1. v. Mej.
N. Onderdijk, te Kortgene met de daad, dat ze pret
tige en goede lessen hadden ontvangen.
Aan gezellig gedekte tafels werd een heerlijk
toebereid menu opgediend wat de leden van de
Commissie van Toezicht en de cursisten zich goed
lieten smaken. Mevr. Gelderman dankte namens
de Commissie van Toezicht voor de gezellige uit
nodiging en prees de kook- en bakkunst der dames.
De wnd. consulente zeide verheugd te zijn dat deze
3-maandelijkse cursus zo goed geslaagd was en dat
de samenwerking tussen lerares en cursisten zo
prettig v/as geweest. Eén der dames dankte mej.
Onderdijk voor haar goede lessen en bood haar
een boekenbon aan.
Het is prettig te constateren dat de Landbouw-
huishoudschool te Kortgene niet alleen de meisjes
trekt, maar ook huisvrouwen in de gelegenheid
stelt hun practische kookkunst uit te breiden onder
het motto:
,,Een vrouwtje, dat goed koken kan,
C. D,