Noord-Brabantsche
Mij van Landbouw
ZITDAGEN BOEKHOUDBUREAU.
DINTELOORD: Woensdag 28 November 11%—
1 uur, Hotel Korf.
FIJN A ART: Vrijdag 30 November 11—1 uur,
Hotel de Graanbeurs.
BEKNOPT VERSLAG
van de vergadering van het Dagelijks
Bestuur der Noord-Brabantse Maat
schappij van Landbouw, gehouden op
Zaterdag 17 November 1951 in het
Landbouwhuis te Zevenbergen.
In zijn openingswoord voor deze vergadering
sprak de Voorzitter er zijn grote voldoening over
uit, dat thans voor de eerste maal vergaderd kon
worden in het eigen pand der N. B. M. L. en dit dus
officieel hiermee in gebruik kan worden genomen.
Het is wel met grote moeilijkheden gepaard ge
gaan, doch thans beschikt onze organisatie over
een goed geoutilleerd kantoor, wat ongetwijfeld
aan de werkzaamheden ten goede zal komen.
Voorts memoreerde spreker het aftreden van
de heer Sneep als voorzitter van de Coöp. Vlas
fabriek „Dinteloord" en wenste hem geluk met zijn
huldiging ter gelegenheid daarvan.
Hierna werd de agenda afgewerkt, waarvan we
dè belangrijkste punten vermelden:
Samenstelling besturen van de Afdelingen
der Bedrijfsverenigingen.
Van het K.N.L.C. werd een schrijven ontvan
gen, waarin mededeling, dat door het K.N.L.C.
voor Noord-Brabant vertegenwoordigers dienen te
worden aangewezen in de Afdeling Boeren- en
Tuinders belangen (uit West-Brabant) en de Ned.
Bóeren-Onderlinge (uit Biesbosch).
Besloten werd voor te dragen als bestuurslid voor
de Afdeling Boeren- en Tuindersbelangen de heer
A. de Lint te Zevenbergsenhoek en als plaatsver
vanger de heer R. Scheele te Standdaarbuiten, ter
wijl voor de N.B. O. als bestuuraslid zal worden
voorgedragen de heer A. B. Snoek te Almkerk, en
als plaatsvervanger de heer D. Janse te Werken
dam.
Mantelcontract landbouw 19521953.
Door het secretariaat van de Hoofdafdeling So
ciale Zaken van de Stichting voor de Landbouw
werden enkele aanvullingen en wijzigingen voor
gesteld, voornamelijk 'betrekking hebbende op de
inschakeling van landarbeiders op boerenwerken.
De vergadering ging hiermee accoord.
Verslag graslandkeuringen en Provinciale
Jongeren-organisatie.
Van dit door het Rijkslandbouwconsulentschap
Zevenbergen opgestelde verslag werd met belang
stelling kennis genomen.
Het prijsbeleid.
De besluitenlijst van de kleine Boeren-commissie
gaf aanleiding tot een bespreking over de land
bouwpolitiek. De bestaanszekerheid voor het
goed geleide en economisch verantwoorde bedrijf
dient op een behoorlijke basis te berusten. De
vraag is, of deze basis de gemiddelde kostprijs plus
20 ondernemersloon dient te zijn, dan wel de
gemiddelde kostprijs met een nader over een te
komen uitloop naar boven. De kleine Boeren-
commissie stelt voor een garantie van de kale
kostprijs voor de marginale bedrijven, d.w.z. voor
die bedrijven, die onder de ongunstigste productie
omstandigheden werken. Uit deze garantie zou
voor die bedrijven, die onder gunstiger omstandig
heden werken, automatisch een ondernemersloon
resulteren.
Na uitvoerige bespreking werd vastgesteld, dat
dit punt nadere bestudering van de landbouw
organisatie vereist.
Nieuwe loonregeling voor D.U.W.-arbeiders.
Naar vernomen werd zou deze regeling worden
aangepast aan de W.S.W.-regeling (water-, spoor-
en wegenbouw). In ieder geval zal deze nieuwe
regeling niet tot gevolg mogen hebben, dat hier
door een ongunstiger verhouding wordt geschapen
met de landtoouwlonen. Dit punt zal aan het
K.N.L.C. worden doorgegeven.
Sortering pootgoed.
Vooral op de zandgronden is de kleine maat
25/28 zeer in trek. Plomberen van deze maat voor
bepaalde rassen zou gewenst zijn.
Dit zou beperkt kunnen worden tot de klassen
A en B. Aan het K.N.L.C. zou worden verzocht
dit nader in studie te nemen.
Rechtshandelingen landbouwgronden.
Het Hoofdbestuur van de Stichting voor de Land
bouw is in meerderheid voor opheffing van de
prijsbeheersing van landbouwgronden. De betref
fende commissie van het K.N.L.C. blijkt een tegen
overgestelde mening te zijn toegedaan. Wel zouden
de normen op een hoger niveau dienen te worden
gebracht.
Na enige bespreking bleek de meerderheid van
de vergadering zich met het standpunt van de
K.N.L.C.-commissie te kunnen verenigen.
C.A.O.-Tuinbouw.
Bij de landelijke besprekingen over de mantel
voor 1952 is door de werknemers aangedrongen
op het opnemen van de 2 vacantietoeslag in de
C.A.O. voor 19521953.
Van werkgeverszijde wordt dit onaanvaardbaar
geacht. De vergadering besloot zich tegen opne
men van deze vacantietoeslag voor de tuinbouw te
blijven verzetten.
immigratie-werkzaamheden.
In het Hoofdbestuur van het K.N.L.C. werd be
sproken, in hoeverre aan deze werkzaamheden uit
breiding zou kunnen worden gegeven. Ook de
N.B.M.L. verleent sinds enkele jaren op het terrein
van emigratie bemiddeling. Door het Algemeen
Landbouw Emigratie Comité zijn thans nieuwe
richtlijnen opgesteld, waarbij de werkzaamheden
meer naar de provincie worden verlegd.
Dit betekent vooral voor de kleinere organisaties
een overbelasting van het apparaat, daar een des
kundige hiervoor zou dienen te worden aangesteld.
Na enige bespreking werd besloten om voor te
stellen, dat deze werkzaamheden zoveel mogelijk
centraal door het A.L.E.C. worden verricht. De
N.B.M.L. zal dan provinciaal voor de voorlichting
en het verzamelen van de nodige gegevens kunnen
zorgen.
Vaststelling datum en agenda voor de e.v.
Hoofdbestuursvergadering.
Als datum werd vastgesteld Woensdag 19 De
cember a.s. in „De Graanbeurs" te Breda. De
concept-agenda werd goedgekeurd, alsmede het
concept voor de begroting.
ARBEIDSVOORZIENING.
In ons vorig artikel hebben wij gewezen op de
goede samenwerking in de plaatselijke commissie
Biesbosch en de gunstige resultaten hiervan voor
de arbeidsvoorziening in dit moeilijke gebied. Daar
door werd het immers mogelijk te komen tot een
bedrijfsvoering, welke aan de eisen des tijds is aan
gepast. Met dit laatste bedoelen wij dan niet een
moderne, gemechaniseerde en daardoor dikwijls
extensieve bedrijfsvoering, doch uitsluitend een
bedrijfsvoering, welke een maximum aan produc
ten levert, welke voor onze nationale economie van
grote betekenis zijn.
De vruchtbare grond van de Brabantse Bies
bosch leent zich bij uitstek voor de teelt van sui
kerbieten en aardappelen en meer andere belang
rijke gewassen. Zowel tijdens verpleging als oogst
vragen deze gewassen veel arbeid. De werkgelegen
heid in de landbouw wordt hierdoor gunstig be-
invloed, zodat op constructieve wijze wordt mee
gewerkt aan vermindering der agrarische werk
loosheid.
Het is vanzelfsprekend, dat wij ons bij de samen
stelling van ons teeltplan niet alleen laten leiden
door ideologische overwegingen, doch evenzeer
door economische. Indien de Regering bereid is
bij haar prijzenbeleid hiermee rekening te houden,
is hiermee aan een tweede voorwaarde tot produc
tieverhoging voldaan. De verbouw van aibeids-
intensieve gewassen is dan een belang van zowel
boer en arbeider als een landsbelang.
Zodra de Overheid dit op de juiste wijze stimu
leert en wij als organisaties zorgen dat de arbeids
voorziening op de bedrijven goed loopt, dan is vol
daan aan een paar belangrijke en noodzakelijke
voorwaarden om tot productieverhoging te kunnen
komen.
Dit laatste moge blijken uit hetgeen wij nu laten
volgen over het werk dat de plaatselijke commissie
Biesbosch voor de Landbouw heeft gedaan en op
welke wijze dit werd geregeld.
Vanaf Maart-April is er op de Biesboschbedrijven
een tekort aan arbeiders. Aanvragen om arbeids
krachten worden bij de plaatselijke commissie in
gediend. In overleg met het G.A.B. worden de
arbeiders (ook wel vaste knechts) door de com
missie naar de betrokken werkgevers verwezen.
Zijn er in de randgemeenten geen krachten meer
beschikbaar, dan trekt men arbeiders aan uit
verder gelegen gemeenten in het Oostelijk- en Zui
delijk deel van het Land van Altena. Deze afstand
is echter te groot om te fietsen en zo omstreeks
Mei begint men met de z.g. S.O.V.-regeling (vrij
.vervoer). Daarnaast gaat men, voor zover nodig,
over tot inzet van oogstcolonne's.
Gedurende de verplegingswerkzaamheden, de
vlas- en de graanoogst waren omstreeks 200 ar
beiders in de Biesbosch op deze manier te werk
gesteld. Ongeveer de helft was werkzaam in
colonneverband, voor de andere helft werd de vrij-
vervoersregeling toegepast. Tijdens de najaars-
werkzaamheden, de aardappel- en bietenoogst, wa
ren ondanks de zeer gunstige weersomstandig
heden ongeveer 350 arbeiders werkzaam, afkomstig
uit het Land van Altena, Oosterhout, Etten, Was
pik, Capelle en de Bommelerwaard.
Het is vanzelfsprekend dat dit alles veel organi
satie en overleg vereist. Regelmatig worden daar
om vergaderingen belegd om de toestand te bespre
ken en zich omtrent de te nemen maatregelen te
beraden.
Naast de vertegenwoordigers van de 6 organisa
ties zijn als regel op deze vergaderingen aanwezig
vertegenwoordigers van G.A.B. en B.O.V.
De dagelijkse 'leiding van de arbeidsvoorziening
is gelegd in de handen van de heer Ippel, welke
televns lid is van de commissie. Hij onderhoudt
regelmatig contact met boeren en arbeiders en
zorgt voor de plaatsingen en verplaatsingen over
eenkomstig de toesluiten der commissie en brengt
hiervan regelmatig verslag uit. Voor de wijze
waarop hij zich van deze taak kwijt past een woord
van hulde.
Behalve 't toeoordelen van aanvragen en 't nemen
van maatregelen ter aanvulling van arbeidstekorten
neemt de commissie kennis van allerlei kwesties
inzake loon- en arbeidsgeschillen. In vrijwel alle
gevallen is de commissie in staat deze geschillen
op een voor 'beide partijen bevredigende manier te
regelen. Velen stellen het daarom ook op prijs de
moeilijkheden welke zich eventueel voordoen via
de commissie tot oplossing te brengen.
Wanneer we ons aldus een beeld vormen van het
werk van deze commissie, komt onwillekeurig de
P.B.O. in onze gedachten. Wanneer men straks
het bedrijfsleven dezelfde plaats geeft en op de
zelfde wijze een taak toebedeelt zoals nu met de
arbeidsvoorziening in dit gelbied gebeurt en wan
neer dan het bedrijfsleven evenalshier in staat
blijkt deze taak te vervullen, dan heeft de P.B.O.
inderdaad kans van slagen.
Wij aarzelen daarom niet de Brabantse Bies
bosch op het gebied van de arbeidsvoorziening als
voorbeeld te stellen en brengen gaarne een woord
van lof voor de wijze waarop in dit moeilijke ge
bied de problemen worden aangepakt en opgelost.
BINNENL. VOEDERPRODUCTIE.
Voordelen voor het kleine bedrijf.
Reeds verschillende malen is zowel door de over
heid als door de organisaties gewezen op het be
lang van de vergroting van de voederproductie in
eigen land. Nog onlangs heeft de minister van
Landbouw de aandacht erop gevestigd, dat de mo
gelijkheden voor een regelmatige veevoederimport
in Nederland helemaal niet zeker zijn, niet alleen
wegens het gebrek aan dollars, maar ook door het
groter eigen verbruik in de exportlanden. Ook de
Marshall-organisatie te Parijs heeft betoogd dat
een verhoogde veevoederwinning in West-Europa
absoluut noodzakelijk is. Voor Nederland klemt
dit in het bijzonder omdat de Nederlandse veehou
derijbedrijven ook nu nog voor een aanzienlijk deel
aangewezen zijn op import. Voor de kleine be
drijven heeft de verhoging van de voederproductie
een bijzondere betekenis.
De kleine landbouwbedrijven in ons land immers
kunnen alleen dan een redelijk bestaan -verdienen,
wanneer ze een dichte veestapel helbben. Dit geldt
zowel voor rundvee als voor varkens en kippen.
Tot nog toe konden zij deze veestapel slechts aan
houden met behulp van toewijzingen van import-
voer en daarnaast dikwijls ook door tegelijkertijd
nog op de vrije binnenlandse markt voer bij te
kopen. In het rentabiliteitsoverzicht van enkele
typen gemengde bedrijven op zandgrond (L.E.I.-
nota no. 159, pag. 41) wordt een vooraankoop be
rekend van ƒ354 per ha voor de Friese wouden,
ƒ525 voor Overijssel en ƒ438 voor Oost Noord-
Brabant. Zelfs bij een flinke vergroting van de
eigen voederwinning zullen de kleine bedrijven
dus toch nog in belangrijke mate aangewezen blij
ven op importvoer en vrije binnenlandse voeders.
Een beperking van de vee voeder import zal dan
ook speciaal de kleinere bedrijven treffen; de voer-
toewijzingen zullen geringer worden -en de drifk
op de binnenlandse voedermarkt zal toenemen, zo
dat de prijzen van vrije veevoeders zullen stijgen.
De kleinere bedrijven hebben er dus alle belang
bij, dat de binnenlandse voederproductie'wordt4'op
gevoerd.
Daarnaast is vhet echter noodzakelijk, dat niet
alleen de voederwinning maar ook het voederver-
bruik gerationaliseerd wordt en tevens dat de me
thoden van conserveren verbeterd worden. Indien
niet evenveel aandacht wordt besteed aan de con
servering en het verbruik als aan de voederwin
ning zal de Vergroting van de voederproductie, op
eigen bedrijf lang niet die voordelen opleveren
welke mogelijk zijn. Indien de kleine bedrijven
aan deze verschillende factoren voldoende aan
dacht besteden zullen zij in mindere mate afhanke
lijk worden van de toewijzingen van importvoer en
van de binnenlandse vrije voermarkt.
Vanzelfsprekend is ook een verhoogde voeder
productie op de andere bedrijven voor de kleine
(boeren van grote betekenis, vooral omdat hierdoor
de vrije voermarkt ruimer wordt.
Deze verhoging van de voederproductie heeft
vooral zin, omdat de afzetmogelijkheden van de
veehoudérproducten gunstig zijn. Men denke b.v.
aan het baconcontract met Engeland, aan de export
van ham in blik naar Amerika, aan de export van
eieren en dergelijke.
Voor vele kleine bedrijven biedt een vergroting
van de eigen voederwinning nog het belangrijke
voordeel, dat daardoor het arbeidsinkomen wordt
vergroot, vooral omdat op deze wijze de beschik
bare arbeidskracht in meerdere mate productief
gemaakt kan worden. Zolang deproductiekosten
van het meer gewonnen, eigen voeder voor de be
trokken boer lager liggen dan de betrekkelijk hoge
kosten van aangekocht voer, is het zijn voordeel
de voederproductie te verhogen. Men moet immers
niet uit.het oog verliezen, dat de boer zijn «igen
voer voor een groot deel tegen kale kostprijs kan
aanwenden, doch dat hij voor het aangekochte
voer ook de verwerkings- en handelsmargesmoet
betalen. Zo betaalt de boer voor varkens- en
pluim veevoer gemiddeld zeker 5 per 100 kg meer
dan de A.V.A.-prijs van de hiervoor gebruikte
grondstoffen.
De Nederlandse landbouw heeft na de oorlog op
het gebied van de eigen voederwinning reeds zeer
belangrijke prestaties geleverd. Dit geldt in niet
geringe mate ook voor de kleine bedrijven, welke
een grote steun hebben gehad aan de premie ver
leningen. Deze immers zijn vooral gericht op de
verhoging van de voederproductie, de verbetering