de MAÏSTEELT de enquête naar het optreden van vergelingsziekte in de suikerbieten AARDAPPELBEWAARPLAATSEN met buitenluchtkoeling ENKELE OPMERKINGEN naar aanleiding van ALGEMENE VERGADERING ENIGE AANTEKENINGEN OVER Kruiningen, 12 Nov. 1951. IN DE BALKAN. P. VAN DER HAVE. Evenals vorige jaren werd ook dit jaar in begin September over het gehele land een onderzoek in gesteld naar de mate waarin de vergelingsziekte voorkwam in de suikerbieten. Op de Zeeuwse Eilanden werden daartoe op 80 percelen verschil lende bepalingen verricht en van deze percelen meerdere gegevens verzameld. Zo werd nagegaan het aantal planten per ha, het aantal vergelings- zieke planten, het ras, de zaaidatum en de bemes ting. Dat 1951 geen al te best bieten jaar is zal wel een uitspraak zijn die door velen beaamd wordt. Gaan wij eens na welke factoren hierbij een rol hebben gespeeld dan vallen naast de overheersende invloed van de slechte structuur direct enkele punten in het oog. In dit artikel eerst iets over de vergelings ziekte. Hierbij moeten we beginnen met de opmerking, dat niet alle bladeren die geel worden, aangetast waren door de vergelingsziekte. Er waren meer dere oorzaken aan te wijzen zoals b.v. schimmels of waterschade. De vergelingsziekte behoort tot de virusziekten, d.w.z. dat de afwijking ontstaat door de aanwezig heid van een virus, een smetstof waar wij tot op heden betrekkelijk weinig van weten. Naast de be kende virusziekten in de aardappelen was dit jaar plaatselijk ook in de stambonen een sterke aantas ting door één of meer virusziekten waar te nemen. De verspreiding van deze ziekten vindt hoofdzake lijk plaats door bladluizen. In een luizenjaar zoals 1951, kon dan ook op een sterke uitbreiding van de virusziekten gerekend worden. Hoewel ook de zwarte luis smetstof overbrengt is het toch vooral de groene bladluis die de besmetting veroorzaakt. Maar, om te verspreiden moet er eerst een bron met smetstof zijn. En die is voor onze omgeving te zoeken in de voederbietenkuilen. Want ook voe derbieten worden door de vergelingsziekte aange tast en de smetstof krijgt daardoor de gelegenheid te overwinteren. Nu kunnen in genoemde kuilen luizen soms bij massa's voorkomen. (Men neemt aan dat de vergelingszieke voederbieten minder goed houdbaar zijn dan gezonde bieten. Door rot ting ontstaat vaak broei in de kuil hetgeen de ver meerdering van de luizen in de hand werkt.) Van deze luizen komt, wanneer het weer wat zachter wordt, in het voorjaar een gevleugelde generatie te voorschijn, die, door sap op te zuigen van de zich in de kuil bevindende zieke planten delen smetstofdrager van de vergelingsziekte wordt. Deze smetstofdragende generale vliegt uit en besmet de jonge bietenplantjes. De volgende generaties veroorzaken dan verder de besmetting van plant tot plant, zodat vaak ..nesten" van zieke planten aangetroffen worden. Uit deze levenswijze blijkt, dat wanneer b.v. enkel suikerbieten zouden worden: geteeld (die 's winters niet bewaard wor den) de, kans op besmetting veel geringer zou zijn. De lijn van de plant tot hoop en van hoop tot plant werd dan onderbroken en de generatie gevleugelde luizen zou een voorname smetstofbron minder tot haar beschikking hebben. Dit zou echter ook be reikt kunnen worden wanneer op 1 April de voe derbieten opgevoerd waren en de kuilen opgeruimd De opbrengstvermindering, een lager suikerge werden en ook overigens geen resten van bieten meer de gelegenheid kregen nieuw blad te vormen. Het opruimen van de kuilen brengt voor onze be drijven echter verschillende moeilijkheden mee. Meestal worden na 1 April nog bieten gevoerd. Daar echter ook algemeen, ingekuilde bietenkop pen aanwezig zijn, zou dit bezwaar ondervangen kunnen worden door na 1 April alleen kuilvoer aan het vee te verstrekken. Dit geldt zowel voor onze gemengde- als voor onze akkerbouwbedrijven. Een probleem, dat wel iets moeilijker op te los sen zal zijn, is dat bieten bewaard moeten worden om in Mei en Juni te dienen als conserveringsmid del bij het inkuilen van gras, een methode die meer dere voordelen biedt boven het gebruik van andere, aan te kopen middelen. Het zou reeds een stap in| de goede richting zijn wanneer de bieten die voor) het inkuilen bestemd zijn, reeds in het najaar af zonderlijk ingekuild werden. Teneinde een goede houdbaarheid zowel gedurende de winter als in het voorjaar te waarborgen zou men op deze kuilen twee maal een laag stro grond moeten aanbren gen. Opent men dan op het moment dat ingekuild wordt en ruimt men direct de resten op, dan zijn de besmettingskansen al veel geringer. halte en mogelijk ook een minder goede houdbaar heid die het gevolg zijn van een aantasting door vergelingsziekte zijn toch wel in die mate van be lang dat wij ons er op dienen te bezinnen wat hier het zwaarste weegt en welke maatregelen in deze genomen dienen te worden. De Assistent voor de Plantenziekten, P. VERHAGE. Kruiningen, November 1951. van de Ring Goes van Coöperatieve Aankoopverenigingen. Donderdag 15 Nov. werd te Goes de Algemene Vergadering gehouden van de Ring Goes van Coö peratieve Aankoopverenigingen in Zeeland. Hoofdschotel was de behandeling van het Jaar verslag van het Centraal Bureau, hetwelk werd toegelicht door de heer H. D. Louwes, Voorzitter van het Centraal Bureau. Met verheugenis kon melding gemaakt worden van de groei der organisatie. Hierna werden een aantal huishoudelijke zaken behandeld. De aftredende Ringvoorzitter, de heer J. F. Brooijmans te St. Annaland, werd herkozen. In de plaats van de heer De HulluLuteijn te Schoon- dijke kan door de vereniging te Zierikzee een can- didatuur worden ingediend. Een uitbreiding van het werkgebied der Ring, door een aantal verenigingen van de Z.-Hollandse eilanden hierin op te nemen, werd tot nader order aangehouden. Door de Ring Goes werd in 1950/1951 rond 80.000 ton goederen van het Centraal Bureau betrokken. Toen ik in de maanden September en October door Zuidelijk Oostenrijk en Joego-Slavië reed, had ik de gelegenheid de maïsteelt in deze maïsgebie- den bij uitstek, van nabij te zien. Het is opmerkelijk, dat in genoemde streken de maïsteelt intensief en practisch zonder het ge bruik van machines ten uitvoer wordt gebracht, terwijl men over het algemeen de indruk heeft, dat in Amerika het tegendeel waar is. Men zaait in deze Europese streken deels machinaal, doch ook veel met de hand. Men oogst met de hand, zodat de schutbladeren verwijderd worden. Als toerist krijgt men de in druk, dat er in de onmetelijke Joego-Slavische vlakten verhoudingsgewijs minstens zoveel maïs staat, als er in de Wieringermeerpolder graange wassen verbouwd worden. De klimatologische omstandigheden zijn aldaar voor de maïs buitengewoon gunstig. Wanneer De aardappelbewaarplaatsen met buitenlucht koeling zijn te onderscheiden in ouderwetse en moderne. De ouderwetse bewaarplaatsen zijn voor zien van kanalen in de grond, de nieuwerwetse van kanalen op de grond. Zo begint menig „ad vies" van de vertegenwoordigers van systemen met bovengrondse luchtkanalen. Uit het oogpunt van een vertegenwoordiger bezien is dit een uiterst handige psychologische vondst. Want een ieder die tot ingrijpende veranderingen overgaat wil dit liefst volgens de nieuwste inzichten doen. Echter is het m.i. min of meer ongeoorloofd het ene systeem voor ouderwets uit te schelden en het andere voor nieuwerwets aan te prijzen. Want ver schil in systeem is er niet. Het is slechts een kwestie van uitvoering of men het kanaal op de grond, dan wel in de grond wil hebben. Daarnaast is het helemaal niet zo, dat men om welke reden dan ook tegen kanalen op de grond kan zijn. Er is zelfs in het begin veelvuldig mee gewerkt. Maar men is er van terug gekomen, omdat een kanaal in de grond toch handiger is en als men tegels neemt, die voldoende bewapend zijn, kan men het kanaal dichtleggen en zo ook de gehele bewaar plaats na aflevering der aardappelen tot zijn beschikking hebben b.v. voor berging van machine rieën. Met de losse tegels heeft men het ook in de hand om de gaten in het aanvoerkanaal zodanig te rege-' len, dat er door elk gat evenveel lucht uittreedt. Het systeem met kanalen in de grond en houten lattenrooeters op de grönd, heeft bovendien hét voordeel dat de maximale tegendruk bij 3 m stort- hoogte nauwkeurig bekend is. Daarbij is dit „systeem" niet gebonden aan bepaalde ventilato ren, maar men kan zich bedienen van ventilatoren met een laag toerental. Dit is vooral van belang wanneer de ventilator dicht bij de woning wordt opgesteld, of in een bebouwde kom. Hoe lager het toerental is, hoe minder bezwaar U van het lawaai zult ondervinden. Geheel geluidloos zal het echter, vooral 's nachts nooit zijn. Enige berekeningen hebben ons ook geleerd, dat de kanalen in de grond met koekoek, tegels en lattenroosters zeker niet duurder komen dan enig ander systeem, zelfs al moet een behoorlijk dikke betonvloer hiervoor opengehakt worden. Dit werk gaat vrij eenvoudig indien men de vloer ondergraaft. Zij die beslist met bovengrondse kanalen willen werken adviseren wij voor zij tot aanschaffing overgaan, eerst met de rayon-assistent in hun om geving te overleggen welke capaciteit de ventila tor moet hebben bij 15 mm waterkolom tegendruk, hoe groot de afmeting van de kanalen dient te zijn en welke eisen er aan de isolatie worden gesteld. Blijft men op deze drie punten beneden onze voor schriften dan krijgt men schot op de aardappelen en wordt men genoodzaakt om een partij om te zetten, of vroeg af te leveren, waardoor de voor delen van de Juchtgekoelde aardappelbewaarplaats grotendeels komen te vervallen. De Adjunct-Ingenieur, M. SANDERS. men echter denkt, dat de Joegoslaaf zijn maïs oog sten kan met een vochtgehalte van 15 en dat hij meteen daarna gaat dorsen, dan heeft men het mis! Na een warme en droge zomer begint men de paardentandmaïs eerst tegen eind September/ (begin October te oogsten. Deze -bevat dan 2530 vocht en kan alleen in een ren worden bewaard. Op de bedrijven geschiedt het vervoer heel vaak met 'lichte vierwielige wagentjes, getrokken door een span snelle, kleine paarden. Deze wagentjes hebben een laadvermogen van 8001000 kg. Men werpt tijdens het oogsten de maïs regelrecht op de wagentjes, voert deze naar de ren en bewaart de maïs daar tot de winter maanden, wanneer men dus tijd heeft voor het dor sen en de maïs in de tussentijd gelegenheid heeft gekregen om in te drogen tot een vochtpercentage waarbij zonder bezwaar gedorst kan worden. Bovendien verkrijgt men hierdoor een welkome arbeidsspreiding. De rennen treft men in vele variaties aan, doch op iedere boerderij ziet men zo zeker een maïsren, als op een Nederlands bedrijf een schuur aan wezig is. Afdorsplaats ren 3 m 5 m Het dorsen geschiedt meestal met een handdors machine. Een normale opbrengst noemt men 4000 kg per ha. De rijen-afstanden variëren van 80 cm tot 1 m. Hybridemaïsrassen verlbouwt men er nog niet; men verbouwt uitsluitend landrassen. Nadat de maïs geplukt is, snijdt men het stro met een sikkel, bost dit op en zet het op hopen te drogen. Het droge maïsstro strooit men in de stal. Ook schijnt men het gemengd met groene snijmaïs, ge- hakseld te ensileren. Mijn conclusie komt geheel overeen met de in houd van het artikel van Ir. C. Koopman, waarin hij zegt, dat voor Nederland de maïsren onmis baar is. Wij zullen niet alleen gebruik moeten maken van de Amerikaanse maïservaringen, doch zullen tevens de ervaringen uit de Donaulanden aan de Nederlandse omstandigheden moeten aanpassen. De maïsren komt hierbij op de eerste plaats.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1951 | | pagina 4