ENKELE actuele dïïaïsk dit buiten het feit. dat als men een overeenkomst afsluit, men zich dan ook aan de bepalingen van dat contract Heeft te Tiouden. Wij hebben bij dit punt uitvoerig stilgestaan, om dat wij duidelijk willen doeïi uitkomen, dat wij niet de mening delen van diegenen, die maar ql te snel als hun oordeel uitspreken, dat het betalen van te hoge lonen voor 90 de schuld is van de werkgevers. Deze onderschatten volledig de waar de van een contract. Wij besluiten dit gedeelte met de conclusie, dat de arbeider, die een loon eist, dat boven het con tractloon ligt, zich niet voldoende bewust is van de betekenis van een collectieve arbeidsovereen komst. De voordelen, die hier voor hem uit voort vloeien, neemt hij als een verworven recht, doch op de keerzijde van de medaille, de plichten dus die uit deze C.A.O. voortvloeien, is hij te weinig gewezen. De werkgeverszijde. En thans het feit, dat er boeren zijn, die deze te hoge lonen te gemakkelijk betalen. In de eerste plaats kan er op worden gewezen, dat ook zij zich niet bewust zijn, dat zij zich als lid van de boeren gemeenschap aan de collectieve arbeidsovereen komst hebben te houden. Om alle misverstanden te vermijden, stellen wij nog even vast, dat wij het nog steeds hebben over die streken waar geen arbeiderstekort heerst en over normale weersom standigheden. Het betalen van te hoge lonen is onder deze omstandigheden minstens even verwer pelijk als het eisen van te hoge lonen. Men werkt mede aan contractbreuk. Men dupeert zijn mede boeren en jaagt hen op kosten. Ook diegenen onder hen, die het eigenlijk niet of moeilijk kun nen missen. Tenslotte geeft men zelve meer geld uit dan nodig is. Nu weten wij, dat het in de prak tijk bijna nooit zo eenvoudig ligt als hier wordt ge steld. Wij zijn ervan overtuigd, dat als de boer van tevoren zou weten, hoeveel regenloze dagen hij ter beschikking zou hebben voor de oogst van elk ge was en dit aantal zou voldoende zijn, er in streken waar geen arbeiderstekort is, geen t'e hoge lonen betaald zouden worden. Daar hij dit juist niet weet is er tussen de boer, die achteraf voldoende tijd bleek te hebben voor het binnenhalen van zijn oogst en de man, die in tijdnood zit niet zo veel verschil. Maar voor beiden geldt, dat door het en kele feit van het bieden of betalen van te hoog loon niet meer arbeiders beschikbaar komen. En daarom is het niet alleen verderfelijk voor de ge hele streek, doch bovendien nutteloos. In de prac- tijk is meer dan eens gebleken en het blijkt ge lukkig jaarlijks in vele delen van onze provincie dat men met een beetje ruggegraat alle werk zaamheden tegen de vastgestelde lonen kan doen verrichten. En hierbij willen wij eerlijkheidshalve tevens aantekenen, dat er ook vele landarbeiders zijn, die geen hogere lonen eisen. Dat wij niet gaarne alle werkgevers of alle werknemers over één kam zouden scheren blijkt overigens uit onze stellingen. Wij schreven im mers ,,Er zijn arbeiders" en „Er zijn boeren". Dit gedeelte kunnen wij besluiten met er op te wijzen, dat die werkgevers, die zonder enige vorm van protest het hun gevraagde betalen of zelfs, zoals helaas ook voorkwam, uit zich zelve betalen, zich ook niet bewust zijn, dat zij de éne partij vormen van de twee, die een contract afsluiten en dat zij zich aan de bepalingen dienen te houden en dat zij de boerenstand, waartoe zij toch behoren, een slechte dienst bewijzen. En nu het vierde punt. Er zijn instanties, die de arbeidsvoorziening regelen. Ook hier begeven wij ons op een terrein vol voetangels en klemmen. Maar dit mag ons er niet van weerhouden sommige feiten te constateren. In de eerste plaats zijn wij van mening, dat voor die gebieden, waarover wij hierboven spraken, waar dus voldoende arbeidskrachten aanwezig zijn instanties, die de arbeidsvoorziening rege len, niet nodig zijn, zolang de weersomstandigheden normaal zijn. Met één instantie, die de arbeidsbe middeling regelt, kan hier worden volstaan. De instanties, die de arbeidsvoorziening moeten regelen, zijn wel van node in gebieden, waar een tekort aan arbeiders is en tevens bij abnormale weersomstandigheden. Zij zijn van node, omdat het enige andere middel om een tekort aan arbei ders op te vangen, namelijk een opstellen van het bouwplan in extensieve richting, niet in het belang is van ons land en door onze Overheid dus niet wordt gewenst. Integendeel, de Regering bevor dert een opvoering van de productie en wel spe ciaal van de productie van de zogenaamde arbeids productieve producten als suikerbieten en aard appelen. Dat de Overheid dit standpunt deelt, blijkt over duidelijk uit de paragraaf, die de Minister van Landbouw in de Memorie van Toelichting bij de Begroting voor zijn Ministerie aan de onder hem vallende instantie, het Bureau Oogstvoorziening wijdt. Hierin deelt de Minister mede van oordeel te zijn, dat dit instituut in het kader van het beleid om de verbouw van productieve gewassen te bevorderen niet gemist kan worden. Wij onderschrijven dit standpunt ten volle. Het Bureau Oogstvoorziening kan in het huidige landbouwbeleid niet worden weggedacht. Wie dit doet streeft het nationale belang niet na. De bemoeienissen van het B. O. dienen dus te liggen op het terrein van de arbeids voorziening. Een tweede punt is echter, dat de samenwer kende organisaties van werkgevers en werkne mers, die op dit terrein elkander in de sociale sec tie van de Stitfituig voor de landbouw ontmoeten, een taak hebben op het terrein' van het bestrijden van te hoge lonen. En nu menen wij, dat in het verleden de taken van beide instanties wel eens door elkaar zijn gevloeid, waaruit slechts verwar ring en misverstand kan voortkomen. Wij zijn van oordeel, dat het bestrijden van het betalen van te hoge lonen in die gebieden, waar voldoende werkkrachten aanwezig zijn en in tijden van normale weersgesteldheid zuiver een taak is van de samenwerkende organisaties. Lukt het deze niet om aan dit euvel een einde te maken, dan ligt er een taak voor de werkgevers onderling. Er zijn dit jaar door de Stichting in verschillende gebieden krooibazen aangesteld en de sociale sectie hoopt hiermede het gewenste doel te bereiken. Voldoende gegevens ontbreken ons nog om te kun nen beoordelen of succes is behaald. Doch deze zullen zeker als het gehele werksei- zoen achter de rug is, ter beschikking komen. De organisaties zullen zich dan een oordeel kunnen vormen. Ook is er een gebied, waar de werkgevers de zaak zelve in handen hebben genomen en regelen. Naar verluidt met succes. Beide initiatieven zijn onzes inziens toe te juichen, indien zij er maar toe leiden, dat elke goedwillende boer zijn werk gedaan kan krijgen tegen de con tractlonen en daarnaast de arbeidsbelangen ter plaatse behartigd worden. De taak voor het Bureau Oogstvoorziening lijkt onzes inziens in die gebieden, waar een tekort aan arbeidskrachten bestaat en in de overige streken in tijden van abnormale weersgesteldheid. Het tijdig inzetten van colonnes of het verlenen van subsidie op het vervoer zijn dan de middelen, waar mede het nodige werk aan de kant komt. Dat er van deze hulp tevens een grote steun tot handha ving van de contractlonen uitgaat spreekt van- zelve. Dit is echter niet de hoofdzaak, doch een bijkomstig, zeer welkom gevolg. Indien alle betrokken partijen en instanties zich niet buiten de hun opgedragen taak begeven en deze taak scherp in het oog houden en vooral ook niet zich bemoeien met de taak van de ander of Het direct dorsen van maïskolven, gevolgd door onmiddellijk kunstmatig drogen, heeft in de akker- bouwstreken direct een grote vlucht genomen. Deze methode heeft het voordeel, dat de boeren de maïs slechts behoeven te zaaien en op te kwe ken, terwijl het ruwe product, zodra dit rijp is, direct kan worden afgeleverd naar de drogerij, zo als dit ook met suikerbieten en fabrieksaardappe len het geval is. De boer heeft dan geen soesah met het opbergen in maïsdroogrennen. Ja, hij be hoeft zijn kolven niet eens van de schutbladen te ontdoen, doch kan ze met schutblad en al van de plant afbreken, wat nog een extra besparing op oogstkosten van 30 per ha betekent. Doch deze methode heeft ook schaduwzijden. En deze kwamen deze herfst vooral scherp tot uiting, nu de maïs dit jaar laat rijpt, terwijl in het noor den van ons land meerdere percelen van de later rijpende hybriden, als Wisconsin 240 KF-1, KE-3 en Nodak 301 feitelijk niet geheel volrijp zullen worden. Doch ook vorig jaar, toen de maïs behoor lijk op tijd rijpte, schatte ik de dorsverliezen ge middeld wel op pl.m. 15 Hierbij is dan alleen gedacht aan de korrels, welke practisch tot pap geslagen worden, welke meelpap zich aan de zeven, aan de spillen, de schutbladen en aan de korrels hecht, zodat dit als volledig verlies te beschouwen is. Daarnaast heeft men nog de gebroken korrels, welke wél gewonnen worden, een volledige voe dingswaarde behouden, doch een lagere verkoops prijs opbrengen dan de hele korrels. Over dit percentage van 15 verlies lopen de meningen uiteen, terwijl dit zonder nauwkeurig hiernaar ingesteld onderzoek, ook niet vast te stel len of te schatten is. In het Zuiden van ons land zal dit in het algemeen iets lager liggen, in het Noorden echter dikwijls nog hoger. Plukt en dorst- men erg laat, of heeft men vroeger rijpende maïs, als Baanbreker, Vroege Gele Ronde CB, Goudster of Canbred hybriden, dan zal het verlies ook klei ner zijn. Verder maakt het veel verschil of men met nieuwe, scherpe slaglijsten dorst of met oude half sleetse en verder hoeveel toeren de dorstrommel maakt. Een feit blijft het, dat verse kolven dorsen steeds een vrij belangrijk verlies zal opleveren, zelfs in een vroegrijpend jaar en ondanks alle te nemen voorzorgen, waarmede deze verliezen wel sterk te beperken zijn, doch niet geheel te voor komen. Door mij is dit jaar de medewerking van een 7- tal maïstelersgroepen ingeroepen om deze ver liezen eens precies vast te stellen, zodat ik deze winter over exacte cijfers hierover hoop te be schikken. Tot mijn spijf echter is de medewerking deze bewust of onbewust doorkruisen kunnen vele strubbelingen uit het verleden voorkomen worden. Want strubbelingen zijn niet in het belang van een goede oogstvoorziening, niet in het belang van boeren en arbeiders, niet in het belang van cle ge groeide samenwerking tussen de organisaties en kosten bovendien geld. Het verdelen van de taak. Wij zijn ons ervan bewust, dat wij in het voor gaande verschillende misstanden hebben bespro ken. Wij zijn ons ervan bewust, dat wij, ondanks het feit, dat voetangels en klemmen ons hebben belaagd, ondanks het feit, dat wij misschien hier en daar wel een gevoelige teen hebben geraakt, moeten trachten de voor boeren en arbeiders beste oplossing te geven van de problemen: te hoge lonen en arbeidsvoorziening. Het euvel van te hoge lonen zou voor een groot deel opgelost zijn, indien er minder land verhuurd werd en indien zowel werkgever als werknemer strafbaar waren, waarnaast dan een behoorlijke controle diende te bestaan. Waarom bij contract breuk alleen de ene partij strafbaar gesteld wordt en de andere niet is ons steeds een raadsel ge weest. Dit druist zozeer tegen ieder rechtsgevoel in, dat indien werkelijk de huidige politieke ver houdingen in ons land zodanig zijn, dat de betref fende wet niet veranderd kan worden dit wordt namelijk als oorzaak van de steeds voortdurende wantoestand opgegeven het er met ons land ook op dit gebied niet best voorstaat. Daarnaast zal moeten blijken of het systeem van krooibazen, dat de Provinciale Stichting heeft toe gepast, gunstig werkt. Helpt dit niet of onvoldoende, dan zullen onge twijfeld vele werkgevers het experiment van die collega's, die deze zaken zelve goed regelen, navolgen. Tenslotte zullen die gebieden, die met een voort durend tekort aan arbeidskrachten hebben te kam pen, de steun van B. O. niet kunnen missen. S. nog niet erg groot, daar sommige zaakvoerders deze verliezen sterk onderschatten en een derge lijk onderzoek overbodig achten. Juist dit ver schillend oordeel maakt m.i. een onderzoek des te noodzakelijker. Nemen we nu maar eens aan, dat inderdaad ge middeld 15 verloren gaat, dan zou dit uit een oogpunt van algemene landseconomie gezien, een beduidend verlies aan kostbaar voeder betekenen, welk verlies bij toepassing van verbeterde metho den zou kunnen worden voorkomen. Doch voor de individuele imaïsteler betekent dit bij een gemiddelde opbrengst van 4500 kg droge maïs een verlies van 675 kg maïs a 45 cent, is 303,75 per ha. Ik ben er zeker van, dat deze ver liezen in sommige gevallen zelfs meer dan 1000 kg per ha bedroegen. Het loont zeker wel de moeite om zich erover te bezinnen of dit verlies niet voor komen kan worden. Dit kan nu zeer gemakkelijk op de volgende manier. Men bouwt een maïsren, waarin de helft van de maïs, welke men jaarlijks teelt, opgevangen kan worden. Wanneer men hierover beschikt, be hoeft men met het maïsplukken ook niet zo lang te wachten als nodig is voor direct dorsen der vers- geplukte kolven. Me# plukt nu de helft van zijn perceel in de tent en laat deze maïs daarin slechts 1014 dagen zitten. Met het plukken van de tweede helft wacht men zolang tot de maïs, welke in die tijd ongeveer 10 vocht losgelaten heeft, gedorst is. Deze veel drogere maïs kan gedorst worden zonder enige korrelbeschadiging of ver lies. Het vochtverlies van een zak van 20 kg vers geplukte kolven, waarvan wij dit eind October na gingen, gaf het volgende beeld: Vochtgehalte na 2 dagen 3.5 na 4 dagen 5.25 na 6 dagen 6.8 na 9 dagen 10.0 na 11 dagen 11.2 na 13 dagen 11.8 na 16 dagen 14.1 Bij het drogen der korrels droogt de buitenkant sterker dan de kern. Hierdoor krijgt de maïs rond een zachter kern een harde schaal, waardoor deze iets ingedroogde maïs, ondanks een soms nog zeer hoog vochtgehalte, toch niet stuk dorst. Onze maïs- kern dorste dezer dagen tussen de versgeplukte partijen maïs, welke alle sterke korrelbeschadiging en vrij veel verlies gaven, een partij, welke 10 dagen in de ren gezeten had. Deze partij vertoon de practisch geen enkele beschadigde korrel! MEER GEBRUIK VAN MAÏSDROOGRENNEN NOODZAKELIJK.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1951 | | pagina 2