Verslag
van de demonstratie met bietenrooimachines
te Rilland-Bath
to
to
^^NDER buitengewoon gunstige weersomstandigheden is op Donder
dag 11 Oct. in de Bathpolders de demonstratie met bietenrooimachi
nes gehouden. Honderden bezoekers uit alle streken van het land,
toonden hun belangstelling voor de geleverde prestaties van mensen en
machines. Niet enkel de verrichtingen van de machines, maar vooral
ook de verschillende werkmethoden konden worden bezichtigd. Speciaal
deze laatsten werden in de twee, aan de demonstratie voorafgaande
beoordelingsdagen, nagegaan, waarbij verliezen, tarra's en tijdopnamen
werden vastgesteld. Dat hierbij vrij grote verschillen naar voren kwa
men blijkt wel uit het volgende staatje.
METHODE
Zeeuwse
hand werkmethode
Zeeland lichter
Krijnen lichter
Slotboomlichter,
werkzaam in
gekopte bieten
Farmall lichter
(vóór het scherpen
der scharen)
Farmall lichter
(né het scherpen
der scharen)
Zeeland
kopapparaat met
Fordson
bietenlichter
"3
S.?s
CXX -c
S 1
S2 2
11
1 02
2
if
at;
S"
a"c
o o
5 2
v
23
tJ S S
B w o
3
E 5 RJ
O 4 O)
o a a
-*.2 05
a
11
2]
a.9
■5 "5
a ra
ra 8
co o
u O
S
V O
X
2
Werktijd per manuren per ha
1)
2)
87
87
5
62
2
74
9
28|34
5
79
7
60
416
32
5|8
54
5|8
36
8
26
8
16
8
16
Werkbesparina t.o.v. handwerk
28
17
29
9
31
51
38
59
70
82
82
Werksnelheid in km/u.
2,9
3.4
2.7
5.7
3,7
3,612.1
3,4|3,2
2.813.2
3.6
3,5
3.2
Oponthouden en storingen
0
0
0
0
0
0
1|0
30|2
1 l|l 1
19
0
0
Kwaliteit van het werk.
Grondtarra
3
3.5
8
11
4
9
6
4
5
6
7
Koptarra (te licht gekopt)
1
1
3
3
1
3
2
2
2
2
4
Kopverlies (te diep gekopt)
10
3
7
4
10
6
9
14
4
6
7
Rooiverlies (breuk e.d.)
1
0.4
2
5
5
3
3
7
2
4
2
Tarra en verliescijfers in van de netto opbrengst.
In de dubbele kolommen heeft het eerste cijfer
betrekking op de kopper en het tweede op de lich
ter. Verder moet worden verstaan onder de werk
tijd per ha: i
1. de werktijd van de werktuigen;
2. het aantal man-uren voor het op hopen leggen
van bieten en blad.
Voor het bietenladen uit de hopen waren 14 man
uren per ha nodig. Bij de Peter Standen waren
daarvoor 8 manuren nodig. Voor het bietenladen
uit de zwelen van de Fordson waren 25 manuren
per ha nodig.
Het ras K.W.E.-suikeiibieten is op 1820 April
uitgezaaid met een zaaimachine van 4 m breed en
een rij-afstand van 50 cm. Het aantal planten per
ha was aan de geringe kant, n.l. 57000 per ha, ter
wijl de opbrengst op 42000 kg per ha werd geschat.
De afslibbaarheid van de grond bedroeg voor aan
op het perceel naar schatting 35 doch naar ach
teren toe dalc-nd tot 25
In volgorde van de nummering in het program
ma werd op veldje No. 1 de Zeeuwse handwerk
methode gedemonstreerd. Het werk is daartoe
uitgevoerd door een arbeider met goede capaci
teiten voor het bieten rooien.
Volledig handwerk.
Dat er op het handwerk van de middelmatige
arbeider wel wat aan te merken valt blijkt wel
hieruit dat het kopverlies nog 10 bedroeg. De
overige tarra- en verliescijfers waren gunstig in
vergelijking met verschillende machines.
Half mechanisch haïf handwerk.
Op veldje No. 2 werkte de Zeeland-lichter. Deze
oorspronkelijke 3-rijige, doch in verband met het
rijenaantal per machinebreedte tot 2-rijige terug
gebrachte bietenlichter, leverde onder de gegeven
omstandigheden goed werk. Zij werd getrokken
door 3 paarden waarvan een trekkracht van 500 kg
werd gevraagd. De werkbesparing was niet onaan
zienlijk terwijl de tarra- en verliescijfers gunstig
waren.
De Ibieten bleven na het lichten vrij goed in de
grond staan. Een enkele maal kwam iets mee
slepen voor. De grond werd iets aan de bieten
gesmeerd. De voor die getrokken werd, was 7 cm
diep en 22 cm breed.
De beschadiging van de bieten was gering.
Op veldje No. 3 was de Krijnen 4-rijige lichter,
gemonteerd aan de toolbar van een Ford-Perkins-
trekker, aan het werk. In de droge, harde grond
konden de licht-lichamen niet voldoende in de grond
komen, waardoor een flinke belasting met zakken
grond noodzakelijk was. Evenals bij de Zeeland-
lichter bleven de bieten, na gelicht te zijn in de
grond staan. Verschillende bieten bleken echter
nog vast t« «taan, zodat bij het nawerk de spade
er nog aan te pas moest komen.
De voor was 3 cm diep en 15 cm breed. De grond
werd vrij erg aan de bieten gesmeerd, wat ook
blijkt uithet grondtarracijfer.
Op veld No. 4 werden de bieten, vóór het lichten
eerst gekopt met de Pommeritz-schoffel. Twee
geroutineerde arbeiders van het C.S.M.-bedrijf te
Elts kopten de bieten met de schoffel waarbij zij
telkens 8 rijen koppen en loof op één zwad gooiden.
Uit het zwad kan het loof zonder meer op de wa
gen geladen worden, waardoor het dus niet met de
grond in aanraking komt. Het aantal benodigde
manuren voor het afkappen bedraagt na het ver
krijgen van enige routine-30 a 35. Deze routine
is gemakkelijk te verkrijgen. Hij, die de moed
gehad heeft de Pommeritz-schoffel een poosje te
hanteren, zal hebben ervaren dat het geen zwarte
kunst is doch integendeel vrij gauw aanleert.
Nadat op dit veld de bieten met de schoffel wa
ren gekopt, werden zij gelicht door de Slotboom-
lichter. Het is een bobsleemodel waar achteraan
de licht-scharen zijn gemonteerd. De licht-lichamen
zijn in de diepte en breedte verstelbaar. Het in
stellen bracht vele moeilijkheden met zich mee.
Een hoge belasting was noodzakelijk waardoor
twee paarden er een vracht aan hadden. De trek
kracht bedroeg 400 kg. De voor die door de licht-
scharen getrokken werd, was ondiep. De grond
werd nogal aan de bieten gesmeerd. De bieten
bleven na 't lichten op een rij achter de lichter lig
gen. Een raamwerk van drie stangen maakte zo
nodig het pad voor de volgende gang schoon.
Beschadiging va#i de bieten kwam nogal eens voor.
Na het lichten moesten de bieten met de hand op
hopen of dikke rijen gegooid worden, waarna ze
op de wagen geladen konden worden.
Onder andere omstandigheden kan deze lichter
waarschijnlijk goed werk leveren; op deze demon
stratie voldeed zij echter niet.
Op veld No. 5 was een één-rijige Farmall-lichter
gemonteerd aan een Farmall Super A, aan het
werk. Op de eerste beoordelingsdag voldeed deze
maar matig, doch nadat de enigszins platstaande
licht-platen waren geschermd, leverde zij zeer goed
werk. De voor was diep en breed n.l. 9 en 25 cm,
wat zeker als een bezwaar kan worden aangevoerd,
doch de bieten bleven na gelicht te zijn mooi recht
staan, terwijl er weinig grond aan bleef zitten. De
bieten zaten goed los. Meeslepen kwam sporadisch
voor.
Wel is het zaak bij deze machines dat de trekker
goed wordt bestuurd. Elke afwijking in de rijrich
ting maakt het gevaar voor afkraken van de bieten
groter.
Grotendeels mechanisatie.
Op veld No. 6 werkte de Zeeland-kopper, terwijl
daarna de (bieten door de Fordson 2-rijige lichter
werden gerooid. De Zeeland-kopper is een goed
bestuurbare machine. Ze werkt 2-rijig en is voor
iedere rij voorzien van een dubbele tastschijf waar
op een plat gekartelde rand voorkomt. De aan-
drijfwielen van de tast schijven slipten nu en dan
wel iets. De lange zoekslee zoekt de rijen bieten
uitstekend op. Doordat de tastschijven iets te
weinig beweeglijk waren moesten de bieten, om
goed werk te verkrijgen, minstens 20 cm uit elkaar
staan. De Fordson-rooier, die daarna de bieten
rooide, werkte 2-rijig. In een omgang werden 4
rijen tegen elkaar gebracht.
Als lichters werden pennelichters gebruikt. Het
bezwaar daarvan is dat bij enige afwijking in de
rijrichting een pen in de biet steekt, waardoor deze
afbreekt. De voor was diep en breed, n.l. 21 en
22 cm.
Nadat de bieten gelicht zijn, komen ze in een
korf terecht waarin een horizontaal draaiende zon
is gemonteerd. Door deze zon worden de bieten
naar een opening achteraan de korf geslagen en
naar buiten op een rij gewerkt. Door de hardheid
van de grond gingen vele kluiten niet kapot en
kwamen met de bieten in de rij terecht wat met
het opladen nogal moeilijkheden gaf.
Op de eerste beoordelingsdag werkte deze ma
chine beslist onvoldoende. Terwijl de grond op
hoge ruggen kwam te liggen. Na enige verande
ringen ging het heel wat beter ofschoon de grond-
ruggen, zij het dan ook minder erg, toch nog voor
kwamen.
Op veld No. 7 werkten de Maring-kopper en
Maring-bietenlichter. De Maring-kopper is voor
zien van een brede tastschijf, waarop aan beide
zijden van het loopvlak punten voorkomen die in
verband staan. De tastschijf wordt vanaf het wiel
aangedreven door een Ewart-ketting, die door een
speciale knieconstructie altijd strak blijft staan.
De tastschijf is zeer beweeglijk waardoor bij een
goede afstelling zeer goed werk kan worden ver
kregen. De torpedo was iets te breed, waardoor
enige verstopping veroorzaakt werd. De kopper is
2-rijig. De 2-rijige Maring-lichter was gemonteerd
aan de toolbar van een Ford Dearborn. De instel
ling veroorzaakte nogal wat moeilijkheden. Een
flinke belasting was ook hier noodzakelijk. Het
werk was voor deze trekker te zwaar. Het werk
dat geleverd werd, was matig.
Op veld No. 8 werkten de Dameco Mern-kopper
en de Dameco Mern-korfrooier. De twee-rijige
kopper is voorzien van dubbele tastschijven welke
vrij ver van elkaar stonden. Hierdoor kwam het
voor dat de bieten te ver tussen de schijven kwa
men en te diep werden afgekopt. Door een betere
afstelling had dit zeer zeker voorkomen kunnen
worden.
Achter iedere dubbele tastschijf is 'n verschuif
baar gewicht aangebracht welke voor voldoende
druk op de bieten moet zorg dragen. De lange
zoekslee is voorzien van kleine torpedo's. De ge
hele kopper is practisch onbestuurbaar, wat vooral
bij het inzetten een groot bezwaar is en vrij veel
tijd vergt. Het geleverde werk was matig.
De Dameco-korfrooier is uitgerust met penne
lichters, welke een voor maakten van 6 cm diep en
8 cm breed. Nadat de bieten gelicht zijn worden
zij door een spinnekop die aangedreven wordt van
af de aftakas van de trekker, in de korf geslagen.
Hierdoor werden de harde kluiten wat kapot ge
maakt. Door de vorm van de korf worden de
bieten één of meerdere malen mee naar boven
genomen, waarna ze weer naar beneden vallen.
Droge grond valt hierdoor vrij gemakkelijk van de
bieten af. Uiteindelijk komen ze door een opening
in een bakje terecht. Op bepaalde plaatsen wordt
het bakje geleegd waardoor de bieten in dwarsrijen
op het land komen te liggen. Deze machine
leverde heel aardig werk.
Op veld No. 9 werkte de combinatie Roerslev-
kopper en -korfrooier. De combinatie werd ge
trokken door een Farmall H.
Wanneer men op een veld wil beginnen, moet
eerst een rij worden gekopt, wat met de kopper
kan gebeuren. Daarna spant men de rooier achter
de trekker en daarachter via een speciale trek-
stang vanaf de trekker, de kopper.
Beide machines zijn 1-rijig. De kopper is voor
zien van een looftransporteur, welke het loof af
voert en via een verzamelkorf op dwarse zwaden
op het veld deponeert. Het loof wordt hierdoor
zeer zuiver gewonnen. Er kwamen enige verstop
pingen voor, wat echter door de achterop mee
rijdende man kan worden voorkomen. Een iets
zwaardere bouw van de transporteur was wel
gewenst. Eenmaal kwam een breuk voor. Koppen
deed dit apparaat goed.
De korfrooier was uitgerust met pennelichters.
Het rooien ging behoorlijk goed, doch tussen de
bieten kwamen nogal wat grove kluiten voor.
Door de lengte van de korfrooier en kopper
samen, is een vrij grote wendakker noodzakelijk.
De machine rijdt af en aan, wat bij brede percelen
het steeds opnieuw opzetten noodzakelijk maakt.
In tegenstelling met de vorige machine gebeurt het
koppen en rooien hier dus in één werkgang.
Geheel mechanisch.
Op veld No. 10 werkte de Catchpole, welke al
enige jaren in de Bathpolders in gebruik is. Ook
hier geschiedt het koppen en rooien in één werk
gang. Het grotet bezwaar hierbij is dat het loof
practisch verloren gaat.
De Catchpole is uitgerust met een rupstaster en
twee horizontaal draaiende schijfvormige messen.
Het koppen hiermee ging goed.
De licht-scharen kunnen in verschillende vormen
worden aangebracht. De voor welke gemaakt
werd was 10 cm diep en 24 cm breed. De bieten
worden ook hier in een bak opgevangen en mee
gevoerd, waarna ze in dwarsrijen op 'het veld wor
den gestort. Het loof dat door de z.gm. loofklop-
pers over heel het veld wordt geslagen, wordt dan
eerst door een aangebrachte hark, weggeharkt.
Over het geheel genomen was het werk goed,