op vrije
DE WERKGELEGENHEID
ULTUURTECHNISCHE WERKEN
yg
ra
OS- 1 11
e.
Voor de Cultuurtechnische werken bestaan ver
schillende vormen van uitvoering, n.l.:
A. uitvoering door een aannemer of een cultuur
maatschappij (Ned. Heide Mij of N.V. Gront-
mij) in vrij werk.
B. uitvoering door de boer, eveneens in vrij werk,
met zijn vaste of los-vaste arbeiders of die van
zijn buren-boeren.
C. uitvoering in D.U.W.-verband met werklozen,
door een cultuurmaatschappij.
Voor de A-werken kan de Cultuurtechnische
Dienst een subsidie verlenen, welke doorgaans
wordt uitgedrukt in een percentage van de totale
kosten en soms ook als een vast bedrag.
Voor de B-vverken, de z.g. boerenwerken, kan de
Cultuurtechnische Dienst een subsidie geven in de
vorm van een vast bedrag.
Voor de C-werken geeft de D.U.W. een subsidie
in de lonen.
In het algemeen zijn de grotere werken, zoals
ruilverkavelingen en ontwateringsplannen A-wer
ken of bij uitvoering met werklozen C-werken.
De boerenwerken.
Voor de boerenwerken bestond de bepaling, dat
iedere boer voor hoogstens ƒ5000,in twee jaren
aan werken mocht uitvoeren. Deze bepaling was
vooral voor de grotere bedrijven een bezwaar.
Bovendien ontving de Cultuurtechnische Dienst
slechts zeer beperkte credieten voor deze boeren
werken. Het gevolg hiervan was dat vele objecten
pas één jaar of meer na de aanvrage gesubsidieerd
konden worden.
In Zeeland zijn de laatste drie jaren (1949, 1950
en 1951) in het totaal 542 boerenwerken met sub
sidie uitgevoerd, hetgeen neerkomt op ca. 180 ob
jecten per jaar. De totale uitvoeringskosten be
droegen per jaar gemiddeld ca. ƒ263.200,terwijl
aan subsidie ca. ƒ110.000,per jaar werd uitbe
taald.
Dat deze boerenwerken niet regelmatig verdeeld
zijn over de gehele provincie, moge blijken uit on
derstaand overzicht van de nog in uitvoering zijnde
gesubsidiëerde boerenwerken.
1. Sch.-Duivel.
2. Tholen en
St. Philipsl.
3. Zuid-Bevel.
4. Noord-Bevel.
5. Walcheren
6. O.-Z.-Vlaand.
7. W.-Z.-Vlaand.
o
ca w
s
157
13
21
2
5
75
83
ra T3 S
T3
a
IS a
ra w s
O
-5
o
H
G
2559
167
434
52
140
1491
1811
~o
u
■*ll 2
22 os 2
u
l- tl w
-c
Q.-C
22000 51 2.3
16000
37000
9000
20000
45000
30000
3
8
1
3
30
36
0.2
0.2
0.1
0.2
0.7
1.2
356
6654
179000 132
I gemiddeld aantal tewerkgestelde arbeiders,
gerekend naar 50 werkweken per 2 jaren.
II gemiddeld aantal tewerkgestelde arbeiders
per 1000 ha land.
Deze voorraad boerenwerken is i. v. m. de sub
sidie-voorwaarden een voorraad voor 2 jaren.
Relatief is de belangstelling voor boerenwerken
in Schouwen-Duiveland en Zeeuws-Vlaanderen het
grootst.
nog besprekingen gaande. Ten aanzien van deze
laatste zou het Bestuur gaarne zien, dat er een
mogelijkheid geschapen werd, dat er 's zomers lan
ger en 's winters korter op de tuinbouwbedrijven
werd gewerkt, gezien de moeilijkheden op tuin
bouwbedrijven tijdens duister werk te vinden.
Een uitvoerige bespreking werd vervolgens ge
wijd aan de uitbetaling van te hoge lonen, een euvel
dat in het achter ons liggende seizoen in sommige
delen van onze provincie nog al eens is opgetreden.
Van sommige zijden wordt zelfs de vraag naar
voren gebracht of het afsluiten van een collectieve
arbeidsovereenkomst nog wel waarde heeft. De
overgrote meerderheid van het Bestuur meent ech
ter, dat het afsluiten van een C.A.O. een grote
steun betekent voor het handhaven van de lonen.
Als één van de belangrijkste oorzaken van het hier
genoemde kwaad, wordt het verhuren van land
aangemerkt.
Dit slaat niet zo zeer op het van oudsher bekende
en ingeburgerde verhuren van vlasland, doch op
de uitbreiding tot andere producten.
Tenslotte bespreekt het Bestuur de nieuwe vorm
en organisatie die de bedrijfsverenigingen na 1
Januari 1952 zullen vertonen. Over het aanwijzen
van de nodige bestutirsleden zal overleg worden
gepleegd.
Dat het aantal boerenwerken in Walcheren zo
gering is, hangt samen met de Herverkaveling
Walcheren. Voor Tholen, St. Philipsland, Noord- en
Zuid-Beveland is geen duidelijk aanwijsbare reden
voor het geringe aantal boerenwerken aanwezig.
Bij de D.U.W.-werken blijkt de verdeling regel
matiger te zijn. De voorraad aan D.U.W.-werken
gaat echter over een veel groter aantal manweken.
Naar mij is medegedeeld zou deze voorraad een
orde van grootte van ca. 40.000 manweken hebben.
Uit de kolommen I en II van bovenstaand over
zicht blijkt dat in Zeeland gemiddeld 32 arbeiders
in het winterseizoen op boerenwerken staan, het
geen ongeveer neerkomt op 0.1 k 2.3 arbeider per
1000 ha cultuurland. Naar een ruwe schatting zijn
in het landbouwbedrijf echter ca. 100 arbeiders
per 1000 ha werkzaam. Hieruit volgt dat voor de
tewerkstelling van landarbeiders deze boerenwer
ken van geen belang zijn geweest.
De A-objecten.
Tot voor kort waren in Zeeland naast deze boe
renwerken slechts enkele A-werken in uitvoering,
n.l. het Ontwateringsplan van het Waterschap
Schouwen en de Herverkaveling Walcheren. Voor
al de laatste heeft in de winter veel arbeidskrach
ten aangetrokken. De arbeidsbezetting schommelt
er namelijk van 200 a 800 in de zomer tot 2000
a 2500 in de winter. Het overgrote deel hiervan
zijn arbeiders uit andere provinciën. Het overschot
aan landarbeiders uit Walcheren vond er echter
gemakkelijk werk, deels als vrij-werk bij aan
nemers en de Ned. Heide Mij, deels als D.U.W.-
arbeider bij de Ned. Heide Mij. Er werden en wor
den echter ook vele landarbeiders uit Tholen, St.
Philipsland, Noord- en Zuid-Beveland en West
Zeeuws-Vlaanderen tewerkgesteld.
Deze tewerkstelling geschiedt echter in D.U.W.-
verband. (Hieruit volgt dat de Herverkaveling
Walcheren, gezien de aard van de subsidiëring
geen zuiver A-object genoemd mag worden).
Door het tot uitvoering komen van de ruilver
kaveling van de „Vier Bannen van Duiveland" kon
den in de winter 1950/1951 reeds vele arbeiders uit
Schouwen, St. Philipsland en Tholen aldaar werk
vinden. Voor het komende seizoen zal deze moge
lijkheid van plaatsing nog veel groter zijn. Op dit
object alleen wordt gerekend op een bezetting van
200 a 400 man, hetgeen dus meer is, dan voor alle
boerenwerken tezamen.
De ruilverkaveling „Schelphoek" zal op den duur
een zelfde aantal arbeiders vragen als de ruilver
kaveling van de „Vier Bannen van Duiveland".
Voor het komende seizoen is de mogelijkheid van
plaatsing echter nog zeer beperkt.
Van de andere A-objecten, waarvan de voor
naamste zijn de ontwateringsplannen voor Burgh
en Westlandpolder, Saspolder en het Waterschap
Hoedekenskerke, kan gezegd worden, dat deze reeds
zo ver zijn uitgevoerd, dat hierop slechts weinig
arbeiders (20 a 30) tewerkgesteld kunnen worden.
Voor het seizoen 19521953 zullen zeer waar
schijnlijk de ruilverkavelingen „Schelphoek", de
„Vier Bannen van Duiveland", de Herverkaveling
Walcheren en in mindere mate de ruilverkaveling
„Eede" (bij Aardenburg) de A-objecten zijn, waar
op een noemenswaardig aantal landarbeiders te
werkgesteld kunnen worden. Weliswaar zou op
deze objecten het aantal arbeiders nog vergroot
kunnen worden, door de mechanische uitvoering
tot een minimum te beperken, doch dit zou het
tempo der werken te zeer drukken. De aard van
deze werken, waarmede toch reeds jaren gemoeid
zijn, vereist immers een zo kort mogelijke duur.
De werkgelegenheidspolitiek van onze regering
is er sinds kort op gericht de seizoenwerkloosheid
bij de landarbeiders zoveel mogelijk op te vangen
door plaatsing op vrije cultuurtechnische werken,
dus op de A-objecten en de boerenwerken.
Uit het bovenstaande is echter gebleken, dat het
aantal in uitvoering zijnde A-objecten zeer wissel
vallig is en niet steeds gunstig verdeeld over de
gehele provincie.
De meest gunstige mededeling zou zijn een zo
danige, dat de grootste werkgelegenheid in het
gebied kwam met de grootste werkloosheid. Van
de A-objecten voldoet de ruilverkaveling „De Vier
Bannen van Duiveland" hieraan nog het meest,
gezien de ligging t.o.v. het eiland Tholen.
Om de tewerkstelling op vrije cultuurtechnische
werken te verruimen, is een nieuwe categorie wer.
ken ingevoerd.
De nieuwe boerenwerken of Bw. 2-objeten.
Hiervoor is 'bepaald, dat dit werken zijn, uitge
voerd door de Ned. Heide Mij of de N. V. Grontmij.
(dus niet door de boer), waarop geplaatst kunnen
worden:
a. losse arbeiders, die normaal tenminste een half
jaar per jaar in het landbouwbedrijf werken;
b. kleine boeren met een bedrijfsgrootte van 1-—5
ha;
c. vaste en los-vaste arh^iders vap het bedrijf waar
op het object wordt uitgevoerd tot een aantal
van 1 arbeider per 12 ha bedrijfsgrootte.
De arbeidskrachten kunnen vrij betrokken
worden. Vaste en los-vaste arbeiders worden van
zelfsprekend alleen op verzoek van de boer inge
schakeld en worden dan aan het uitvoerend
lichaam „uitgeleend". Ze worden dan, evenals de
andere arbeiders, beschouwd als in dienst te zijn
van het uitvoerend lichaam.
Voor de nieuwe D.U.W.-werken is bepaald dat
hierop niet-landarbeiders geplaatst kunnen worden
en werkloze-landarbeiders die niet op een A-werk
of een BW. 2-object werk hebben gevonden. Hieruit
blijkt nadrukkelijk de voorrang welke aan de BW.
2-werken wordt gegeven bij de plaatsing van de
landarbeiders.
Voor deze nieuwe boerenwerken zal gelden de
loonregeling voor vrije cultuurtechnische werken.
Voor Zeeland komt dit neer op 0,72% per uur
of bij werken in accoord tegen een zodanig tarief
dat maximaal 30 meer verdiend kan worden.
Voor deze werken kan de Cultuurtechnische
Dienst subsidie verlenen. In tegenstelling tot de
oude boerenwerken, wordt hier de subsidie ver
leend in de vorm van een percentage in de lonen en
de sociale lasten.
(Bij de D.U.W. is de subsidie uitgedrukt in een
van de lonen, terwijl de toeslagen en sociale
lasten steeds voor 100 gesubsidieerd worden.)
Het bedrag, dat ten laste van de boer blijft, wordt
op dezelfde wijze geschat als voor de oude boeren
werken.
Dat meerdere kosten, welke de uitvoering als
B.W. 2-object met zich mede brengt, worden dus
opgevangen door een hogere subsidie.
Waren bij de oude boerenwerken de totale kos
ten van uitvoering hoger, dan volgens de begroting
geraamd was, dan ging dit volledig ten laste van
de boer, immers het subsidiebedrag bleef gelijk.
Omgekeerd waren voordelen ook geheel voor de
boer. Door de gewijzigde vorm van subsidiëring
zijn bij B.W. 2-objecten de voordelen en nadelen
zowel voor de boer als voor het Rijk.
Voor de B.W. 2-objecten is geen maximumbedrag
voor de totale kosten van uitvoering ingesteld.
Wel is bepaald dat de maximum subsidie 93
(van de lonen sociale lasten) zal bedragen.
Voor deze nieuwe boerenwerken is Zeeland een
crediet van ƒ540.000 per jaar toegewezen, waar
van 270.000 voor het jaar 1951. Dit betekent dat
de werkgelegenheid jaarlijks met circa 10.000 man
weken vergroot kan worden of bij een seizoen van
25 weken op een mogelijkheid tot plaatsing van
circa 400 landarbeiders op B.W. 2-object.
De oude boerenwerken of B.W. 1-objecten blijven
in principe bestaan. De credieten hiervöbr worden
echter niet verruimd.
Voor deze B.W. 1-objecten zijn echter nieuwe
voorschriften gekomen t.a.v. de te plaatsen arbei
ders. Op deze objecten kunnen voortaan slechts
geplaatst worden:
a. de boer en zijn gezinsleden.
b. de vaste en los-vaste arbeiders van die boer.
De limiet van 5000 per 2 jaar blijft bestaan.
Is plaatsing van alle werkzoekende landarbeiders
op vrije cultuurtechnische werken mogelijk?
Voor het beantwoorden van deze vraag moet
gerekend worden op de volgende aantallen arbei
ders, welke globaal tewerkgesteld kunnen worden.
Aant. arbeid, te plaatsen op
A-objecten:
B.W.-l B.W.-2 g g -g
fc CS
obj.
Schouw.-Duivel.
Tholen en
St. Philipsland
Zuid-Beveland
Noord-Beveland
Walcheren
O. Z.-Vlaanderen
W. Z.-Vlaanderen
400
20
2000
20
obj.
51
3
8
1
3
30
36
N T3
sm3
g,
94
132
50
80
34
W) oS
100
300
180
60
350
110
90
1440
132 400
1190
Bij het samenstellen van deze tabel is voor de
A-objecten gerekend op de totale opname-capaci
teit. Voor Schouwen is aangenomen dat de beide
ruilverkavelingen niet gelijktijdig op maximale
uitvoeringscapaciteit komen.
Bij de verdeling van de aantallen arbeiders op
B.W. 2-objecten is aangenomen dat van Noord- en
Zuid-Beveland een aantal arbeiders bij aannemers
in vrij werk op Walcheren tewerkgesteld kunnen
worden. Tholen is als sluitpost genomen.
Deze verdeling van de B.W. 2-objecten is theo
retisch. Het aantal objecten zal veel van de
plaatselijke belangstelling voor deze werken afhan
gen. Zo is het vanzelfsprekend niet mogelijk op
Schouwen geen enkel B.W. 2-object te aanvaarden.
Uit dit overzicht blijkt dat de B.W. 1 en B.W. 2-
objecten tezamen nog niet de helft van het aantal
werkzoekende landarbeiders 's winters op kunnen
vangen.
Voor Noord- en Zuid-Beveland zou bij tewerk
stelling van circa 10, resp. 20 man op Walcheren
alle landarbeiders op vrije cultuurtechnische wer
ken geplaatst kunnen worden.