HET
Vrije van Sluis
EN HARE WERKEN
het algemeen wordt toegestaan. Aangezien onder
deze groep vallen de in Zeeland ook veel verbouw
de voedergranen en aardappelen en de prijzen van
deze beide producten het laatste jaar en ook thans
nog een neiging vertonen van de vrije uitloop naar
boven, ziet ook deze groep er op het ogenblik wel
aanlokkelijk uit.
De derde groep is geheel vrij en met uitzonde
ring van de tuinbouw een sector waar wij straks
nog iets van willen zeggen bestaat deze uit pro
ducten, waarvan de prijzen het laatste jaar niet
ongunstig waren.
Wanneer men dus deze indeling oppervlakkig
beschouwt en zich daarbij baseert op het huidige
prijspeil, is men geneigd tevreden te zijn.
Tevreden of ontevreden?
Nu is het geenszins onze bedoeling net zo lang
naar spijkers op laag water te zoeken, tot wij kun
nen neerschrijven, dat dit beleid toch onze onte
vredenheid heeft opgewekt. Wij menen juist, dat
men als organisatie, vertegenwoordigende een be
drijfstak of een deel van ons volk naast het recht
om de belangen van die bedrijfstak te verdedigen
ook de plicht heeft om niet meer van de Overheid
te vragen, dan redelijk verantwoord is. Een plicht,
die helaas door sommige categorieën in ons volk
wel eens vergeten wordt!
Trachtende dit nieuwe beleid van Minister Mans-
holt objectief te bezien, herhalen wij, dat men op
het eerste gezicht en met het huidige prijspeil in
gedachten, een tevreden gezicht zet voor de akker
bouwgebieden. Maar even verder denkende komen
er toch enkele bezwaren naar boven.
Een opmerking van weinig waarde is, of ,er inder
daad van een „nieuw" beleid gesproken kan wor
den. In de in het afgelopen jaar geyolgde politiek
is onzes inziens weinig verandering gekomen.
Wij kenden reeds producten, waarvoor een kost
prijs plus 20 ondernemersloon als prijs werd
vastgesteld. En het waren dezelfde, die thans in
groep 1 prijken. Daarnaast waren er producten
met geheel vrije prijsvorming. Voor de voedergra
nen en aardappelen golden zekere minimumprijzen
met een vrije uitloop naar boven, die echter niet
geheel vrij genoqmd kon worden. Thans groep 2.
Wij krijgen dus meer de indruk, dat het gevoerde
beleid wordt voortgezet.
Beleid of geen beleid.
Een tweede opmerking, die van groter belang
schijnt, is of men werkelijk van beleid kan spreken,
wanneer men jaarlijks iets nieuws afkondigt. De
Algemene Voorzitter der Z. L. M., Ir M. A. Geuze,
schreef op 29 September in „De Landbode" hier
over:
„De modekoningen heten grillig; elk jaar
komen zij met nieuwe ontwerpen. Het heeft er
veel van weg, dat onze Overheid met haar land
bouwpolitiek bij deze waardigheidsbekleders in
de leer is geweest. Het voorstel is nog zeer sum
mier en omdat het nog niet uitgewerkt is op vele
practische punten onduidelijk. Dit nieuwe prijs
beleid lijkt overigens niet zo nieuw als wel wordt
aangekondigd. Of het de titel „beleid" verdient,
zal afhangen van de duur, waarin het zich zal
weten te handhaven".
Wij geloven, dat het in ons land voor een Minis
ter niet zo eenvoudig is een duurzaam beleid door
te voeren. En vooral niet in een sector als de land
bouw, omdat haar producten het levensmiddelen
pakket vormen en voor de export bestemd zijn.
Ook niet in een tijd als deze na-oorlogse, waarin de
mensheid nog steeds niet weet of een tijdperk van
vrede en opbouw voor de boeg staat of dat nieuwe
oorlogsverschrikkingen over haar zullen komen.
Wel tracht men in andere landen een wat duur
zamer beleid uit te stippelen en door te voeren.
Doch het thans door Minister Mansholt ontvouwde
systeem van drie groepen zou slechts ook voor
volgende jaren kunnen gelden, als er een wettelijke
grondslag aan werd gegeven. Zover wil of kan de
Minister echter niet gaan.
Een derde opmerking, die wij als een bezwaar
zouden willen kenmerken is dat
de vrije uitloop naar boven
van de producten uit de tweede groep, voor zover
het betreft de voedergranen en de aardappelen,
niet vrij is. Wij kunnen althans niet aannemen,
dat de gerst-haver-tarwe-regeling door deze Memo
rie van Toelichting van de baan is. En zolang deze
bestaat is er van een vrije gerst- en haverprijs
slechts voor een gedeelte van de opbrengst dezer
producten sprake. De bezwaren tegen deze rege
ling zijn algemeen bekend en wij menen er dan
ook hier niet opnieuw op terug behoeven te komen.
De ongezonde toestand van een lagere tarweprijs
dan de vrije voedergraanprijzen blijft weer een
jaar voortduren met consequenties als het wel
mogen vervoederen van brood (waarop subsidie!)
en niet van de grondstof voor dit brood.
Ook voor de consumptie-aardappelen zal hoogst
waarschijnlijk de reeds afgekondigde regeling blij
ven bestaan van een minimumprijs met een uit
loop naar boven, echter tot een maximum. Dit
kunnen wij moeilijk een „vrije" uitloop noemen, af
gezien van de vraag of deze wenselijk geacht moet
worden.
Een vierde opmerking geldt de door de Minister
vastgestelde
tarweprijs van 26 cent.
Deze prijs ligt inderdaad iets boven de kostprijs
plus 20 ondernemersloon. Wel geloven wij, dat
voor deze prijs tarwe geteeld kan worden, doch het
is de vraag of de uitzaai zo dadelijk werkelijk de
uitzaai van 1950 aanzienlijk zal overtreffen.
Dat er een groter areaal komt, dan in het achter
ons liggende jaar, lijkt wel verzekerd, daar in de
vorige herfst het weer een belangrijke rol speelde
bij de geringe uitzaai.
Dat er in de prijs van 26 cent een grote stimu
lans voor de tarweverbouw ligt, is echter beslist
onjuist.
Men krijgt uit deze prijsvaststelling toch sterk
de indruk dat onze Regering om een behoorlijke
verbouw van het zo belangrijke broodgraan in
eigen land weinig geeft.
Wij menen de oorzaak van deze in deze spannen
de tijd een weinig vreemd aandoende politiek te
moeten zoeken in het feit, dat bij een groter tarwe-
areaal weer meer voedergraan moet worden inge
voerd. Thans krijgt men door de binding van de
tarwe aan de gerst en de haver naast een zekere
hoeveelheid goedkoop broodgraan ook een zeker
kwantum goedkope voergranen in handen. Hier
mee kan men dan wat manipuleren. Daar de tarwe-
import verzekerd is door de internationale tarwe-
overeenkomst, kan men met een grote voederver-
bouw deviezenwinst boeken. Het zal een kwestie
van rekenen zijn.
Al met al zagen wij liever een gezonder beleid
met een hogere tarweprijs.
Een vijfde opmerking geldt
de melkprijs.
Juist over deze maakt een groot deel van de
landbouwsector zich zorgen. De industrie-melk im
mers zit in groep twee. Dat wil zeggen, dat de ge
middelde kale kostprijs gehaald zal worden. Hierin
zit dan verwerkt de handenarbeid van de boer.
Maar doordat de gemiddelde kostprijs betaald
wordt, komen in die gebieden waarin de kostprijs
hoger ligt dan deze gemiddelde de boeren in moei
lijkheden. Zij werken daar dan met verlies. En
deze gebieden zijn juist de zandgebieden, waarop
het kleine gemengde bedrijf zich bevindt. Waar de
melk één van dé voornaamste bronnen van inkom
sten uitmaakt.
De meeste critiek in de landbouwpers, in het
Koninklijk Nederlands Landbouw Comité en in de
Stichting voor de Landbouw ging hiernaar uit.
Inmiddels zijn besprekingen over de uitwerking
van het nieuwe landbouwbeleid tussen de Minister
en de georganiseerde landbouw begonnen en het
laat zich aanzien, dat de melkprijs het kardinale
punt hiervan zal uitmaken.
Even afwachten en een opschorten van het oor
deel lijkt dus zeer wenselijk.
INHOUD: In memoriam J. Langebeeke Zeeuwse
Agrarische Raad Zitdagen Boekhoudbureau en
Secretariaat Z.L.M. Overzicht De tractor op
de weg Uit de Provincie Wat samenwerking
vermag De Boerenjeugd De anti-slipketting
„Oriam" Goed voorbeeld doet goed volgen De
N.P.K. gewassentoetsdoos Onderwijs De
plombering van winterzaaigranen Algemene
•handelsvoorwaarden Plattelandsvrouw De
Rundveefokdag te Oostlburg Tuinbouw Markt
en VeiTingberichten N.-Brabantse Mij van Land
bouw Bram uit de Slikhoek.
Conclusie.
Wanneer wij tenslotte een korte samenvatting
geven, kunnen wij constateren, dat er voor de
akkerbouwsector in wezen niet veel verandert. Een
beleid voor meerdere jaren is er niet. De boer kan
zijn bouwplan opmaken in de wetenschap, dat het
speculatieve element voor oogst 1952 vrij groot is.
Een element, dat hem thans toelacht, doch dat
ernstige gevaren in zich bergt.
Voor de veehouderij-sector en de gemengde be
drijven op de lichte gronden zal een nadere publi
catie van de melkprijs van het grootste belang zijn.
Tuinbouwsector.
Wat dezé sector betreft, verandert er ook niets.
Of wij zelfs van een prijzenbeleid ten aanzien van
groenten en fruit kunnen spreken, is zeer twijfel
achtig. Voorlopig blijft de tuinbouw het riskantste
onderdeel van de landbouw. Sterk afhankelijk van
de mogelijkheden tot export, blijft er voor de tuin
bouwers niets anders over, dan via hun afzetappa-
raat zich zo sterk mogelijk te bewapenen tegen de
grillen van de importlanden. Of dit echter de enige
mogelijkheid is, lijkt twijfelachtig.
S.
Waar het Vrije van Sluis in de bezettingstijd tot
stand kwam, is het van zelfsprekend, dat men de
wind niet in de zeilen had. De bezetting drukte
een zwaar stempel op het pas nieuw opgericht
waterschap. Men was geheel afhankelijk van hen
die destijds de scepter zwaaiden. Pas na de bevrij
ding kon men zich beginnen te ontplooien. Men
stond toen evenwel voor grote moeilijke problemen.
De zeewering verkeerde in verwaarloosde toestand,
ja was zelfs op enkele plaatsen een gevaar voor
doorbraak, wat een ramp zou dit betekend heb
ben voor West Zeeuws-Vlaanderen. In het bijzon
der voor de vlak achterliggende polders. Gelukkig
is dat gevaar hopelijk bezworen, door het krachtig
aan te pakken. Het zal onnodig zijn te zeggen dat
het sommen geld heeft gekost.
Doch het was niet de zeewering alleen die zoveel
zorgen baarde. Ook de grote waterleidingen, met
de vele bruggen, sluizen en duikers, waren stuk
voor stuk geheel of tendele vernield.
Deze vernieling eiste eveneens onmiddellijke
noodherstelling daar andere verkeersmogelijk-
heden in de binnenpolders niet mogelijk waren.
Tengevolge van de door de Duitsers uitgevoerde
vernielingen was door hout, steenbrokken en grind
een verstopping van de waterafvoer ontstaan, die
een dringende verbetering eiste.
Als derde factor had men de polderwegen, die
door de bezetter met zijn zwaar vervoer veel
hadden geleden; ja zelfs was op sommige plaatsen
de onderlaag aangetast. Dat men deze wegen niet
onmiddellijk kon herstellen, laat zich verstaan, om
dat vervoermiddelen en onderhoudmateriaal toen
moeilijk te verkrijgen waren. Onbevoegden klaag
den wel eens over dé slechte wegen in West
Zeeuws-Vlaanderen. Men was zich niet bewust,
of men hield er te weinig rekening mede, dat
de oorlog veelal de oorzaak was van al deze misère.
Niettemin kreeg het bestuur van het Vrije van
Sluis van al deze narigheden onverdiend de schuld.
En ten slotte wil ik nog eens wijzen, op de grote
schade aan bomen en plantsoenen, eveneens toege
bracht door de bezetter. Deze schade is moeilijk
in cijfers uit te drukken, daar veel bomen en plant
soen nog een lange groeiperiode voor zich hadden.
Doch ook hieraan heeft men zijn volle aandacht
besteed. Men is zo gauw mogelijk begonnen nieuw
plantsoen te planten, zodat het verwaarloosde na
tuurschoon binnen afzienbare jaren weer hersteld
zal zijn.
Dit is in grove trekken een opsomming van de
vele moeilijke problemen die het Vrije van Sluis
kreeg te incasseren toen het nog geheel in de kin
derschoenen stond. Doch gelukkig begint men de
kinderschoenen te ontgroeien, wat moge blijken
uit een opsomming van de werken die reeds uit
gevoerd en nog in uitvoering zijn.
Het waterschap heeft pl.m. 25 km zeewering in
onderhoud; waarvan de zwakste plaatsen met een
glooiing, systeem-Streefkerk (zie foto), en tevens
een verzwaring voor de dijk aan landzijde, terwijl
aan het strand te, Cadzand vier paalhoofden ge
plaatst zijn om de golfslag ter plaatse het hoofd te
bieden.
Betonglooiing Groede, systeem Streefkerk
Ik wil hiermede niet zeggen, dat de zeewering
herstellingen voltooid zijn; het tegendeel is waar,
en men moet steeds het oog hierop gericht houden.
Verder is er pl.m. 60 km nieuw verharde weg
aangelegd, zodat de onverharde polderwegen tot
een minimum zijn teruggebracht.
Met een eigen dragline, die duizenden kubieke
meters grond heeft verwerkt, heeft men 30 km
hoofdleidingen verbeterd, d.w.z. verdiepingen en
verbredingen van kleine waterleidingen.
Indien men zó kan doorgaan zal de afwatering
binnen afzienbare tijd geheel in orde zijn gebracht.
Dat deze ontwatering voor de laaggelegen gron
den een grote verbetering is, laat zich volkomen
verstaan. Voor de hoog gelegen gronden zal een
waterbeheersing moeten worden toegepast gepaard
gaande met een bodemkartering.
Thans beschikt men over een baggermolen die
de oudere moerassen en rietvelden met hunne
waterlopen tot een breedte van zes meter uit kan
baggeren. Onnodig te zeggen dat deze modder-