Groenbemesting
fcuMedk
in de
„Het is een land van tureluyre
alst regent soo ist hard van nature,
alst drooch is soo ist sachte
het verwayt bij dage en bij nachte."
(Uit een brief van Jan III van Glymes
aan Philips de Schoone.)
Bodem en bemesting staan de laatste jaren bij
velen in het middelpunt der belangstelling. Zo werd
in 1945 de Stichting voor Bodemkartering opge
richt en sedert enkele maanden bezitten we zelfs
een Vereniging voor Bodemgezondheid
Dat er aan die gezondheid van de bodem op vele
plaatsen nogal één en ander ontbreekt, kwam dit
voorjaar bijzonder goéd tot uiting. Na 'n regenrijke
winter is de structuur van de bouwvoor op de
meeste onbegroeide percelen, vooral in de oude
ontkalkte polders, abominabel slecht. De grond is
geheel dichtgeslagen en het zal niet eenvoudig zijn
geweest om het voor vele gewassen vereiste goede
zaaibed tijdig gereed te hebben gekregen.
Werkt dus een overvloedige neerslag op een on
begroeide bodem structuurverval in de hand, bij
de begroeide of op andere wijze beschermde gron
den is deze destructie van veel minder betekenis.
Zodra echter de grond in de weilanden voldoende
op temperatuur is, groeit het gras normaal door.
Van structuurverval is geen sprake, tenzij de zode
in de laatste herfst door het vee grondig werd
vertrapt. Maar ook dan gaat het herstel in ver
gelijking met de bouwlanden nog erg snel.
Wie de moeite nam om de grond op een enigszins
tegen de regen beschutte plaats te bekijken, ib.v.
vlak onder een dichte Meidoornstruik, kwam even
eens al spoedig tot de conclusie dat hier de bouw
voor in een even goede conditie verkeerde als voor
heen. Tengevolge van het hogere humusgehalte
biedt de grond zowel op het weiland als op andere
begroeide plaatsen meer weerstand aan de vernie
lende krachten der natuur.
Het bovenstaande is erg simpel en voor een ieder
begrijpelijk. Elke land- en tuinbouwer kan het in
eigen omgeving waarnemen. Ook is de cultuur
waarde van pas gescheurd weiland en van een
meerjarige lucernestoppel algemeen bekend. De
grote oogsten, die de eerste jaren op dergelijke
percelen, soms met minimale kunstmestgiften,
worden verkregen, zijn grotendeels een gevolg van
het gunstige humusgehalte van deze gronden. Dit
laatste komt in de eerste plaats de structuur ten
goede; een betere structuur en een betere bewor-
teling der cultuurgewassen gaan hand in hand.
Een en ander resulteert dan weer in opbrengsten
die ver boven de normale uitsteken.
Als we er allen van overtuigd zijn dat het orga
nische stofgehalte van onze grond van groot be
lang is, zullen we ook alles op alles moeten zetten
om dit op peil te houden en zo nodig op te voeren.
Dit kunnen we langs twee wegen bereiken:
1. Door regelmatig organisch materiaal, als stal
mest, bedrijfscompost en stro, aan de grond toe te
voegen.
Momenteel is deze methode vrij duur en slechts
voor een beperkt aantal telers zal er op deze wijze
een oplossing gevonden kunnen worden. Verder
betreft het hier in de eerste plaats een grondver
betering van de bouwvoor. In de fruitteelt met
zijn ondiepe grondbewerking mag men dit niet uit
het oog verliezen.
2. Door een begroeide bodem, hetzij een perma
nente grasbedekking of een tijdelijke begroeiing
met één- of meerjarige groenbemesters.
In vergelijking met de onder 1. beschreven me
thode heeft deze levende bodemtoedekking het grote
voordeel dat hierbij behalve de bovengrond, ook de
ondergrond dóorworteld wordt. De bouwvoor wordt
bovendien nog verbeterd door de blad- en stengel
massa, die jaarlijks op de grond achterblijft. Een
nadeel echter is, dat er geen organisch materiaal
van elders bij te pas komt. De plant wordt opge
bouwd uit reeds in de grond aanwezige mineralen.
Bij het remineralisatieproces komen deze groten
deels weer vrij en worden in de een of andere vorm
aan de bodem teruggegeven.
Alleen de stikstofverzamelaars maken in dezen
een gunstige uitzondering. Ook het feit dat een
begroeiing vocht onttrekt aan de grond, kan in
bepaalde gevallen als nadelig worden beschouwd.
Elke werkwijze heeft verder nog vele andere voor-
en nadelen, waarop we uiteraard in dit artikel niet
verder zullen ingaan.
Nu het zich laat aanzien dat in de nabije toe
komst de prijzen van organische meststoffen eerder
zulen stijgen dan dalen, kunnen we van de zijde
der fruittelers een toenemende belangstelling voor
groenbemestingsgewassen verwachten. Vandaar
dat door de Bodemkundige Afdeling van Zeelands
Proeftuin en het Rijkstuinbouwconsulentschap voor
Zeeland en West-Noord-Brabant in 1950 een aantal
proefvelden werd aangelegd om de groei van een
reeks gewassen, die als groenbemester in aanmer
king zouden kunnen komen, nader te kunnen be
studeren. Over de resultaten, die op deze proef
velden werden verkregen, wordt hieronder een en
ander medegedeeld.
Naast de klassieke zomergroenbemesters werd
nog een aantal gewassen in de laatste week van
Augustus uitgezaaid en wel op de grondsoorten
die in verband met hun gering vochthoudend ver
mogen in de zomermaanden beslist zwart gehouden
moeten worden. Deze laat gezaaide gewassen kun
nen deels als najaars- en deels als wintergroen-
bemesters worden beschouwd. De eerste moeten
zodanig worden gekozen, dat er in de herfst toch
voldoende massa wordt gevormd; in de winter
mogen deze gewassen afsterven. Wintergroen-
bemesters moeten winterhard zijn en in het voor
jaar doorgroeien, om pas eind April, begin Mei on
dergewerkt te worden.
Uitvoering.
Aangezien de opbouw van het bodemprofiel in
Zeeland nogal uiteenloopt, werden de groenbemes
ters op verschillende bodemtypen uitgezaaid. Het
zaaien van zomergroenbemesters vonds deels plaats
1 in de tweede helft van April, deels in de tweede
helft van Juni.
Na het opkomen hadden we te kampen met on
kruid en vreterij van wild en insecten. Ook meel
dauw en roestzwammen waren in de vochtige
zomer van 1950 op ruime schaal vertegenwoordigd.
Vooral de grassen en granen hadden hiervan te
lijden.
In de loop van het seizoen zijn de veldjes regel
matig bezocht om aldus dé groei van de gewassen
nauwkeurig te observeren. Zo werden er o.m.
gegevens verzameld over de groeisnelheid in de
jeugd en over de groei op beschaduwde plaatsen.
Verder is de hoogte van het gewas en de beworte-
lingsdiepte genoteerd. Tenslotte werd de droge
stofopbrengst van de onder- en bovengrondse mas
sa bepaald.
Resultaten.
Een eerste vereiste bij de teelt van groenbemes
ters is, dat het zaaibed in orde moet zijn. In de
practijk laat dit niet zelden te wensen over en dit
heeft tot gevolg, dat een bepaald gewas niet aan de
verwachtingen voldoet. Geheel ten onrechte raakt
hierdoor dan de groenbemesting in discrediet.
In het proefjaar leverde het klaarmaken van een
goed zaaibed geen moeilijkheden op. Ook de op
komst verliep naar wens en de ontwikkeling van
de meeste gewassen was zeer bevredigend. Het on
kruid moest echter op vele perceeltjes intensief
worden bestreden. Hiermede was rekening gehou
den door alle gewassen op rijen te zaaien.
In het algemeen was de beworteling niet diep.
Dit zal wel een gevolg zijn van het feit, dat er in
de bovengrond steeds voldoende vocht voorhanden
was. De resultaten, die op de verschillende bodem
typen werden verkregen, vertoonden betrekkelijk
weinig variatie. In een jaar met voldoende neer
slag ligt dit ook voor de hand.
a. Zomergroenbemesters.
Van de in de tweede helft van April uitgezaaide
vlinderbloemigen kan in 't kort het volgende wor
den medegedeeld:
1. Bastaardklaver; vrij langzame groei in de
jeugd. Soms last van meeldauw. Matig droogte-
gevoelig. Is in droge jaren heter, in vochtige jaren
slechter dan rode klaver. Verdient aanbeveling op
kalkhoudende zavel- en kleigrond. Zal ook als
mengsel .met rode klaver (half om half) beproefd
moeten worden.
2. Hopperups; in de practijk reeds voldoende
bekend. Een goede, goedkope bodembedekker, die
onder gunstige omstandigheden kan overwinteren
en dan het daarop volgende jaar een hoge produc
tie geeft.
3. Lucerne; groei in de schaduw vrij slecht, dus
alleen voor jonge boomgaarden op vochthoudende
gronden. Ideale beworteling. De kosten van het
zaaizaad zijn hoog, voor een éénjarig gewas te
hoog. Beperkt aanbevolen.
4. Rode Klaver; droogtegevoelig, weinig last
van onkruid. Heeft geen bijzondere voordelen,
maar kan uit een oogpunt van vruchtwisseling
zeker worden aanbevolen.
5. Witte Klaver; trage groei in de jeugd, dus
niet op percelen zaaien die rijk aan onkruid zijn.
Beperkt aanbevolen.
Grassen.
De droge stofproductie van deze gewassen loopt
uiteen van redelijk tot zeer goed. Een groot be
zwaar is de hoge prijs van het zaaizaad. Als één
jarige groenbemesting komt gras dan ook slechts
zelden in aanmerking. Overigens verdient van een
vijftal beproefde rassen Westerwolds Raaigras nog
het meest aanbeveling.
Granen.
In vergelijking met grassen zijn hier de kosten
van het zaaizaad al zeer laag. Een drietal gewas
sen werd beproefd, n.l. winterrogge, wintertarwe
en zomerhaver. De wintergranen gaven bij uit
zaaien in April geen hoge droge stofproductie en
kunnen dan ook in 't algemeen niet aanbevolen
worden. Zomerhaver voldeed beter; dit gewas
zal in 1951 ter verdere beproeving opnieuw worden
uitgezaaid.
Kruisbloemigen.
a. Gele Mosterd; hoog gewas met goede produc
tie. Schaduwgevoelig en veel insectenvraat. Snelle
groei in de jeugd, maar na de bloei ook snel ver
sleten. Het zaaizaad is zeer goedkoop! Verdient
aanbeveling.
b. Wintel-koolzaad; heeft in vergelijking met
mosterd geen in 't oog lopende voordelen. Beperkt
aanbevolen.
Van de gewassen, die in de tweede heltf van Juni
werden uitgezaaid, kan in 't algemeen worden ge
zegd, dat de droge stofproductie aanmerkelijk min
der was dan bij het eerste zaaisel. Achteraf gezien
ware het beter geweest om uiterlijk begin Juni te
zaaien.
1. Incarnaatklaver; snelle groei. Wat schaduw
gevoelig en last van meeldauw. Goedkoop, kan
aanbevolen worden.
2. Gele Lupinen;, productie viel tegen; schaduw
gevoelig. Alleen geschikt voor jonge boomgaarden
op zandgrond.
3. Serradella; laag gewas, dat niet diep wortelt.
Zaaizaad vrij goedkoop. Aanbevolen op onkruid-
vrije zand- en zavelgronden.
4. Wikken; in de practijk voldoende bekend.
Beperkt aanbevolen; de productie is n.l. slechts
matig en het zaaizaad duur.
5. Bernagie; hoog opgroeiend gewas, met goede
bovengrondse, doch geringe ondergrondse produc
tie. Stelt lage eisen aan de bodem, weinig last van
onkruid. De kosten van het zaaizaad zijn laag.
Verdient aanbeveling.
6. Phacelia; bij geringe diepgang matige pro
ductie. Snel versleten; voldoet beter op zavel- dan
op kleigrond. Kan onder gunstige omstandigheden
in de jeugd in zeer korte tijd de bodem geheel be
dekken. Beperkt aanbevolen.
b. Na jaarsgroen bemesters.
Eind Augustus werden enkele gewassen gezaaid
die mogelijk in aanmerking zouden kunnen komen
als najaarsgroenbemester. Dit moeten in de eerste
plaats snel groeiende planten zijn, die in korte tijd
een redelijke droge stofopbrengst kunnen geven.
De natte, kille herfst was oorzaak dat de ontwik
keling van de meeste gewassen te wensen overliet.
Om bevredigende resultaten te verkrijgen zal men
in 't algemeen goed doen, door niet eind Augustus
maar reeds begin Augustus uit te zaaien.
Behalve de reeds genoemde gele mosterd kunnen
op bescheiden schaal door de practijk worden be
proefd stoppelknollen en haver. Deze laatste kan
desgewenst worden gemengd met zandwikke.
c. Wintergroenbemesters.
Eveneens eind Augnstus werd op enkele droge
percelen een aantal gewassen uitgezaaid, met de
bedoeling deze op hun waarde als wintergroen
bemesters te toetsen. Dergelijke gewassen moeten
onder meer behoorlijk vorstresistent zijn en een
bespuiting met de moderne winterbestrijdingsmid-
delen mag niet te veel beschadiging veroorzaken.
De overvloedige winter- en voorjaarsregen waren
ook hier ookzaak dat de meeste gewassen eind April
begin Mei een matige stand vertoonden. Over de
droge stafproductie kan dan ook op dit moment
nog weinig definitiefs worden medegedeeld. Ook
over de schade, veroorzaakt door winterbespuitin-
gen, kan nog weinig worden gezegd. Wel staat
vast dat het tijdstip waarop een dergelijke bespui
ting wordt uitgevoerd, van groot belang is.
Op de daarvoor in aanmerking komende bodem
typen kunnen proefgewijze worden uitgezaaid:
1. Winterrogge; reeds eerder door verschillende
practici beproefd, maar maakte geerf grote opgang.
De kosten van het zaaizaad zijn laag.
2. Wintergerst; verdient aanbeveling uit een
oogpunt van vruchtwisseling. Overigens geen bij
zondere voordelen ten opzichte van winterrogge.
3. Winterkoolzaad; zeer goedkoop. Kosten
zaaizaad ongeveer 10 per ha. Beperkt aanbevolen.
4. Zandwikke; hiermede werden plaatselijk zeer
goede resultaten verkregen. Een bezwaar zijn de
vrij hoge kosten van het zaaizaad; deze bedragen
n.l. 150 ha.
Slot.
Er is een tijd geweest dat de organische mest
stoffen niet de waardering kregen die ze toekwa
men. Uit een oogpunt van bodemgezondheid en
bodembescherming valt dit ten zeerste te betreu
ren. Het gevolg van deze miskenning is, dat op
vele bedrijven het organische stofgehalte van de
grond op een laag niveau is komen te liggen. Zo
hebben in Zeeland globaal geschat 00 van het
aantal bemonsterde boomgaardpercelen een hu
musgehalte van minder dan 2,6 In de landbouw
is het nog treuriger gesteld.
Langzamerhand begint het echter tot de practijk
door te dringen dat het foutief is om de stalmest
te verkopen en het stro achter de maaidorser te
verbranden. Als straks iedere bodemgebruiker
voldoende overtuigd is van de grote waarde van
organische meststoffen, worden stalmest, stro en
goede compost voor velen onbetaalbaar. Om het
humusgehalte van de grond op peil te houden, en
waar nodig te verhogen, zullen we meer en meer
onze toevlucht moeten nemen tot de teelt van
groenbemestingsgewassen. Welk gewas de indi-
viduële teler zal kiezen, hangt naast de prijs van
het zaaizaad in de eerste plaats af van het water
houdend vermogen van de grond. Was de practijk
voorheen de mening toegedaan dat slechts enkele
gewassen als groenbemester in aanmerking kwa
men, oriënterend onderzoek heeft bewezen dat er
voldoende keuze is. Aangezien de resultaten die
met verschillende gewassen verkregen kunnen
worden, van jaar tot jaar nogal uiteenlopen, is
verder onderzoek gewenst.
Laboratorium van „Zeelands Proeftuin",
Ir. J. Butijn.
Rijkstuinbouwconsulentschap voor Zeeland
en West-Noord-Brabant, P. Meeuwse, A.
op 't Hof.
C. Slootmans: Uit de geschiedenis van Steen
bergen (Brabants Nieuwsblad).