Noord-Brabantsche Mij van Landbouw ZITDAGEN BOEKHOUDBUREAU. GEWESTELIJKE PLOEGDEMON- STRATIE MET ONDERGRONDS- PLOEGEN. COOP. LANDBOUWVERENIGING SPRANG—CAPELLE. BRABANTSE BOERENBRIEFKES. EEN OPZETSTUK OP IEDER BEDRIJF. DE KRACHTVOEDERVOORZIENING IN DE NAASTE TOEKOMST. AANVRAGEN TOT ERKENNING GROENTENTELER. DRIE WEKEN IN ZWITSERLAND. NIEUWENDIJK: Donderdag 20 September. 10—12 uur, Café v. d. Heuvel. Op het bedrijf van Gebr. C. R. den Engelse aan de Stoofdijk nabij Klundert zal op DINSDAG 25 SEPTEMBER a.s. een ploegdemonstratie met ondergronders worden gehouden, georganiseerd door de Technische Com missie van de Stichting voor de Landbouw in Noord-Brabant (sectie klei), in samenwerking met de Rijkslandbouwvoorlichtingsdienst te Zeven- bergén. Aanvang 13.30 uur n.m.. Van 15.uur tot 15.30 uur zal een pauze worden gehouden, waarin een causerie zal worden gehouden door de Rijksland- bouwconsulent Ir. Kupers, gevolgd door een alge mene beschouwing betreffende de gedemonstreer de ploegen door Ir. Bakker Arkema. Het systeem van ondiep ploegen gecombineerd met ondergronden heeft al jaren de belangstelling van onze West-Brabantse boeren. De technische mogelijkheden zal men op deze demonstratie kun nen gaan zien. Wij twijfelen er dan ook niet aan of deze demonstratie zal door velen worden be zocht. Alle leden van de Coöp. Landbouwver. Sprang- Capelle worden bij deze uitgenodigd tot bijwoning van een ledenvergadering op MAANDAG 24 SEPTEMBER a.s. om half acht 's avonds, in Café 't Bruggetje" te Vrijhoeve-Capelle. Agenda: 1. Opening. 2. Notulen. 3. Benoeming commissie voor het nazien van de rekening. 4. Onderwerp van de heer B. J. Elsman met algemene bespreking. 5. Rondvraag. 6. Sluiting. Kleibergen, September 1951. Beste Kees, Nu de graahoogst eindelijk na veel strubbelin gen geborgen is, komt er wat meer tijd voor de boer vrij voor andere dingen. De avonden worden bovendien al vrij wat langer en wanneer 's avonds de lamp is opgestoken komt men er des te eerder toe een gemakkelijke stoel te nemen, de benen eens rechtuit te steken en onder het genot van een pijp tabak en een kopje koffie terug te zien op de werk zaamheden en resultaten van deze zomer. Ook is er nu weer tijd om de kranten en landbouwbladen bij te houden, want de afgelopen maand kwam er van lezen over het algemeen niet veel. Toch zijn er op het ogenblik ook op landbouwgebied verschil lende belangrijke vraagstukken, die onze aandacht verdienen. Zo las ik in verschillende bladen, dat in tussen door de Stichting voor de Landbouw een ontwerp van een Algemene Maatregel van Bestuur tot instelling van een bedrijfschap voor de Land bouw is aangeboden aan de Sociaal-Economische Raad. Er wordt dus intensief gewerkt aan de tot standkoming van het z.g. .landbouwschap" en naar ik las zou dit mogelijk volgend voorjaar al zijn beslag krijgen. Dat betekent, dunkt me, dat de landbouw daar mee straks een uiterst belangrijke taak op zich gaat nemen. Een taak, die zij voortaan tezamen met de Overheid wil gaan verrichten en waarbij het voorbereidend werk van de Stichting voor de Landbouw zal worden overgenomen door het Land bouwschap. We zullen daarmee een gehele nieuwe fase be treden van de ontwikkeling van het landbouworga nisatiewezen in ons land. Een ontwikkeling, die leidt tot nieuwe mogelijkheden, maar ongetwijfeld ook zal leiden tot nieuwe moeilijkheden en nieuwe verantwoordelijkheden. Sinds de oprichting van de Stichting voor de Landbouw in 1945 is doelbewust door de organisa ties in deze richting gekoerst, ondanks vele moei lijkheden en teleurstellingen, die op de weg naar de P.B.O. voor de landbouw werden ondervonden. Nu thans het landbouwschap in zicht komt, mag met des te meer klem de eis gesteld worden, dat de landbouw op de a.s. nieuwe situatie is voorbe reid en daar klaar voor is. Ook de organisaties zullen zich op hun taak moeten voorbereiden, te meer nu vast staat, dat het bedrijfschap voor de landbouw op de organisaties zal worden opge bouwd. Daarom zal ook deze winter aan dit onderwerp in onze afdelingsvergaderingen de volle aandacht dienen te worden besteed. Ik weet, dat de gehele ontwikkeling velen onzer maar matig interesseert en dat velen maar al te zeer geneigd zullen zijn het Landbouwschap als een bestuursorgaan, zetelend in de wazige verte, voor kennisgeving aan te nemen. Het Is juist deze houding, die me uiterst gevaar lijk voorkomt. Wil het landbouwschap straks aan zijn doel beantwoorden, dan zal door ons geen pas sieve, maar een actieve houding moeten worden aangenomen. Dan zullen wij bereid moeten zijn de nieuwe verantwoordelijkheden mede te dragen, e.t. functies in het algemeen landbouwbelang op ons te nemen en waar nodig opbouwende critiek ten beste te geven. Hiervoor is nodig een gezond organisatiebesef bij de „bedrijfsgenoten" en hiervoor zijn ook nodig mannen met een ruime blik en een goed inzicht, die het volledig vertrouwen genieten en dit waar dig zijn in de verschillende besturen en commissies. Ook in dit opzicht hebben de organisaties een taak en wel om de ontwikkeling te bevorderen en voor al de jonge boeren beter in staat te stellen te oor delen over vraagstukken, die voor hen als boer van groot belang zijn. Onze ontwikkeling op landbouwscholen enz. is vaak al te veel eenzijdig in technische richting ge stuwd. De huidige tijd vraagt echter van ons ook een goed inzicht in economische en organisatori sche problemen, waardoor wij in staat zijn als be stuurslid van organisatie, coöperatie of onverschil lig welke instelling die indertijd door en voor de boeren werd opgericht, het geheel te overzien en daarbij niet geheel afhankelijk zijn van de door het Bestuur aangestelde ambtenaar, directeur, enz. Onze organisaties, onze coöperaties en straks ook het landbouwschap, ze zullen ons niet over de kop mogen groeien. Zoals er indertijd voormannen uit de landbouw werden gevonden om onder de moei lijkste omstandigheden deze instellingen van de grond af op te bouwen, zo zullen nu ook de opvol gers van deze pioniers klaar moeten staan om dat werk voort te zetten. Het a.s. winterseizoen leent zich voor een verdere scholing in deze richting, terwijl ook onze jonge boeren in hun Prov. Jongerenorganisatie blijk geven van een gezonde activiteit in dezen. Activiteit en enthousiasme hebben onze jonge boeren trouwens ook op de jubileumdag van 30 Mei j.l. getoond en daarom twijfel ik er niet aan Kees, of ook deze winter zal tezamen met onze jongeren verder kunnen worden gebouwd aan de vorming van een slagvaardige en parate boerenstand. Door het volgen van cursussen, het bezoeken van vergaderingen, het lezen van tijdschriften en boe ken, het bijwonen van cursussen van de volkshoge scholen, zal onze algemene ontwikkeling worden opgevoerd en onze blik worden verruimd. Daarom hoop ik, dat ook deze winter velen hun vrije tijd nuttig zullen besteden in het belang van hen zelf in de eerste plaats, maar uiteindelijk ook in het be lang van onze boerenstand in het algemeen. Met vriendelijke groeten, Je WILLEM WESTHOEK. Het inkuilen van groenvoedergewasen neemt ge stadig toe. Men mag zeggen, dat op elk bedrijf win- tervoer in een kuil of silo wordt opgeslagen. De werkmethode bij het inkuilen veronderstel ik als voldoende bekend, hoewel nog te veel kuilen zonder toevoeging te vinden zijn, waarvan toch vaststaat, dat zij in generlei wijze kunnen concurreren met de kuil met toevoeging. Voor het inkuilen in silo's maakt men gebruik van opzetstukken. Zij dienen om de silo's voldoende vol te krijgen. Bij het ensileren moet nog rekening gehouden worden met het in elkaar persen van het ingekuilde product door eigen gewicht en de druk van een zandlaag van circa 60 cm dikte. Daar het bezakken minstens 14 dagen nodig heeft, moeten de opzetstukken gedurende deze tijd even eens op de silo blijven staan. Er zijn echter slechts een beperkt aantal opzetstukken bij de verenigin gen of bij de bezitters van hakselmachines aanwe zig. Men loopt dus het risico, dat de opzetstukken J öf te vroeg van de silo verwijderd moeten worden, I öf dat er op het moment, dat men graag zou inkui- len, geen opzetstukken te verkrijgen zijn, d.w.z. dat men b.v. het gras moet laten staan en de tijd van de hoogste voederwaarde van het gras voorbij moet laten gaan, öf dat men onvoldoende gevulde silo's maakt, die sterk aan bederf onderhevig zijn. Wil men dit risico niet lopen, dan is het noodzakelijk de opzetstukken op eigen bedrijf aanwezig te hebben. Voor het gebruik van opzetstukken is het niet nodig, dat men een silo heeft. Ook bij een kuil in de grond zijn ze te gebruiken. Op deze wijze kan men beter werk leveren, dan bij het los kuilen in de grond (minder randverliesal is het resultaat in doorsnee nog minder dan bij inmaak in de silo. Wel is het omgekeerd zo, dat bij inkuilen in een silo een opzetstuk onmisbaar is, wil men een goed product verkrijgen. Daarom kan men, mits er een silo van redelijke inhoud op het bedrijf aanwezig is, bij het aanschaf fen van een opzetstuk 40 subsidie krijgen tot een maximum van ƒ80,per opzetstuk. Deze sub sidie dient te worden aangevraagd bij de Rijksland- bouwconsulent of een van diens assistenten. Rijkslandbouwconsulentschap voor Midden-Noord-Brabant, Ir. H. W. WITTGEN. Zeer, zeer somber zijn de vooruitzichten voor de krachtvoedervoorziening voor de stalperiode 1952- 1953. In een onlangs te Parijs gehouden vergade ring van de West-Europese landen is dit in het kort de conclusie wat betreft de krachtvoeders! Dit betekent voor de rundvee-, varkens- en pluim veehouder dat de zelfvoorziening nog meer moet worden nagestreefd dan tot dusver is geschied. Dit houdt in, dat we reeds het bouwplan 1951-1952 en het weideplan 1952 hierop geheel moeten instellen. Verder betekent dit ook dat we de conserverings- verliezen tot het uiterste moeten beperken. Zowel voor het bouwplan als voor de beperking van de voederverliezen bij het conserveren moeten reeds nu de passende maatregelen worden getrof fen om straks de moeilijkheden voor de rundvee-, varkens- en pluimveéstapel aan te kunnen. De zeer sombere vooruitzichten hebben we te aanvaarden; we moeten echter trachten de gevol gen minimaal klein te houden terwille van de be- drijfs- en de nationaal-economische resultaten. Be spreekt Uw bouwplan met de rayon-assistent; doet dit ook wat betreft het weideplan; gaat nu na hoe U in 1952 zult kuilen, drogen en hooien. Het Bedrijfschap voor Groenten en Fruit deelt mede, dat vanaf 1 September 1951 ene tot nadere aankondiging wederom aanvragen tot erkenning als bedrijfsgenoot A (erkend groententeler), nieuw en aanvullend teeltrecht, alsmede overschrijving van teeltrecht, in behandeling worden genomen. Aanvragen moeten schriftelijk worden ingediend bij de afd. Tuinbouw van het Bureau van de Voed- selcommissaris, Stationsstraat 30, Tilburg. De Voedselcommissaris voor Noord-Brabant, L. F. A. VAN AGTMAAL. (Vervolg.) Omzwervingen door Zwitserland. Tijdens de week in Turbachtal konden we door het slechte weer weinig wandelingen maken. Toch hadden we daar de eerste oefeningen in het berg- klimmen te pakken. Want daarmee is het als met zovele dingen in 't leven, men moet zachtjes aan beginnen. Als men te hard begint dan krijgt men hartkloppingen, denk maar aan trapklimmen. Deze vooroefening hadden we wel nodig want de volgen de week moesten we de Jungfrau, welke 4166 m hoog is, beklimmen. Zo hoog hebben we het ech ter niet gepresteerd. Van Turbachtal zijn we via Interlaken naar Lau- terbrunnen gereisd. Lauterbrunnen ligt 1000 m hoog aan de voet van de Jungfrau. Het is weer een echt touristenplaatsje. We overnachtten in de jeugdherberg die overvol was in deze vacantietijd. Na informatie bleek de treinrit naar de ..Jungfrau" ƒ45,te kosten. Dit bedrag was natuurlijk ver boven onze begroting en dus waren we genoopt de benen wagen te nemen. Per trein reizen is heel duur in Zwitserland om dat aanleg en onderhoud van spoorwegen enorme kapitalen vraagt. Extra duur zijn de z.g. tandrad banen, (op gewone rails zou de trein terugglijden) die naar hoger gelegen plaatsen voeren. Het trein vervoer in Zwitserland is echter prima in orde. Er zijn dorpen en stadjes in de bergen die alleen per trein of per voet te bereiken zijn. Voor een auto is er geen berijdbare weg. De volgende morgen gingen we al vroeg op pad om nu werkelijk een grote bergtocht te maken. We kregen gezelschap van een jonge Zwitser die een geroutineerd bergklimmer was. Hij was al 5 maal boven geweest, wilde telkens een gletscher beklimmen maar zodra hij boven geweest was werd het nevelig en moest dan weer terugkeren. Na elk half uur stelden we voor wat te rusten want ons hart klopte ons dan in de keel. Deze jongeman had er echter geen behoefte aan. Hij zal wel gedacht hebben: wat doen die Hollanders hier ook in de bergen. We liepen maar moeizaam ach ter hem aan en zijn steeds voortbewegende kuiten inspireerden ons werkelijk. Samen zouden we het nooit zo ver gebracht hebben. Eindelijk werd onze moeite beloond en kwamen we op de top van Manlichen (Manneke). Wat we daar zagen is niet onder woorden te brengen zo mooi. We waren nu op een hoogte van ongeveer 2200 m. Geheel in de diepte zag men Lauterbrunnen en nog verschillende andere plaatsjes. Men zag van vrij dichtbij de met eeuwige sneeuw bedekte top van de Jungfrau. Als 's avonds de zon rood ondergaat dan ziet men die witte top tegen de rode hemel. Aan dit beeld dankt Zwitserland zijn natio nale vlag, namelijk een wit kruis in een rood veld. Op die hoogte ziet men ook precies waar de boomgrens ophoudt. Boven een bepaalde grens kunnen geen bomen meer groeien. Men ziet dan heel andere bloemen en planten als in het dal. We hebben ons maar geen moeite gedaan om edelweisz te plukken, want edelweisz groeit alleen op plaatsen waar geen men sen kunnen komen. Er zijn dan ook al heel wat mensen bij het plukken van edelweisz verongelukt. Langs een heel smal bergpaadje zijn we weer naar beneden geklauterd, 's Avonds kwamen we doodmoe maar heel voldaan weer in de jeugdher berg aan. We hadden graag nog enige dagen in deze schitterende omgeving vertoefd maar de tijd was te kort. In het Turbachtal hadden we van verschillende Zwitserse vrienden uitnodigingen ontvangen hun een bezoek te brengen, waar we een dankbaar ge bruik van maakten. Van Lauterbrunnen reisden we via Luzern en het Vierwoudstedenmeer naar Brunnen, een dorpje dat aan het begin van de Axenstraat ligt. De Axen- straat wordt wel de mooiste straat of weg uit Zwitserland genoemd. De weg loopt onder rotsen door langs het meer. Aan de andere kant van het meer ziet men de hoge bergen. Het is een betove rend stukje weg en voor de automobilisten gevaar lijk om niet afgeleid te worden door de schitteren» de omgeving,

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1951 | | pagina 8