ff
ff
Welgelegen
ro
9
B
1 C
Na gewezen te hebben op de artikelen in onze
Grondwet, die de mogelijkheid tot het instellen van
Publiekrechtelijke lichamen openen, vervolgt dit
rapport:
„Door de steeds groter wordende gecompliceerd
heid van het maatschappelijk leven en de nood
zaak om in deze regelend op te treden, is lang
zamerhand een opeenstapeling van directe centrale
Staatsbemoeiingen ontstaan, welke het gezag aan
tast en de vrijheid der burgers te zeer beknot. Het
is zaak om het maatschappelijk leven zelf zijn
eigen zaken te laten regelen; de bestaande groe
peringen der burgers dienen daartoe te worden er
kend en met een zekere macht bekleed. Deze
lichamen zullen zelfstandig, echter niet geheel
onafhankelijk moeten zijn.
Het Staatsapparaat zal op die wijze van een
geweldige hoeveelheid werk, dat deskundigheid en
gedetailleerde bewerking vereist, worden ontlast.
Hierdoor zal de Regering, die momenteel zeer
stroef werkt en aan gezag heeft ingeboet, zich kun
nen bezinnen op haar hoofdtaak, het aangeven van
de grote lijnen van het algemeen beleid.
Ook de door de Volksvertegenwoordiging uit te
oefenen controle op het Regeringsbeleid zal belang
rijk worden vereenvoudigd, daar een grote hoeveel
heid detailwerk achterwege kan blijven. In de prac-
tijk heeft men trouwens reeds kunnen constateren,
dat de Staten-Generaal genoegen hebben moeten
nemen met het goedkeuren van dikwijls vérgaande
machtigingswetten, waarbij aan de Regering vér
strekkende bevoegdheden werden verleend.
Voorts zal worden bereikt, dat door de inschake
ling van het bedrijfsleven bij de wetgevende arbeid,
de regelingen deskundig worden opgesteld.
Tenslotte zal door deze wijze van werken de hui
dige onverschilligheid der burgers ten opzichte van
de Staatstaak worden vervangen door belangstel
ling en verantwoordelijkheidsgevoel der bedrijfsge-
noten, welke dan niet meer het gevoel hebben, te
zijn overgeleverd aan een, in hoogheid zetelend
Staatsapparaat."
Wij zouden aan dit betoog nog willen toevoegen,
dat als men er van uit gaat, dat er op het econo
mische vlak en op het sociale vlak van bovenaf
moet worden geregeld, het inderdaad beter lijkt,
dat het bedrijfsleven zelve zoveel mogelijk voor de
eigen bedrijfstak regelt, al brengt dit ook grote
gevaren mede. Doch wanneer men alles maar aan
het Staatsapparaat overlaat, wordt dit steeds mach
tiger en dreigt een ambtenarendictatuur. Een toe
stand, die al in verschillende landen, waaronder
Nederland, voor een flink deel is ingetreden.
In deze gehele ontwikkeling, die zich thans in ons
land afspeelt, m&g en kén de landbouw niet achter
blijven.
De opbouw een belemmering voor de
verwezenlijking.
De K. N. L. C.-Commissie was echter ook van
mening, dat van al deze idealen slechts iets terecht
zou komen, als men het te stichten nieuwe lichaam
bij de bedrijfsgenoten liet leven. En dit kan slechts,
indien deze bedrijfsgenoten rechtstreeks invloed
kunnen uitoefenen op het beleid, op de bestuurs
samenstelling, op de financiën enz.
Evenals bij de Stichting wensten de vijf andere
landbouw, en landarbeidersorganisaties de P. B. O.
op te bouwen op de organisaties en niet op de
bedrijfsgenoten zelve. Er is hier al meermalen
over geschreven, zodat dit alles bekend mag wor
den verondersteld.
Doch het staat voor ons vast, dat de toekomst
zal uitwijzen, dat hier een ernstige fout wordt ge
maakt. In de eerste plaats zal de P. B. O. even
dood blijven als de Stichting en in de tweede plaats
achten wij het principieel onjuist, dat de bestaande
organisaties nu zichzelve als het ware onmisbaar
gaan maken. Immers zij stellen het P. B. O.
samen. Zonder hen geen P. B. O. En hoewel natuur
lijk en gelukkig niets bestendig is, lijdt dit gehele
geval tot een ongewenste verstarring.
Er schuilen ook gevaren in de P. B. O.
Afgezien van de gevaren, die er zijn doordat het
gehelebedrijfsleven zich in hokjes gaat verdelen
en er natuurlijk de neiging zal bestaan de eigen
bedrijfstak zoveel mogelijk te beschermen ten
koste van anderen een gevaar, waarvan de be
strijding meer ligt op politiek terrein, een gevaar
ook dat een geweldige verstarring met zich dreigt
te brengen spelen nog andere zaken een rol.
Het eerste gevaar, dat wij aanwezig achten, is
dat de zucht naar centralisatie, die thans in Rege-
rings- en ambtenarenkringen woedt, ook zal over
slaan naar het landelijk apparaat van de P. B. O.
Onze vertegenwoordigers zullen hiervoor ernstig
moeten waken. Wil de P. B. O. nog enige weer
klank wekken bij de individuële boer en tuinder
dan zal men de werkzaamheden zoveel mogelijk
dienen te decentraliseren naar provincies en
districten.
Ook zal het apparaat van de P. B. O., thans dus
het Stichtingsapparaat, bepaaldelijk niet naar werk
moeten zoeken en dan regelend willen gaan optre
den, waar geen behoefte aan regelingen is. Ook
hiervoor zullen onze vertegenwoordigers moeten
waken. Dat hier inderdaad een gevaar aanwezig
is, blijkt wel uit bemoeiingen van de huidige Stich
ting, die echter thans gelukkig slechts bestaan in
het opstellen van rapporten, daar regelingen nog
niet uitgevaardigd kunnen worden. Wij denken
hierbij aan de kwestie als het tentoonstellings
wezen, verplichte vaste kernen op de bedrijven en
de kwestie van de eventuële invloed van de pach
ters op de waterschappen.
a Laat man vooral niet regflleri, uan hoog-
odlg is en laat men eon 90 gróót mogelijke vrij-
Bid «ver wan proyineies, rif «meten en hMdj/«
genoten zelve. Want juist de reden, dat men be
hoefte gevoelt aan de nieuwe lichamen is de te
grote centralisatie en de bemoeizucht van het
oppermachtige Staatsapparaat.
En dan zal men het apparaat, waarmede ge
werkt moet worden, zo klein mogelijk dienen te
houden. Financieel is dit dringend gewenst, doch
ook zal men hiermede nog een kans behouden van
de bedrijfsgenoten de zo hoog nodige medewerking
te verkrijgen. Een kans, die men door de wijze van
opbouw heeft verspeeld.
De invloed van de eigen Organisatie.
Tenslotte nog iets over de invloed van de eigen
organisatie. Een kwestie, waarover ,,de oudere" en
„de jongere" het niet eens zijn.
Wij scharen ons hier volledig achter „de oudere".
Inderdaad zal landelijk pariteit heersen, hetgeen
dus betekent, dat het Landelijk Bestuur van de
P. B. O. zal worden samengesteld uit een gelijk
aantal vertegenwoordigers der zes organisaties.
Provinciaal zal deze pariteit niet gelden en hier is
dus zeker een behoorlijke invloed mogelijk.
Maar ook landelijk zal zeer zeker én door een
goede voorbereiding der aanhangige onderwerpen
én door de keuze van de vertegenwoordigers een
behoorlijke invloed kunnen worden uitgeoefend.
Juist door de opbouw op de organisaties zal het
noodzakelijk zijn voor de bedrijfsgenoten hun eigen
organisatie zo sterk mogelijk te maken. Bovendien
zal men de juiste mannen op de juiste plaats moe
ten kiezen. Men bedenke voorts, dat er zeer veel
werk overblijft voor de standsorganisatie. Alles
wat tot nu toe werd gedaan blijft en daar zal de
voorbereiding nog bijkomen van het werk in de
P. B. O., opdat de afgevaardigden goed uitgerust
hun werk daar zullen kunnen verrichten. Dat in
onze provincie de Z. L. M. blijft rekenen op de
steun van de duizenden, die hun vertrouwen thans
geven en dit o.a. baseren op het feit, dat reeds 10*
jaren op de bres werd gestaan voor de belangen
van de Zeeuwse boerenstand, spreekt vanzelf. En
gehoopt mag worden, dat nog vele afzijdigen zullen
gaan inzien, dat één grote Zeeuwse boerenorganisa-
tie hun belangen het beste kan behartigen.
Enkele andere berichten in vogelvlucht.
De Koolzaadprijs onveranderd.
De Minister heeft de prijs voor koolzaad van
oogst 1952 wederom vastgesteld op 55,per 100
kg. Dit betekent, dat in onze provincie de prach
tige bloeiende koolzaadvelden het volgend voorjaar
niet bewonderd zullen kunnen worden. Want het
risico van de teelt is te groot geworden en een prijs
van 55,totaal onvoldoende om dit risico aan te
gaan. Naar wij vernamen is deze prijs met opzet
zo laag vastgesteld omdat het algemeen beter ge
acht wordt enige jaren met de uitzaai te stoppen.
Teleurstelling over de melkprijs.
Het heeft in de kringen van de veehouderij een
grote teleurstelling verwekt, dat de Overheid in de
loonsverhoging van 19 Maart j.l. geen aanleiding
heeft gevonden de garantieprijs voor de melk zoda
nig te wijzigen, dat daarin de gestegen kosten tot
uiting komen.
Wijzelve schreven twee weken geleden al over de
akkerbouwprijzen en terzelfdertijd verschenen er in
de bladen onzer zusterorganisaties, die voor een
groot deel veehouders onder hun leden tellen,
gelijkgestemde artikelen over de melkprijs. Ook de
Stichting voor de Landbouw gaf van haar ont
stemming blijk, doch wij menen, dat wat voor de
akkerbouwsector geldt ook van toepasing is op de
melkveehouderij. Het huidige Regeringsbeleid is
een weinig constant beleid. Meer menen wij er hier
niet over te moeten zeggen.
S.
Noord-Beveland staat bekend als een zuiver
akkerbouwgebied. Men hoort wel eens de uitdruk
king „Noord-Beveland is een gebied der grote mo
gendheden op het terrein der akkerbouwers". Het
is dus een wat eigenaardig idee om over het wei
land op Noord-Beveland te schrijven.
Nu is het echter niet zo, dat er op dit eiland geen
grasland voorkomt. Tesamen met de dijken be
slaat het pl.m. 10 van het areaal, dus ruim 600
ha, wat men op het eerste gezicht niet zou denken.
Wel behoort de graslandsector der bedrijven tot
het verwaarloosde gedeelte. De boer vindt het
meestal niet de moeite waard om veel aandacht aan
het grasland te besteden en dit wordt dan ook
meestal slechts matig verzorgd. In hoeverre de
stalmestvoorziening en de humustoestand van het
bouwland met de geringe veestapel in verband
staat, zou apart een studie waard zijn.
Het is echter onjuist, wanneer we beweren, dat
alle Noord-Bevelandse boeren hun grasland ver
waarlozen. Er zijn gunstige uitzonderingen, waar
toe we in de eerste plaats de boer van „Welgele
gen", de Heer J. Leendertse te Kamperland mogen
rekenen.
Deze huldigt de prijzenswaardige mening, dat 'n
boer geen enkel onderdeel van zijn bedrijf, geen
enkel hoekje grond mag verwaarlozen. Er moet
uitgehaald worden wat er in zit.
Dit artikel is gebaseerd op de veeteeltsector van
de hofstede „Welgelegen", uiteraard met toestem
ming van de heer Leendertse. Het doel is om zijn
collega's een tip te geven op welke wijze ze het
grasland beter kunnen benutten. Dus het verkrij
gen van meer opbrengst, zonder hogere kosten.
„Welgelegen" heeft 36 ha bouwland en 1.53 ha
grasland, waaruit blijkt, dat ook dit een zuiver
akkerbouwbedrijf is. Wat we in het volgende over
de veeteelt-sector mededelen zal daarom destemeer
spreken.
Het grasland ligt, in overeenstemming met de
naam der hoeve, dicht bij de bedrijfsgebouwen. Het
is in twee percelen verdeeld, waarvan het kleinste
(pl.m. 16 are) naast de mestput, en het grootste
(1.37 ha) schuin achter de hoeve ligt. Dit laatste
perceel is in drie delen verdeeld, plus een uitloop
voor het vee om er te drinken en te eten van bij-
voedering in bakken (zie schets).
De veebezetting van het bedrijf bestaat uit: 3
paarden, 3 melkkoeien en 2 vaarzen, samen acht
stuks grootvee, en 3 kalveren.
Per stuks grootvee is er dus pl.m. 20 are grasland
beschikbaar. Men moet dit rekensommetje ook
maar eens voor zijn eigen bedrijf maken en dan zal
men meestal tot een grotere oppervlakte komen.
Het gemiddelde voor Zeeland ligt in de buurt van
50 are. De bijproducten op een akkerbouwbedrijf
beïnvloeden deze oppervlakte uiteraard naar be
neden.
De drinkwatervoorziening geschiedt door middel
Groenvoerkuil
Mangelkuil
-o
a
lm
O
A
40 are
40 are
40 are
I
-HI
Woon
huis
Uitloop
16 are
van een pompinstallatie uit een vijver. Deze vijver
groeit steeds meer dicht met riet en het zou wel ge
wenst zijn, dat ze eens grondig gereinigd werd.
De afrastering is op originele wijze uitgevoerd.
De buitenomheining bestaat uit een driedubbele
prikkeldraad mét spanners en daarbinnen op pl.m.
50 cm afstand een enkel prikkeldraad, eveneens
met spanner, Uitbreken naar de omliggende bie
ten m\ is vftnr het v#e enejimi!*