INGEZONDEN KENT GIJ DE 0P DE ERE-GALERIJ b Buiten de verantwoordelijkheid van de Redactie. Hl-P-H? Mijne Heren, De heer Van der Werff wijdt in Uw blad een artikel over het wegblijven van de V. I. M. P. O. L. van de tentoonstelling te Krabbendijke. Het komt mij voor dat dit artikel vóór de plaat sing aan Uw aandacht moet zijn ontsnapt, want ik kan mij niet indenken, dat U anders deze aantijging tegen onze vereniging, zonder U van de juistheid of aanvechtbaarheid er van te hebben overtuigd, zoudt hebben geplaatst. Er is nu, ten onrechte, een stemming gewekt, die de zo nodige samenwerking op het gebied van de landbouwtentoonstellingen niet ten goede kan ko men, en dat is jammer. Ik zou het op prijsstellen, indien U deze brief, zo wel als bijgaande open brief aan de heer Van der Werff, in Uw blad zoudt willen opnemen, waarvoor bij voorbaat mijn dank. Hoogachtend, J. D. LANDRé. Voorzitter van de VIMPOL. OPEN BRIEF AAN DE HEER VAN DER WERFF. Geachte Heer Van der Werff, Uw artikel „Kent U de VIMPOL?" noopt mij wel tot enig antwoord, om verder misverstand, met alle funeste gevolgen van dien, te voorkomen. De zaak, die U aansnijdt, heeft twee kanten: 1. de algemene kant, het moeilijke vraagstuk van het Nederlands Agrarisch Tentoonstel lingswezen, en 2. de houding van de VIMPOL ten opzichte van dit vraagstuk. Om nu bij de algemene kant te beginnen: De Stichting voor de Landbouw heeft de nood zaak ingezien te trachten verbetering te brengen in de chaotische toestanden, die op het gebied van de landbouw-tentoonstellingen bestaan, en heeft daarvoor een Commissie in het leven geroepen, waarin alle takken van het Nederlands Agrarisch Bedrijfsleven zijn vertegenwoordigd. (Zie voetnoot.) De importeurs van landbouwwerktuigen hebben dit initiatief van de Stichting met vreugde begroet en hebben niet alleen hun adhaesie betuigd, doch daadwerkelijk, van het begin af, medegewerkt in de hierboven bedoelde „Commissie voor het agra risch tentoonstellings wezen." De uiteenlopende belangen der verschillende deelnemende groepen maken het behandelen van deze materie uiterst moeilijk en een oplossing die alle partijen bevredigt, is nog niet in zicht. Wat mij persoonlijk hierbij is opgevallen, is (en dat bleek op alle openbare vergaderingen van de Commissie), dat juist in de kringen van de land bouw zelf, voor het initiatief van de Stichting weinig, om niet te zeggen geen, belangstelling kon worden opgebracht. Dit is wel zeer jammer, omdat het Stichtings initiatief beoogt het algemeen belang van het agra risch bedrijfsleven. Dit algemeen belang brengt voor de boer o.a. mede een goed georganiseerde voorlichting (waar onder tentoonstellingen en demonstraties vallen), een steeds betere service en een zo laag mogelijke aanschaffingsprijs van zijn inventaris. Zolang nu de tegenwoordige toestand blijft be staan komt het er op neer, dat de importeurs hun prijzen aanzienlijk zouden moeten verhogen, als zij aan een groot aantal tentoonstellingen zouden moeten deelnemen. (Juist is wat U zegt, dat niet de Staat, maar de exposanten de kosten betalen, en U begrijpt, dat standhuur, waarop men zich als regel blind staart, maar een heel gering percentage uitmaakt van de kosten, die aan tentoonstellen in- haerent zijn.) Voetnoot: Dat een dergelijke sanering nodig was, moge blij ken uit het rapport dat de Commissie van het Agra risch Tentoonstellingswezen in October 1950 publi ceerde. In dit rapport wordt o.a. verwezen naar gegevens uit het verslag van de Centrale Tentoonstellings commissie over 1949, waaruit ik citeér: „Erkend werden 110 (waarvan 4 niet gehouden) tentoon stellingen of beurzen, plus 290 tentoonstellingen van pluimvee, konijnen en duiven. De standhouders betaalden totaal ƒ2.997.300 aan standhuur. De hierboven genoemde 106 gehouden tentoon stellingen waren van verschillende aard. Dit betreft echter alleen erkende tentoonstellingen, terwijl be kend is dat o.a. verschillende kleinere, specifieke landbouwtentoonstellingen, onerkend, werden ge houden. Ik vraag U of hiermee het belang van onze af nemers is gediend. Over wat U verder schrijft over ondemocratische dwang, enz. wil ik zeer kort zijn. De door U gegeven voorstelling van zaken is onjuist en ik ben te allen tijde bereid U dit te be wijzen. Het lijkt mij echter niet vruchtbaar om hierover met U in de pers te polemiseren. Ik nodig U dus hierbij, wel zeer in het openbaar, uit bij ons kennis te komen nemen van de werke lijke toedracht van zaken en vertrouw, dat U daar na ook openlijk in het „Zeeuwsch Landbouwblad" zult schrijven wat Uw bevindingen zijn en in plaats van de door U voorgestelde actie onder de boeren om te protesteren, mag ik U wel een andere actie aanbevelen: Stel U op de hoogte van het werk, dat op initia tief van de Stichting voor de Landbouw, in samen werking ook met ons, tot oplossing van het vraag stuk van het agrarisch tentoonstellingswezen al is gedaan, en zeg Uw steun en medewerking toe. Het wachten is op een vruchtbaar overleg met U en met Uw collega's in het gehele land. Hoogachtend, J. D. LANDRé, Voorzitter van de VIMPOL. Naschrift Redactie. Het vraagstuk van het landbouwtentoonstellings wezen en het weigefen om aan de enige jaarlijkse Zeeuwse landbouwtentoonstelling mede te doen door de V.I.M.P.O.L. is niet nieuw. Doch alvorens op deze twee kwesties nader in te gaan, willen wij de Voorzitter van de V.I.M.P.O.L. verzekeren, dat het artikel van de heer Van der Werff niet aan onze aandacht is ontsnapt. Integen deel! Als er geen ingezonden stuk over het wegblij ven van de leden van de V.I.M.P.O.L. te Krabben dijke bij de Redactie was binnengekomen, hadden wij zelve de pen gegrepen. En misschien ware dan een artikel van dezelfde strekking ontstaan in an dere bewoordingen, doch wij kunnen de heer Landré verzekeren, dat ieder, die wat te maken had met de zo goed geslaagde dag in Krabbendijke, het besluit van het V.I.M.P.O.L.-bestuur om de leden te verbieden in te zenden, betreurde en in min of meer felle bewoordingen afkeurde. Wij zouden overigens de heer Landré nog andere ingezonden stukken over dezelfde kwestie kunnen tonen, wel ker toon nog heel wat onvriendelijker was en waar uit moge blijken, dat wij het bezadigste hebben ge plaatst. Doch thans iets over de beide vragen waar het over gaat. Het landbouwtentoonstellingswezen in ons land staat op het ogenblik in de belangstelling van een commissie, die, naar wij menen te weten, niet door de Stichting voor de Landbouw is ingesteld, doch waarin wel de organisaties, samenwerkende in de Stichting voor de Landbouw zijn vertegenwoordigd. Inderdaad is het verantwoord dat er op het tentoon stellingswezen bezuinigd wordt. Honderdtien land bouwtentoonstellingen in ons landje is van het goede te veel. Veel te veel. Tot hiertoe zijn wij het eens met de heer Landré: Dit aantal betekent, dat men geen maat kan houdenDat de landfoouwwerk- tuigenfirma's niet op al deze tentoonstellingen kun nen inzenden, begrijpen wij en wij zijn het daarmee eens. En dat de organisatie van de landbouwwerk tuigen importeurs regelen stelt over het al of niet deelnemen begrijpen wij, als organisatieman, ook. Deed zij dit niet, dan zouden hoogstwaarschijnlijk uit concurrentie-oogpunt toch deze 110 tentoonstel lingen bezocht worden door de meeste firma's, daar de enkeling blijkbaar geen maat weet te houden. Hoewel de economische wetten ook de enkeling wel zullen dwingen. De voorstellen van de Commissie voor het agra risch tentoonstellingswezen, die ook aan ons be kend zijn, gaan de landbouwsector echter in een veel te radicale richting, en vandaar dat zij over het algemeen in onze kring geen gunstig onthaal von den. Eén van de punten was bijv. een centraal apparaat, dat in de eerste plaats jaarlijks één grote, erkende Nationale Landbouwtentoonstelling diende te helpen organiseren en verder voor zover dit dan nog nodig werd geoordeeld, de enkele regionale ten toonstellingen met raad en daad terzijde zou staan. En alleen al hiertegen hebben wij bezwaar. De cen tralisatiegedachte woedt door Nederland. Er is een neiging om alles maar centraal te laten opknappen in alle sectoren van het maatschappelijk leven, doch vooral bij onze departementen. Straks als er Pu bliekrechtelijke organisaties zijn, bestaat dit gevaar ook in het bedrijfsleven. En dit centraliseren bete kent de dood in de pot. Zo ook in het tentoonstel lingswezen. Laat de mensen in de provincie en in de verschillende delen der provincie toch eigen initiatief ontplooien! En als zij geen maat kunnen houden, wreekt dit zichzelve wel. Nu zal ongetwijfeld de heer Landré mij tegen- In verband met het bereiken van zijn zeventigste jaar heeft het Koninklijk Kweekbedrijf D. J. van der Have aan de heer M. Glas Jzn per 1 Augustus pensioen verleend. De heer M. Glas heeft ruim 55 jaren het bedrijf gediend en zich zeer vele vrienden in de handel en de organisatie van de zaadhandel gemaakt. Op een druk bezochte receptie nam de heer Glas afscheid en werd van harte gehuldigd. Gelukkig is het bedrijf, dat met zulke trouwe mensen heeft mogen werken! Wij voegen ons gaarne bij de velen die de heer Glas een gelukkige levensavond toewensen. Op 8 Aug. a.s. zal de heer B. v. d. Werf 53 jaar in dienst zijn op het bedrijf van de heer W. J. de Vrieze te Eikerzee (voorheen bedrijf van Gebr. v. d. Bout, J. J. de Vrieze en Wed. E. de Vrieze-Boot). De zoon van de heer v. d. Werf, de heer J. A. v. d. Werf herdacht 1 Mei j.l. het feit, dat hij 26 jaar op hetzelfde bedrijf in dienst was. Onze hartelijke gelukwensen met dit bijzon dere feit. werpen, dat de landbouwwerktuigenhandel de dupe zou zijn, indien zij, gedwongen door de onderlinge concurrentiestrijd, aan dit niet maat weten te hou den mee ging doen. Accoord, antwoorden wij en daarvoor hebt gij ook Uw organisatie, teneinde dit in goede banen te lei den. Maar, het is de laatste tientallen jaren geble ken, de Zeeuwse boerenstand weet op dit gebied wèl maat te houden, waarde Voorzitter van de V.I.M.P.O.L. Daarover hebt gij niet te klagen. Want jaarlijks wordt in ons gewest slechts één tentoon stelling gehouden en dan nog wel elk jaar in een andere streek. Juist met het oog op het eilanden karakter van Zeeland is deze gegroeide traditie een goede traditie. En het is op deze hoogtijdagen van de Zeeuwse boerenstand ook niet de bedoeling, dat alle importeurs uit geheel Nederland hier hun ge hele machinepark komen uitstallen, maar het is steeds de bedoeling geweest, dat de handelaren en de agenten uit de betreffende streek inzenden. Deze immers leven van die boerenstand en leven ook mee met dergelijke gebeurtenisen. Zij willen dol graag meedoen, doch thans mogen zij niet. Hun ini tiatief wordt gedood, zoals heden ten dage zoveel persoonlijk initiatief gedood wordt, doordat cen trale instanties wel beslissen wat men doen en laten mag en veelal alles verstikken in regelingen, paperassen, zegelsplakken, formulieren (liefst in 4 of 6-voud in te vullen) enz. Waar gaat gij heen, Nederland, groot geworden door handelsgeest, durf, initiatief en doorzettingsvermogen, en thans ver stikkend in centraal uitgevaardigde regelingen, die uitgedacht worden veelal door lieden, die ver van de praktijk staan. Dat het V.I.M.P.O.L.-bestuur met, naar wij ver namen, een geringe meerderheid besloot in Krab bendijke niet met werktuigen uit te komen, betreu ren wij even hard als de heer Van der Werff en met de strekking van zijn artikel zijn wij het eens. En dat deze kwestie niét nieuw is, zoals wij in het be gin van dit onderschrift schreven een onder schrift waarbij wij misschien wat verder uitgeweid dan strikt noodzakelijk was bewijst ons het Landbouwblad van 31 Augustus 1929, waarin een vorige Secretaris der Z. L. M., Ir. Siebenga, onder de titel: „Waarom waren er geen landbouwwerk tuigen op de Goessche tentoonstelling" de houding van de V.I.M.P.O.L., die toen al net dezelfde was als in 1951, hekelde. Vooral een passage uit dit artikel van 1929 viel ons bijzonder op. Zij luidde: „Dat de kosten van de inzendingen buitengewoon hoog zijn, willen wij ook gaarne aannemen, doch dit lag niet alleen aan de vele tentoonstellingen, maar ook voor een belangrijk deel aan de wijze, waarop de inzendingen waren samengesteld." En iets verder op: „De tentoonstelling was niet meer een demon stratie van iets tentoonstellingswaardig, het was een jaarlijksche verkoopgelegenheid. Iets aantrek kelijks wisten velen er dan ook niet van te maken." Kijk, zo is het nog enigszins. Van de kant van de werktuingenhandel komt niet veel initiatief. De attractieve zijde van het tentoonstellen van land bouwwerktuigen een zeer moeilijke opgave werd de laatste twee jaren van boerenzijde bedacht. Wij denken aan de opstelling van model-inventaris sen voor bedrijven van verschillende grootte en de tractorenwedstrijd. Indien het V.I.M.P.O.L.-bestuur nu ook eens zo iets uitdacht, dan zijn wij er zeker van, dat de ver koop ook wel los kwam. En tenslotte menen wij er op te moeten wijzen, dat de jaarlijkse hoogtijdagen van de Z. L. M. door de gehele streek, waar zij gehouden worden, wor den meebeleefd. Gaat men alleen van het stand punt van te willen verkopen uit, dan begrijpt men weinig van ons platteland en de spheer die er heerst. Er zijn gelukkig in het leven nog andere waarden dan alleen maar geld verdienen. En dat van geldverspilling in Zeeland geen sprake is, heb ben wij al aangetoond. Wij zouden U aanraden: laat Uw agenten in de betreffende streek meedoen. Laat hen delen in de algemene vreugde. Laat hun initiatief en hun phantasie de vrije baan. De band met hun af nemers zal er des te steviger door worden. En gij zult zien dat de door hen te maken kosten worden terugverdiend. S.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1951 | | pagina 3