Noord-Brabantsche Mij van Landbouw Rondom do Boerderij. STOPPELGEWASSEN OP HET GEMENGDE BEDRIJF. ZITDAGEN BOEKHOUDBUREAU: NIEUWENDIJKDonderdag 19 Juli, 10—12 uur, Café Van den Heuvel. DE BRABANTSE BIESBOSCH. Wanneer het half Juli is, dan begint de oogst- drukte al weer heel dicht te naderen. De karwij is reeds geoogst en staat te wachten om gedorst te worden. De opbrengst-verwachtingen van dit ge was zijn over het algemeen goed te noemen, maar de prijzen zijn reeds sterk gedaald en dat is iets waar weinig aan te doen is. Het kleine areaal kool zaad is merendeels ook geoogst, maar hiervan zijn de opbrengst-verwachtingen niet hoog; het zou misschien aanbeveling kunnen verdienen om een aantal jaren geheel met deze teelt op te houden om zodoende de vele kleine belagers goed de kop in te drukken. Dan is er het graszaad in vele variëteiten dat ge oogst is of aan de beurt is om te oogsten. In het merendeel der gevallen is voor deze teelt een con tractprijs overeengekomen met een handelaar of onderneming. Gezien de grote vraag naar gras zaden in hoofdzaak voor export, zijn de prijzen hiervoor afgesloten ook vrij redelijk te noemen. De teelt van graszaad slaagt in onze streken meest al vrij goed. Het zaaien moet vooral op tijd, op een goed zaaibed en ondiep gebeuren. De onkruid- bestrijding kan gemakkelijk chemisch gedaan wor den, zodat dit geen bezwaren oplevert. Evenals met granen dient men ook gewas en grond te ken nen om een juiste hoeveelheid stikstof toe te die nen. De moeilijkheden van de teelt komen eigenlijk pas bij het oogsten. Wanneer met de zelfbinder geoogst kan worden, (dit kan lang niet bij alle rassen), dan vallen de moeilijkheden voor een groot deel weg, mits men op het juiste tijdstip maait om zaadverlies tot een minimum te beper ken. In sommige gevallen moet echter met een maaimachine of erger nog met de hand geoogst worden. Het laatste vraagt vakmensen en kost bovendien behoorlijk veel manuren per ha. Met de maaimachine is veelal behoorlijk werk te leve ren wat maaien betreft. Men kan daarna het ge was in bosjes laten binden of het product vrij vlug op ruiters plaatsen, dit laatste heeft meestal wel enig zaadverlies tot gevolg, maar men kan met veel minder mensen toe en dat punt is voor onze streken veelal van doorslaggevende betekenis. Direct van stam maaidorsen zal in enkele gevallen ook mogelijk zijn, maar in die gevallen wordt een behoorlijk risico genomen, daar het weer tegen het stadium van rijpheid plotseling wel eens roet in 't eten kan gooien en 't gevolg zou kunnen zijn dat dorsen weinig resultaat meer opleverde. LAND VAN HEUSDEN EN ALTENA. De regen heeft wonderen gedaan; vooral de aardappelen en het laat gezaaide vlas hebben van deze gunstige omstandigheden geprofiteerd. Toch zag ik vorige week nog verschillende per celen aardappelen, die het veld nog niet vol hadden. De grootste oorzaak daarvan zal wel zijn, dat deze veel te laat gepoot zijn; tevens kan dat soms ook zijn oorzaak vinden in het gebruik van niet goed bewaard pootgoed. De meeste van dergelijke percelen zijn nog te laat in het voorjaar geploegd; daarbij is op ver schillende percelen dan ook nog stalmest gereden, wat bij dit natte voorjaar aan de structuur niet ten goede kwam. Het gevolg daarvan is meestal ge weest een vrijwel niet te bewerken stijve, stugge grond, waardoor in plaats van een goed diep los gemaakte mulle grond, een „zaaibed" ontstaan is dat als 't ware slechts bestond uit grote en kleine brokken grond, met er tussen in wat kleinere kor rels en „sintels". Dat geen enkel gewas in derge lijke grond tot goede wortelontwikkeling kan komen moet overduidelijk zijn. De ontwatering, vooral in een zeer regenrijke winter zoals we thans hebben meegemaakt, laat nog dikwijls te wensen over. Vooral bij de bewer king van vele zware gronden in 't oosten van ons gebied geeft dat-veel moeilijkheden. Vorige week ben ik juist dat gedeelte nog eens door geweest. Ik heb daar enkele perceeltjes mais gezien die naar omstandigheden behoorlijk goed waren. Evenwel bleek ook daarbij dat juist op de lichtste grond, waar de structuur veel beter is dan op die zware gronden, de mais het beste staat. Ook kan het tijdstip van zaaien zeker wel van invloed zijn ge weest, vooral dit voorjaar bij vele koude natte gronden. Ook heb ik nog opgemerkt de aanwezigheid in verschillende percelen graan van „wilde" haver. Dit wel zeer gevaarlijk onkruid dient met wortel en tak te worden uitgeroeid. De zaden die deze planten kunnen geven blijven velen jaren kiemkrachtig en telen dus bij goede omstandigheden sterk voort. De distel-bestrijding in vele percelen weiland (niet alleen van „over Maasse" boeren) dient nog sterk te worden ver beterd. Collega's zorgt toch dat dit wel zeer on sierlijke en schadelijke onkruid niet langer onze streek blijft ontsieren. Door het toepassen van een bespuiting met groei stoffen op het juiste tijdstip is zeer veel te berei ken, zoals reeds op vele percelen te zien is. Vorige week zou door de assistent van de R. L. V. D. een demonstratie met groeistoffen op weiland door middel van verneveling worden gegeven. Helaas kon dat deel van het programma geen doorgang vinden vanwege de sterke wind. (8 10 m per sec.). Het vernevelen op aardappelen is echter met suc ces toegepast. Jammer dat er vooral ïn 't oosten zo weinig belangstelling was. Slechts de loon- sproeiers uit de naaste omgeving waren wel aan wezig. Zien deze soms een concurrent in de verneve ling? Juist voor kleine bedrijven kan deze methode, mits „oordeelkundig" toegepast, een zekere be sparing van kosten geven. Tevens kan men dan ook zelf het juiste tijdstip van behandeling bepalen en benutten. OOST-BRABANT. Er is dit jaar veel gras. Het meeste hooi is reeds veilig opgeborgen en menige boer zal met een blik van voldoening zijn oog laten gaan over de voor raad, welke hij gewonnen heeft en waardoor de zorg voor de wintervoeding van zijn vee voor een groot gedeelte is overwonnen. Er is veel goed hooi binnen maar ook veel minder goed. Wat is het toch van groot belang dat men zijn hooi ruitert, vooral wanneer het weer is zoals de laatste weken in Juni. Wat is het gemakkelijk als het gras enigszins winddroog is en men het op niet te grote ruiters zet, behoorlijk van de grond en men behoeft er practisch niet naar om te kijken. Meer en meer wordt het ruiteren dan ook hier toegepast, al moest het mijns inziens algemeen gebeuren, ook al heeft men een behoorlijke droge hooi-periode. Door het natte en koude voorjaar is de groei der gewassen op de lagere gronden niet zo goed als op de hogere. Vooral de mangelwortelen op de lagere percelen staan er niet te best voor. Terwijl het ene perceel het land reeds dicht heeft, worden de planten op het andere pas op een gezet. De slechte waterhuishouding van vele bedrijven in Oost-Brabant wreekt zich dit jaar wel heel sterk. Overigens kunnen we in Oost-Brabant nogal wat regen hebben, maar, je kan ook te veel van het goede krijgen. Er is dit jaar nog al veel aan mengteelt gedaan. Ik geloof nu niet direct dat dit tot opbrengst vermeerdering zal leiden. Wel echter tot verge makkelijking bij het oogsten. Bij voorbeeld bij een mengteelt van haver en gerst. Hier komt nog bij dat de gerst die op de zand grond nog al gemakkelijk legert door de haver omhoog gehouden wordt, terwijl bij het oogsten, vooral als met de hand wordt gebonden, er door de haver voldoende band aanwezig is om te binden. De rogge staat op de hogere percelen zeer goed, beter als op de betere lage gronden, ook al weer een gevolg van het natte voorjaar Het vee heeft tot heden niet te klagen, er is meer dan voldoende gras. Dit komt wel goed van pas, in verband met de lage melkprijs. Te meer daar vooral op de kleinere bedrijven het met de kippen- houderij droevig is gesteld. Dit zal dit jaar een ver liespost worden, die van betekenis zal wezen; vooral als de eierprijs niet heel spoedig beduidend gaat stijgen. De vooruitzichten in dezen zijn ook niet erg rooskleurig en de voederprijzen van dien aard dat, zo deze niet dalen of de eierprijs gaat niet omhoog, er dit jaar beduidend zal worden verloren aan de kippenhouderij. Dit is zeer te betreuren, daar vooral de kleinere bedrijven hier de dupe van worden, en deze in het verleden een gedeelte van hun inkomsten aan de kippenhouderij te danken hadden. Er zijn vele kwetsbare plekken in ons bestaan als boeren. Niet alleen de natuur, maar ook de uitvoer is er een van, die niet te onderschatten is. Laat ons hopen dat er ook voor onze kippenhou ders betere dagen mogen aanbreken en de rest van het jaar mag vergoeden, wat in het eerste gedeelte van dit jaar is verloren. Op één punt heeft de Nederlandse landbouw meer mogelijkheden dan de Deense landbouw en wel bij de teelt van stoppelgewassen. In de na zomer en herfst als veel hoofdgewassen reeds het veld geruimd hebben, is er nog voldoende zonne schijn en warmte om nog met succes een gewas in de stoppel uit te zaaien. Een goed stoppelgewas bedekt de grond en be schut deze tegen ongunstige klimaatsinvloeden, als felle zon en zware regenval, die op de bodem struc tuur verslechterend werken. Bij stoppelgewassen kunnen we twee dingen nastreven, n.l. voederwin ning of groenbemesting. Dit gaat vaak zeer goed samen. Op land, dat door kweek of ander onkruid sterk vervuild is, doen we beter, het onkruid goed te bestrijden en dus geen gewas in de stoppel te telen. Bij een minder goede aanslag gebeurt het ook vaak, dat vooral de wortelonkruiden hun kans krijgen. Vooral als het weer en de grond bij het uitzaaien droog zijn, zal dit nogal eens het geval zijn. Veel van deze gewassen behoren tot de vlinder bloemigen, als klavers, wikken, lupine, serradella. Hiernaast komen de kruisbloemigen voor, o.a. stop- pelknollen, mergkool, boerenkool, etc. en verder Westerwolds en Italiaans raaygras, snijrogge, spur rie, etc. Bij een goed geslaagd stoppelgewas Kum nen we per ha gemakkelijk 2000 kg zetmeelwearde en 300 tot 500 kg verteerbaar eiwitachtige stof win nen. Deze voederwaarde-opbrengst kan men ge lijk stellen aan de voederwaarde van rogge, die 2800 kg per ha oplevert. De voederwaarde-opbreng- sten van de diverse gewassen lopen onderling wel uiteen. Het is voor iedereen zeer leerzaam op dit punt eens de rassenlijst na te slaan. (blz. 79). Wat de hoeveelheid zaaizaad betreft, deze loopt in de practijk nogal sterk uiteen. We moeten ech ter wel bedenken, dat we bij het zaaien in de stop pel meer zaaizaad nodig hebben dan bij de teelt onder dekvrucht. Overjarig zaaizaad geeft dikwijls ook grote teleurstelling bij de opkomst. Als U zelf goed zaaizaad gewonnen hebt, kunt U dat rustig gebruiken. Bij de aankoop van zaai zaad kan er niet genoeg op gewezen worden, dat N.A.K. gekeurd zaaizaad een garantie is voor de kwaliteit van het zaad. Nu de stoppelverbouw in het verschiet ligt, is het goed, U zo snel mogelijk van goed zaaizaad te voorzien. Bij machinaal zaaien kan op het zaad 20 tot 25 bespaard wor den. In de practijk zaait men deze gewassen meestal breedwerpig doch bij machinaal zaaien kunnen we het land nog eens met de schoffel machine bewerken, waardoor het jonge gewas in haar jeugdgroei minder last van onkruid krijgt. Verder wordt de structuur van de bovenlaag beter en er komt meer warmte voor de plantenwortels ter beschikking. Wat de zaaitijd betreft, geldt, dat vroeg gezaaid moet worden. Iedere dag vroeger gezaaid kan een aanzienlijke opbrengstverhoging betekenen. Als bij nat weer de roggehokken langere tijd op het veld moeten blijven staan, bewerk dan de stoppel tussen de rijen graanhokken en zaai dan meteen de stoppelgewassen. De grond is dan uitermate geschikt (voldoende vochtig en warm) voor een snelle ontkieming van het zaad. Vooral de vroege stoppel van koolzaad, erwten en wintergerst kan uitstekende opbrengsten leveren bij het uitplanten van mergkool, voeder kool, e.d. en bij het inzaaien met voederlupine, Westerwolds en Italiaans raaygras. Daar de voe derlupine, evenals de erwt tot de vlinderbloemigen behoort, is het wel raadzaam, in de erwtenstoppel geen voederlupine uit te zaaien. Na rogge en ook na vroege aardappelen, als we hierop geen wintergewas laten volgen, kan men uitstekend voederlupine, serradella, evt. een meng- gewas van voederlupine en serradella (resp. 100 en 25 kg zaad per ha) e.d. uitzaaien of mergkool, boerenkool, e.d. uitplanten mits dit vóór 1 Aug. plaats vindt. Stoppelknollen kunnen we nog wel iets later uitzaaien (n.l. tot half Aug.). Na 8 Aug. uitgezaaid, leveren de stoppelknollen geen volle opbrengst meer. Stoppelknollen kunnen bij een trage jeugdgroei gemakkelijk het slachtoffer wor den van insecten o.a. de aardvlo. In veel streken van Overijsel, Gelderland en Oost- Brabant worden overwegend stoppelknollen ver bouwd. Stoppelknollen kunnen zeer hoge op brengsten leveren en ze zijn een uitstekend vee voeder, doch een inkrimping van de stoppelknollen ten koste van andere gewassen, levert hier voor delen op. Voeder lupine, voederwikken, Wester wolds raaygras, etc. of voederwortelen, rode kla ver, die in het voorjaar onder dekvrucht zijn uit gezaaid, verdienen in de stoppelknollenstreken meer belangstelling. We krijgen hierdoor ook niet zo'n eenzijdig menu van ruwvoeders voor de koeien in de stoppelknollenperiode, die ongeveer van Aller heiligen tot Kerstmis duurt. Er is dan uiteraard ook veel minder kans op de beruchte knollensmaak van de melk. Vooral voederwortelen zijn rijk aan carotine en een uitmuntend voer voor hoogdrach- tige koeien en merries. Op hoge, humusarme zandgronden zijn we meer beperkt bij de keuze van de stoppelgewassen. Stoppelknollen, voederlupine en mergkool zijn hier wel de belangrijkste gewassen. Op humusrijke zandgronden, die ook beter vocht- houdend zijn, kunnen we ook gewassen als witte cultuurklaver, rode klaver (snelgroeiende typen), Italiaans raaygras, etc. nemen. Het is wel nood zakelijk bij de keuze der gewassen rekening te hou den met de kalktoestand. Vlinderbloemigen (uitge zonderd lupine en serradella) vragen nogal een vrij hoge pH. Ook voor hoge zandgronden of voor zure percelen (ontginningsgronden) zijn geschikte ge wassen, zoals lupine, serradella en op de laatste plaats nog de spurrie. Het zaad van de vlinderbloemigen is meestal duur, maar de stikstofbemesting kan men hier ach terwege laten. Vlinderbloemigen laten de grond in een betere conditie achter dan de overige stoppel gewassen. De niet-vlinderbloemigen vragen een flinke stikstofbemesting. Wat de fosfaat- en kali bemesting betreft, kan men bij de stoppelgewassen als algemene maatstaf aanhouden: 200 kg super of slak en 200 kg kalizout 40 per ha. Zoals reeds is opgemerkt, vragen de niet-vlinder bloemigen veel stikstof. Stoppelknollen, die in Juli uitgezaaid zijn, kan men zelfs 80 kg zuivere stik stof (d.i. 400 kg k.a.s.) per ha geven. Deze stikstof geeft men niet ééns, doch één derde van de gift even voor of tijdens het zaaien. Als de stoppelknol- lenplantjes goed zijn aangeslagen en er goed voor staan, geeft men de rest van de stikstof. Valt de uitzaai na 8 Augustus, hetgeen bij droog weer nog al eens voorkomt, dan moet men niet meer dan 2 balen k.a.s. per ha aan de stoppelknollen geven. Gier werkt ook zeer goed op de ontwikkeling van de stoppelgewassen. Samenvattend kunnen we zeggen: a. Als U zelf geen goed zaad gewonnen hebt, voorzie U dan tijdig van N.A.K. gekeurd zaad. b. Zaai de stoppelgewassen zo vroeg mogelijk. c. Kies die gewassen uit, die voor Uw grond het meest geschikt "Aor meerdere stoppel»

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1951 | | pagina 9