Wat samenwerking vermag
De Trekpaarden
w* Uei "BoecutUi/e*
zo groot mogelijke spreiding van te verbouwen
gewassen niet minder gebiedend is, om alle soorten
wortelaaltjes hun consumptie te onthouden, niet
gemist kan worden. Hoe is het anders te verklaren,
dat het aantal werkpaarden in bijv. de N. O.-polder
steeds groter wordt?
Tal van rekenmeesters trachten te berekenen,
dat mechanische trekkracht goedkoper is, maar het
is opvallend, dat die bérekeningen zozeer uiteen
lopen. Het is ook zeer moeilijk, of liever ondoenlijk,
om berekeningen samen te stellen waarbij gewerkt
moet worden met zó ongelijke factoren.
Men kan, als men een berekening met betrekking
tot motortrekkers maakt, de factor „fokwaarde"
buiten beschouwing laten, maar dat mag men toch
niet doen als men „het levende paard" als factor
bij de becijfering inlast. En dat gebeurt strijk en
zet.
Het heeft mij steeds verbaasd, dat vanuit Den
Haag zo getamboerd is op mechaniseren. Alsof er
geen vuiltje aan de lucht is en invoer van olie en
benzine en onderdelen verzekerd is.
Nog maar zes jaren geleden waren we van ben
zine verstoken. Er moet maar een druppel olie of
benzine of een enkel onderdeeltje te kort zijn en de
trekker is niet van zijn plaats te krijgen, wat men
ook probeert. Zeg één vriendelijk woord tot uw
paard en het doet alles gewillig, óók met minder
krachtvoer, als dat er niet voldoende is en desnoods
op zijn blote voeten.
Het Nederlandse trekpaard heeft in de honger
tijd het Nederlandse volk voor nóg erger behoed.
Het verdient daarvoor, als de grote redder van die
tijd, een standbeeld.
Men huivert, als men denkt aan de mogelijkheid,
dat de motortrekkers eens tot stilstand zouden
kunnen worden gedoemd. Dan zouden onze fokkers
door vorderingen weer opnieuw de dupe worden
van de volledig gemechaniseerden. Want reeds nü
zijn er paarden tekort; niet het minst aan deviezen
in het potje brengende exportpaarden. Dè.t is het
werk: deviezen binnenbrengen inplaats van ze over
de grens te brengen Het is wel typerend het arti
kel, dat het Kringblad van de N. C. B. overnam uit
„De Maasbode", met de vet gedrukte kop: „Drin
gend tekort aan trekpaarden."
Fokkers, en voor al „Jongeren", let op uw saeck
De heer W. G. de Feijter, die een bedrijf in de
N. O. Polder exploiteert, heeft in de laatste alge
mene vergadering van de Kon. Vereniging „Het
Nederlandsche Trekpaard" een zeer interessante
beschouwing gegeven over de economische waarde
van ons trekpaard, maar vooral heeft hij gewezen
op de psychologische waarde van het paard
voor de bedrijfsgenoten zelve. Hij vertelde, hoe hij
als jong broekje voor de eerste maal de ouwe,
trouwe Mina voor de kar mocht spannen om een
boodschap bij de smid te doen; hoe hij Mina met
„We rekenen op je om een artikel over de paar
den te schrijven in het Tentoonstellingsnummer,"
aldus een verzoek van het Tentoonstellingsbestuur
van de Kring O. Zuid-Beveland van de Z. L. M. Het
spreekt vanzelf, dat ik mijn Z. L. M.-vrienden niet
in de kou laat staan en ik zegde alle medewerking
toe. Maar nu te schrijven over de paardenfokkerij
in O. Zuid-Beveland is wel een tikkeltje moeilijker,
dan bij gelegenheid van vorige tentoonstellingen in
deze Kring. Daarom zal ik me meer op het alge
mene pad der fokkerij moeten begeven.
Er is n.l. op het gebied van de paardenfokkerij
en -houderij, vooral in de Kring O. Zuid-Beveland,
wel iets veranderd door de ingrijpende overgang
naar mechanische trekkracht. De vele groot-grond
bedrijven, en de uitgebreide fruitcultuur vooral,
lenen zich hiervoor meer, dan het gewone boeren
bedrijf van kleiner omvang. Dit wil evenwel niet
Nico van Smakt K. 2014
Reserve-Kampioen Nederland 1949
zeggen, dat er over de paardenfokkerij in deze
Kring niets zou zijn te vertellen. Zó is het niet. Ook
hier zal de paardenfokkerij haar betekenis behou
den. Dit zag en ziet nog het Bestuur van de Heng-
stenvereniging „Zuid-Beveland" zeer goed in.
Immers steeds werd en wordt nog steeds gezorgd,
dat paardenpappa's van formaat de fokkers ten
dienste staan. Het gaat van de gedachte uit, dat
voor een vaderpaard moet gelden „het beste is
maar net goéd genoeg." Het bewijs daarvoor is o.m.
de aankoop van Certain van Lamswaarde K. 1429
destijds, de hengst die in 1932 het kampioenschap
van Nederland verwierf. Thans bezit deze Vereni
ging de hengst Nico van Smakt K 2014 uit de mach
tige stam van Nico van Melo K 1795, de hengst met
een wereldvermaardheid. Ook Nico van Smakt klom
eveneens tot één der hoogste sporten van de fok-
schappelijke ladder op.
Bladert men in oude premielijsten, dan blijkt, dat
in dit gebied steeds hoogwaardige hengsten, van
verenigingen zowel als van particulieren, voor de
fokkerij werden gebruikt. Herhaaldelijk komt men
namen tegen als Chantecler K 122, Hussard K. 519,
Successeur K. 802, Abbé K. 1381, Manola's Karei
K. 1295, en niet te vergeten Castor K. 916, die
reeds in 1928 het nationale kampioenschap in de
wacht sleepte. Was me dèt even een succes voor
zijn fokker, de heer J. Q. C. Lenshoek
In de Kring O. Zuid-Beveland waren fokstallen,
die vér buiten de provinciale grenzen bekend
waren. In de premielijsten treft men herhaaldelijk
in de eerste gelederen aan de namen Scheele, Van
Hootegem, Mol, Van der Werff, De Koeijer, Krijger,
Thorenaar, Lenshoek, De Bathpolders, De Frede-
ricapolder.
Toen Udine van Kruiningen K. 42126 in 1945 als
veulen in de wei liep, zei mijn vriend Alex van
Hootegem „daar zou nog wel eens een kampioen
uit kunnen groeien." En öf hij er een goeie kijk op
heeft gehad Het vorige jaar behaalde Udine in
Den Bosch inderdaad het kampioenschap van Ne
derland, terwijl zijn ander fokproduct, de 2-jarige
Zora van E. D. R. 162254, daar in Den Bosch nog
even een eerste prijs wegpikte. Dit bewijst, dat er
in de Kring O. Zuid-Beveland fokkers van groot
allure waren. Jonge boeren van Zuid-Beveland, en
ook van elders, probeert vooral de voetstappen van
deze fokkers te drukken
Ondanks de thans vér doorgevoerde mechanisa
tie, blijft de belangstelling voor ons edel trekpaard
levendig. Het aantal belangstellenden op de dit
voorjaar gehouden verplichte keuringen en op de
centrale premiekeuring te Goes was groter dan
ooit. De aangiften van de merriekeuringen blijven
op peil. Dit zegt toch wat. Het is, of er een kente
ring komt. Er is m.i. een te vér doorgevoerde me
chanisatie toegepast.
Nu is mechaniseren goed. Het is een eis van de
tijd en voor bedrijven, die er zich voor eigenen is
het dikwijls een noodzaak. De grote fout ligt echter
m.i. in over-mechanisatie. Is men daartoe gekomen,
dan moet men terug, want dan is het financieel
niet meer verantwoord.
Over-mechanisatie is het middel om het eindcijfer
op de verkeerde kant van de exploitatie-rekening
te doen terechtkomen.
Ik kom zo van lieverlede tot de conclusie, dat
men langzamerhand gaat inzien, dat het trekpaard
op de allermeeste van onze Nederlandse boeren
bedrijven, waar immers een intensieve bedrijfsvoe
ring vanwege o.a. onze dichte bevolking en grond
gebrek een gebiedende eis is en waar tevens een
straffe hand leidde of misschien was het Mina, die
hém leidde* omdat zijn trekken aan de leidsels nog
niet geheel in overeenstemming waren met zijn ge
sproken woorden. Maar, zo geholpen door de trou
we merrie voelde hij zich een beetje boer worden
en leerde hij omgaan met het levende dier. Werken
met paarden, ze leren begrijpen en ze te beschou
wen als kameraden, is van grote waarde voor de
vorming van de mens.
Met deze woorden van de heer De Feijter zullen
zeker allen, die vakbekwaamheid bezitten om met
paarden om te gaan, het geheel eens zijn.
Met de heer De Feijter zie ik het grote gevaar,
dat er straks geen jonge mensen meer zijn, die
nog zoveel liefde voor en kennis van het paard
hebben, dat ze de teugels uit de handen der ouderen
kunnen overnemen om de fokkerij doelbewust en
met ambitie te kunnen voortzetten. Dat de ouderen
in deze hun roeping mogen begrijpen.
Hier ligt Ook vooral een taak voor de Jongeren
organisaties. De jongeren, die in de L. J. G. en an
dere jongeren-organisaties zijn verenigd, zou ik wil
len toeroepen: „Bepaal uw werk niet uitsluitend
tot het culturele, maar rangeer uw werk veel meer,
dan tot nu toe, in de richting van vakbekwaamheid,
vooral met betrekking tot de paardenfokkerij en
het paardenwerk.
Wat een rijk leven heeft de boer en boerin met
gezin op een bedrijf, dat niet tot en mét door de
mechanisatiewoede is aangetast. Daar wordt, naast
de motortrekker, het paard gebruikt, daar wordt
gefokt met alle dieren, die het goed-geleide bedrijf
bevolken, daar is in het voorjaar te genieten van
het jonge leven als de merrie met haar veulen in
de wei graast, waar de kalveren haar gezelschap
houden, waar de boerin en/of haar dochters de
biggen en kuikens verzorgen. Daar wordt het boe
renleven in zijn volle schoonheid geleefd.
Stel daartegenover het totaal gemechaniseerde
bedrijf, waar zo goed als geen levende have meer
is, waar maar één koe voor de melk wordt gehou
den, of, erger nog, waar de melkboer de melk be
zorgt, waar niet meer wordt gefokt. Daar kan zelfs
de boer of boerin niet meer het genot smaken de
veulens, kalveren, biggen, kuikens, enz. de trots
van de boerderij aan de op visite komende ken
nissen te tonen. Te gaan kijken naar het tractortje,
daar zit niks aan, maar wie oog heeft op het won
dermooie van de Schepping, raakt niet uitgekeken
op dat levende jonge goed op de boerderij. Een be
drijf zonder levende have lijkt wel aangetast door
erosie en wellicht is de werkelijkheid wel zo.
Van harte hoop ik, dat de Tentoonstelling, die
door de Kring Oost Zuid-Beveland der Z. L. M. wordt
georganiseerd, in het teken zal staan van het mooie
boerenbestaan, zoals dit in al zijn geledingen moet
worden gevoerd, niet één- doch véélzijdig, zoals
Moeder Natuur dat ten voorbeeld stelt.
Ik wens de organisatoren goede Z. L. M.-dagen
en alle succes toe. Hieraan koppel ik ten slotte de
wens, dat de Hengstenvereniging „Zuid-Beveland"
en de particuliere hengsthouders, die mede dit ge
bied bestrijken, bij voortduring het devies zullen
blijven voeren „Het beste is maar net goed genoeg",
om daardoor hun goed werk tot een succes te doen
worden in het belang van de Zuid-Bevelandse paar
denfokkerij.
A. CAPPON.
Maïsplukken
Ofschoon het statuaire doel van de Vereniging
voor Bedrijfsvoorlichting voor Oostelijk Zuid-Beve
land aldus omschreven wordt, dat men de organisa
tie van de individuele bedrijfsvoorlichting en het
houden van vergaderingen en excursies wil na
streven, is de eigenlijke zin het leggen van een
nauw contact tussen de grondgebruikers en het
officiële voorlichtingsapparaat. Dit geschiedt op
dusdanige wijze, dat de leden zich als het ware
deel van dat apparaat gevoelen. Daardoor hebben
zij minder het gevoel, dat zij zich met hun pro
blemen en moeilijkheden tot vreemde instanties
wenden. Immers, de assistenten van de Voorlich
tingsdienst maken deel uit van de eigen organisatie
der grondgebruikers: de Vereniging voor Bedrijfs
voorlichting.
Dat de gunstige invloed van deze organisatie door
de belanghebbenden aldra werd ingezien, kan uit
het feit blijken, dat in 1948 met 32 leden (1892 ha)|
werd begonnen, en dat zich begin 1951 116 leden
(3643 ha) hadden aangesloten.
Weliswaar is de Vereniging op initiatief van het
Kringbestuur der Z. L. M. in samenwerking met
de Rijkslandbouwconsulent Ir Van Beekom op
gericht, maar zij overkoepelt alle bestaande stands
organisaties. Kent de Vereniging dus in dit opzicht