De HONDERDJARIGE
cfroóericapolóer
Het is wel bijzonder attent van de Z. L. M. om
juist in het jaar, waarin de Fredericapolder hon
derd j-aar zal bestaan, haar jaarvergadering met
alle daaraan verbonden gebeurlijkheden, de ten
toonstelling en de rijtoer, te willen houden in Oos
telijk Zuid-Beveland. Dientengevolge zal het moge
lijk zijn dat de deelnemers aan de rijtoer de jubi
lerende polder bezichtigen en kennis nemen van de
ontwikkeling van de gewassen op de boerderijen
Middenhof en Oosthof, die in de polder gelegen
zijn.
Van de oudste geschiedenis van de polder is mij
weinig bekend. Het beheer is tot het begin van deze
eeuw steeds in handen van de Belgische eigenaren
en een Belgische rentmeester geweest, en als ge
volg daarvan berusten de bescheiden, die op de
oudste geschiedenis betrekking hebben in België.
Naar wat ik daarvan vernomen heb waren de
schorren, gelegen ten Zuiden van de Reigersbergse
polder, reeds voor de bedijking eigendom van een
drietal Belgische families, die in 1851 tot bedijking
zijn overgegaan. De Frederica vormde toen in dit
gedeelte van de Westerschelde een vooruitgescho
ven post. Ten Westen daarvan werd in 1864 de
Emmanuelpolder bedijkt, terwijl in 1885 de bedij
king van de Zimmermanpolder plaats vond, die
zowel bij de bedijking als bij de verdere verdedi
ging tegen het buitenwater zoveel zorgen en moei
lijkheden heeft ondervonden.
Wanneer wij de ligging van de beide in de polder
gelegen boerderijen bezien, dan lijkt het waar
schijnlijk dat het aanvankelijk in de bedoeling
gelegen heeft om drie boerderijen te stichten. De
namen der bestaande hofsteden duiden in dezelfde
richting. Het Oostelijke bedrijf draagt de naam
„Oosthof", in het midden van de polder is „Mid
denhof" gelegen, en de veronderstelling is niet
al te gewaagd, dat het voornemen heeft bestaan
om een derde boerderij „Westhof" te stichten.
Het is echter nimmer daartoe gekomen.
Alvorens een en ander ovef de landbouwkundige
bijzonderheden van deze onderneming te ver
tellen, eerst iets over de waterstaatkundige toe
stand. De afwatering van de polder geschiedt
door een duiker in de dijk tussen de Frederica
polder en de Reigersbergse polder. De water
lozing geschiedt dus van de hoger gelegen Frede
ricapolder naar de lagere Reigersbergse polder in
de nabijheid van 't z.g. Vinkenissegat. Sinds de be
dijking heeft er tussen de beide polders een uit-
waterings-contract bestaan, dat herhaaldelijk wij
ziging heeft ondergaan. Met dergelijke contracten
is het dikwijls zo, dat de aanpassing daarvan aan
gewijzigde omstandigheden, zowel verband hou
dende met veranderde prijzen en kosten als met
hogere cultuur-technische eisen, op moeilijkheden
stuit. Somtijds komt zelfs het Provinciaal Bestuur
er aan te 'pas om conflicten, die dientengevolge
ontstaan, tot een oplossing te brengen.
In kan tót mijn genoegen vaststellen, dat der
gelijke moeilijkheden zich tussen de Frederica- en
de Reigersbergsepolder nimmer hebben voor
gedaan. De Fredericapolder is steeds bereid ge
weest om die wijzigingen in de uitwaterings
overeenkomst te aanvaarden, die in verband met
de uitwatering van de Reigersbergsepolder ge
wettigd waren.
De boerderijen in de Fredericapolder werden
aanvankelijk verpacht, maar op den duur ik
weet niet precies wanneer is men tot exploi
tatie in eigen beheer overgegaan. In 1902 overleed
de toenmalige Belgische rentmeester, de heer Van
Impen te Gent, en op aanibeveling van zijn leer
meester, Prof. L. Broekema, de bekende kweker
van de Wilhelminatarwe, werd de heer Walter
Kakebeeke, die zovele jaren onder-voorzitter der
Z. L. M. is geweest, tot zijn opvolger benoemd.
Het eerste tiental jaren van diens beheer hebben
zich belangrijke wijzigingen in de bedrijfsvoering
voltrokken. Toentertijd omvatte de polder een
verhoudings-gewijze vrij grote oppervlakte wei
land; de verkaveling en de afwatering 'lieten hier
en daar te wensen over, de bedrijfsgebouwen vol
deden niet aan de eisen des tijds. In dat alles
bracht de nieuwe, voortvarende beheerder ingrij
pende wijzigingen. Een groot gedeelte van het
weiland werd gescheurd, de gehele polder werd
gedraineerd, de verkaveling werd verbeterd, nieuwe
paarden- en veestallen werden gebouwd en het
aantal arbeiderswoningen werd uitgebreid.
Zo verkreeg de polder het karakter en het aan
zien, dat wij thans nog kennen, van een typisch
akkerbouwbedrijf. De beide boerderijen hebben
ieder, met inbegrip van de bedrijfsgebouwen een
grootte van ongeveer 150 ha; de totale oppervlakte
bouwland bedraagt 283 ha, de totale oppervlakte
weiland 21 ha, alles zaaiensveld.
Sinds de wijziging, die de polder in het begin van
deze eeuw heeft ondergaan, werd de verbouw der
onderscheidene gewassen alleen in zoverre gewij
zigd, dat de gevolgen van de landbouwcrisis der
dertiger jaren, daarop van invloed is geweest. De
graanbouw onderging een uitbreiding, in verband
waarmee op de hofstede „Middenhof", een ruime
hangar werd bijgebouwd.
Alvorens iets mede te delen over de gevolgen
van de tweede wereldoorlog vóór de onderneming,
moet ik nog iets vertellen over de rechtsvorm,
waaronder de exploitatie geschiedde. Tot 1932 ge
schiedde zulks in de simpele vorm ener gemeen
schappelijke exploitatie van een onverdeeld bezit.
Toen na verloop van jaren door vererving het
bezit zich steeds verder ging splitsen, ontstonden
tegen deze vorm van exploitatie wel zeer ernstige
practische en juridische bezwaren en werd besloten
om hierin wijziging te brengen. Daarom werd in
1932 opgericht de N.V. Landlbouw Maatschappq
„De Fredericapolder", een Nederlandse naamloze
vennootschap met als plaats van vestiging Goes,
die uiteraard een besloten karakter behield en
waarvan tot dusverre uitsluitend aandeelhouders
zijn de afstammelingen van diegenen, die in 1851
het initiatief tot de bedijking van de polder namen.
De oorlog is zeker niet zonder schade voor de
Fredericapolder verlopen. Vorderingen van paar
den en wagens bleven ons niet bespaard, maar het
ergste gebeurde pas na de bevrijding. Op 25 Octo
ber 1944 werden de Duitsers na zware gevechten
om het bezit van de Kreekrakdam met de Cana
dezen uit Rilland verdreven, zonder dat enige
schade aan de boerderijen werd geleden. Na deze
bevrijding richtten de Engelsen, langs de Zuidkust
van Zuid-Beveland kampen in, om door middel van
afweergeschut de zo belangrijke scheepvaart op
de Wester-Schelde tegen aanvallen uit de lucht te
beschermen en ook in de Fredericapolder werden
een paar van dergelijke kampen gevestigd. Door
onvoorzichtigheid van een der Engelse op de hof
stede „Middenhof" gelegerde militairen ontstond
op 12 Novemlber 1944 brand in de grote schuur van
die boerderij. Als gevolg van in de schuur en op
het erf opgeslagen munitie viel aan blussen niet
te denken, en de gehele boerderij, niet alleen de
schuur, met de zich daarin bevindende oogst, maar
ook de paarden- en veestal ging verloren. Ook de
hangar brandde geheel uit; de hangar zelf kreeg
ernstige brandschade. Alleen een wagenloods en
het woonhuis bleven gespaard.
Zo stonden wij aan het einde van de oorlog voor
de moeilijke vraag op welke wijze de herbouw zou
moeten geschieden. In nauwe samenwerking met
en ik mag wel zeggen met grote, zeer gewaar
deerde medewerking van het Bureau Wederopbouw
Boerderijen, is de nieuwe schuur in de Frederica
polder één van de eerste herbouwde landbouw-
schuren in Zeeland geweest. Het was hierbij een
voordeel, dat wij bij de lbouw daarvan rekening
konden houden met de nieuwe mogelijkheden, die
de ontwikkeling der moderne landbouwtechniek
ons biedt, en die voor een groot bedrijf als de
Fredericapolder van zo grote betekenis is.
Doelbewust hebben wij daarbij de richting der
mechanisatie gekozen, hetgeen wel blijkt uit het
feit, dat het totaal van 50 werkpaarden vóór de
oorlog teruggelopen is tot 16; het aantal vaste
arbeiders daalde, mede door het geringe aantal
beschikbare arbeidskrachten, van 55 op 25.
Na de oorlog kwam er ook in ander opzicht een
belangrijke wijziging. Voor de oorlog nam de
Fredericapolder regelmatig deel aan de keuring
van gewassen te velde, maar het eigenlijke ver-
edelingswerk lag buiten ons bestek. De oude
vriendschapsbanden, die ik sinds mijn Wageningse
studietijd heb mogen onderhouden met de helaas
zo vroeg van ons heengegane heer A. van der
Have, de leider van het bedrijf der firma Van der
Have te Kapelle, hebben er toe geleid dat er tus-
den deze firma en de Fredericapolder een nauwe
samenwerking is ontstaan.
Het Koninklijk Kweekbedrijf en Zaadhandel D.
J. van der Have heeft zijn selectie-bedrijf naar de
Fredericapolder overgebracht en daar een labo
ratorium gesticht. Jaarlijks wordt eén belangrijke
oppervlakte beschikbaar gesteld voor de proef
velden dezer onderneming, terwijl de Frederica
polder als vermeerderaar voor de firma Van der
Have optreedt.
Tenslotte nog iets over deze polder en het ver
enigingsleven. Natuurlijk is de Fredericapolder
lid der Z. L. M. Dat de Fredericapolder sinds de
oprichting lid is van de Coöperatieve Suikerfabriek
en Raffinaderij Dinteloord en alle bieten aan deze
coöperatie levert, spreekt haast vanzelf, wanneer
men bedenkt dat Walter Kakebeeke, mijn voorgan
ger als beheerder, oprichter en bijna van het begin
af voorzitter van Dinteloord is geweest.
De gewassen zijn tegen hagelschade verzekerd
bij de Zuid-Bevelandse Onderlinge Verzekerings
maatschappij tegen Hagelschade. Een groot ge
deelte van de kunstmeststoffen wordt betrokken
van de Coöperatieve Zeeuwsche Aan- en Verkoop
vereniging te Wemeldinge, die ook voor een be
langrijk deel de verkoop der producten verzorgt.
Ook neemt de Fredericapolder deel in de Heng-
stenvereniging Zuid-Beveland. Met de paarden
fokkerij was het vroeger zo, dat de Fredericapolder
en de Bathpolders samenwerkten door het gemeen
schappelijk houden van een hengst. Eén van de
bekendste daarvan is geweest de hengst Avenir,
de grootvader van de vroegere kampioen van
Nederland Castor. De Fredericapolder heeft menig
goed fokproduct afgeleverd. Toen de Zuid-Beve-
landse Hengstenvereniging haar vleugels wijder
wilde gaan uitslaan, hebben de Bathpolders en de
Fredericapolder hun samenwerking verbroken en
zich aangesloten bij deze vereniging. Ik meen, dat
dat juist geweest is in de tijd dat de bekende Cer
tain van Lamswaarde werd aangekocht.
Door de ontwikkeling van de mechanisatie is de
paardenfokkerij in de Fredericapolder sterk op de
achtergrond geraakt.
Uit wat ik hierboven schreef over de Frederica
polder en het verenigingsleven in de landbouw,
blijkt dat deze onderneming zich daarvan niet af
zijdig heeft gehouden. Integendeel: ik geloof te
mogen zeggen al moge dat misschien wat onbe
scheiden klinken dat de leiders van de Frede
ricapolder als beheerders van een groot landbouw
bedrijf hun taak op juiste wijze hebben verstaan;
zij hebben medegeleefd met hetgeen zich op land-
bouw-organisatorisch gebied ontwikkelde, daaraan
steun gegeven en daar, waar dat gewenst en mo
gelijk bleek, medegewerkt aan het leiding geven
aan min of meer belangrijke instellingen, die zich
op dit terrein ontwikkelden.
Bij het schrijven van een artikel als het boven
staande, komen natuurlijk allerlei herinneringen
van persoonlijken aard naar boven. Bij mij leeft
nog sterk de herinnering aan het einde van 1916,
toen ik na mijn studie in Wageningen naar Zeeland
kwam. Mijn eerste werk was toen om samen met
de toenmalige bedrijfsleiders L. van de Voorde en
P. Bonte de zaailijst voor 1917 vast te stellen. Wat
een moeite heeft mij dat, onder het wakend oog
van Walter Kakebeeke, gekost en hoeveel heb ik
toen en ook in de jaren, die daarop volgden niet
van hen geleerd!
Ik kwam zo langzamerhand thuis in de bedrijfs
voering van de polder en hoe langer hoe meer liet
mijn oom het beheer aan mij over, omdat hij door
andere zaken in beslag genomen werd.
Zo is het ook mij vergaan. Met de directe lei
ding van de polder kan ik mij tot mijn spijt niet
veel meer bezighouden. Ook ik heb naast mij
gekregen een adjunct-directeur, de heer J. M.
Kakebeeke, die mijn vroegere functie heeft over
genomen. In de plaats van de vroegere bedrijfs
leiders, aan wie ik zo goede herinneringen bewaar,
zijn gekomen A. David en B. Bonte, de zoon van
zijn voorganger.
Maar ondanks deze wijzigingen is gebleven de
goede verstandhouding tussen de directeur, zijn
plaatsvervanger en de beide bedrijfsleiders, die
een zo belangrijke taak hebben te vervullen en op
wie een zo grote verantwoordelijkheid rust. Het
is mede aan deze goede verstandhouding en samen
werking te danken, dat de Fredericapolder een
landbouwbedrijf is, waarvan de bedrijfsresultaten
de toets der vergelijking met andere soortgelijke
bedrijven goed kunnen doorstaan.
Wanneer gij in de komende Z. L. M.-dagen de
honderdjarige Fredericapolder bezoekt, dan zult U
er zich van kunnen overtuigen dat de daar geves
tigde landbouwbedrijven, dank zij de vruchtbaar
heid van de bodem, dank zij de mooie verkaveling,
dank zij de goede ontwatering behoren tot de mooi
ste bedrijven van onze provincie.
J. M. VAN BOMMEL VAN VLOTEN.